Vocabulaire 2 Flashcards
1
Q
Trouw
A
Fidelity, loyalty
Faithful
2
Q
Inademen
A
Breath in
3
Q
Uitademen
A
Breath out
4
Q
De adem
A
Breath
5
Q
De inademing
A
The inhalation
6
Q
De uitademing
A
The exhalation
7
Q
De uitvinding
A
The invention
8
Q
Uitvinden (vond uit, uitgevonden)
A
Invent
9
Q
Gespannen
A
Tense
Tense, nervous
10
Q
het aandachtspunt
A
Point of (special) interest
11
Q
De schoonheid
A
Beauty
12
Q
Verminderen/de vermindering
A
Decrease, reduce
Decrease, reduction
13
Q
zich iets voor de geest halen/de geest
A
Remember something
The ghost
14
Q
Waarnemen/nam waar, waargenomen/ de waarneming
A
Replace (temporarily), fill in, take over (temporarily)
Observation l, perception
15
Q
Verrassen/de verrassing
A
(Take by) surprise; caught in; be startled; be taken aback
surprise