e f d Flashcards
1
Q
ontspannend
A
relaxant
2
Q
boeiend
A
passionnant
3
Q
vermakelijk
A
amusant
4
Q
dat bevalt me
A
ca me plait
5
Q
dat maakt me gek
A
ca me rend fou
6
Q
irritant
A
enervante
7
Q
waardeloos
A
nul
8
Q
afgrijselijk
A
affreux
9
Q
op iemand passen
A
garder
10
Q
de hond uitlaten
A
sortir le chien
11
Q
mijn kamer opruimen
A
ranger ma chambre
12
Q
zingen
A
chanter
13
Q
actief zijn
A
etre actif
14
Q
sportief zijn
A
etre sportif
15
Q
creatief zijn
A
etre creatif
16
Q
muzikaal zijn
A
avoir l’oreille musicale
17
Q
in het noorden
A
au nord
18
Q
in het oosten
A
a l’est
19
Q
in het zuiden
A
au sud
20
Q
in het westen
A
a louest
21
Q
zwaar
A
lourd
22
Q
licht
A
leger
23
Q
arm
A
pauvre
24
Q
rijk
A
riche
25
warm
chaud
26
koud
froid
27
in de lente
au printemps
28
in de zomer
en ete
29
in de herfst
en automne
30
in de winter
en hiver
31
hij weegt
il pese
32
dat werkt
ca marche
33
het verschil
la difference
34
verlegen
timide
35
het kind
l'enfant
36
de volwassene
l'adulte
37
de scheidsrechter
l'arbitre
38
de bron
la souce
39
de wedstrijd
le concours
40
ophangen
accrocher
41
hij zit
il est assis
42
zitten
s'asseoir
43
breid zijn om
etre pret a
44
ophalen
chercher
45
wat vind je leuk om te doen
qu est ce que tu aimes faire
46
ik vind het leuk om te sporten
jaime faire du sport
47
ik vind hetleuk om naar de bioscoop te gaan
jaime aller au cinema
48
waarom vind je dat leuk
pourquoi tu aimes ca
49
omdat ik graag buiten ben
parce que jaime etre dehors
50
omdat het super is
parce que cest super
51
omdat ik sportief ben
parce que je suis sportief
52
wat vind je niet leuk om te doen
qu est ce que tu naimes pas faire
53
