Vocabulario: Caminos U10 Flashcards
Dansen
bailar
schilderen
pintar
domino spelen
jugar al dominó
kaarten (spelen)
jugar a las cartas
Een instrument (be)spelen
tocar un instrumento
tijdschrift
la revista
voetbalwedstrijd
el partido de fútbol
Wat zijn ze aan het doen?
¿Qué están haciendo?
Zet
Pongo
Bijhorend, bijpassend
correspondiente
eerste verdieping links
1e izda (izquierda)
tweede verdieping rechts
2e dcha. (derecha)
een minuut (lang)
durante un minuto
sluit
cierre
zich herinneren
recordar
opmerken
notar
tegenwoordig deelwoord
el gerundio
saxofoon
el saxofón
bespreken, discussiëren
discutir
liefdesbrief
la carta de amor
eerste verdieping
el primero
tweede verdieping
el segundo
derde verdieping
el tercero
vierde verdieping
el cuarto
vijfde verdieping
el quinto
eerste verdieping rechts
el primer piso de la derecha, el primero derecha
fout, onjuist
falso/-a
corrigeer
corrija
maar
sino
zoek
busquen
limonade
la limonada
Telefoneren, bellen
hablar por teléfono
Hallo?
¿Diga?
Is Carmen er?
¿Está Carmen?
Luister
oye
afspreken
Quedar
Voorstellen
Proponer
Aannemen
aceptar
afwijzen
rechazar
zin hebben in/om
tener ganas de
met mij
conmigo
met jou
contigo
wandelen, trekken
hacer senderismo
zwembad
la piscina
vanavond, vannacht
esta noche
aanstaande donderdag
el próximo jueves
de komende dagen
uno de estos días
Agenda
la agenda
helpen
ayudar
brengen
llevar
elektricien
el/la electricista
vastleggen
fijar
afspraak
la cita
er zijn nog maar een paar kaarten
quedan pocas entradas
over zijn / blijven
quedar
presenteren
presentar
plannen
planear
(op)bellen
llamar (por teléfono)
Hij/zij is in gesprek
está comunicando
zich vergissen in het nummer
equivocarse de número
zich vergissen
equivocarse
antwoordapparaat
el contestador automático
een bericht achterlaten
dejar un mensaje