vocabulaire 1A f-n Flashcards
accueillir
verwelkomen
l’émission
de uitzending
discuter
praten over
se battre
vechten
ressembler à
lijken op
l’adversaire
de tegenstander
accompagner de
begeleiden met
utiliser
gebruiken
se faire mal
zich bezeren
l’essai
de poging
le physique
het uiterlijk
inventer
uitvinden
la persévérance
doorzettingsvermogen
l’avenir
de toekomst
le rêve
de droom
avoir de la chance
geluk hebben
réussir à
slagen in
grâce à
dankzij
une fois…
eenmaal…
quand même
toch
parfois
soms
chaque fois
elke keer
participer à
deelnemen aan
gérer
managen
arriver à
lukken
épuisé
uitgeput
par rapport à
ten opzichte van
à nouveau
opnieuw
comme
aangezien
être obligé de
verplicht zijn
s’éclater
uit zijn dak gaan
consacrer du temps à
tijd besteden aan
oublier
vergeten
venir de
zojuist
craindre
vrezen