Vocabulaire 5 Flashcards
1
Q
hoop
A
hope
2
Q
verdelen/de verdeling
A
distribution// divide, split, share
3
Q
gelijkwaardig
A
similarly
4
Q
ontkomen (aan) (ontkwam, is ontkomen)
A
escape
5
Q
klussen/het klusje
A
odd jobs
6
Q
zielig
A
pathetic
7
Q
versieren/de versiering
A
to decorate
8
Q
uitgaan van (ging uit van, is uitgegaan van)
A
assume
9
Q
pittig
A
spicy
10
Q
moeizaam
A
laboriously
11
Q
de opvang/opvangen (ving op, opgevangen)
A
the daycare
12
Q
met name
A
in particular
13
Q
het aandeel
A
the share
14
Q
opmaken (uit), (zich)
A
deduce from
15
Q
de gunst
A
the favor