Voca C 80 Flashcards
1
Q
Hoi, spreek je frans?
A
Salut, tu parles Francais?
2
Q
Ja, ik spreek een beetje frans.
A
Oui, je parle un peu francais.
3
Q
Hoe heet je?
A
Comment tu t’appelles?
4
Q
Ik heet Joshua
A
Je m’appelle Joshua
5
Q
Sorry? Kun je je naam spellen?
A
Pardon? Tu peux epeler ton nom
6
Q
Joshua: J-O-S-H-U-A
A
Joshua: J-O-S-H-U-A
7
Q
waar kom je vandaan?
A
Tu viens d’ou
8
Q
Ik kom uit Breda. Dat is in Nederland.
A
Je viens de Breda. C’est aux Pays-bas
9
Q
Wanneer ga je weg?
A
Tu pars quand?
10
Q
Ik ga over twee weken weg.
A
Je pars dans deux semaines
11
Q
Gaan we morgen naar het zwembad?
A
On va a la piscine demain?
12
Q
Ja, hoe laat zien we elkaar?
A
Oui, on se voit a quelle heure?
13
Q
Om 10 uur?
A
A dix heures?
14
Q
Ok! Tot morgen
A
D’accord! A demain!