voc. p. 58-61 Flashcards
een blindengeleidehond
a guide dog
slechtzienden (3)
-visually impaired people
-partially sighted people
-people with vision impairment
obstakels omzeilen
to navigate around obstacles
een botsing vermijden
to avoid a collision
een ingang of een uitgang vinden
to find an entrance or an exit
een lege stoel
an empty seat
een vrije plaats
an unoccupied area
stoppen
to halt
stoepranden, tredes of trappen aangeven
to indicate curbs, steps or stairs
een signaalhond
a hearing dog
slechthorende (3)
-people with hearing impairment
-hard of hearing people
-people with hearing impairment
(iemand) voor bepaalde geluiden waarschuwen
to alert (someone) to specific sounds
in aanmerking komen als assistentiedier
to qualify as an assistance animal
een geleidehond
a service dog
mensen met een handicap
people with disabilities
mensen in een rolstoel
people in a wheelchair
mensen met mobiliteitsproblemen
people with mobility issues
zakken dragen
to carry bags
voorwerpen halen
to retrieve objects
buiten iemands bereik
out of someone’s reach
lades openen en sluiten
to open or shut drawers
een drankje halen
to fetch a beverage
sleuren
to lug something (heavy)
een zware mand
a heavy basket
gefocused<->verstrooid
focused<->distracted
focus<->verstrooiing, afleiding
focus<->distraction
onbewust, niets vermoedend
unaware
zonder besef
unawareness
gemakkelijk (af te richten)
easy (to train)
gemak (om af te richten)
ease (of training)
ongehoorzaam
disobedient
ongehoorzaamheid
disobedience
zelfverzekerd
confident
vertrouwen
confidence
bezorgd, ongerust
anxious
angst, ongerustheid
anxiety
angstig
fearful/ frightened
angst
fear, fright
onoverwinnelijk
invincible
onwetend
ignorant
onwetendheid
ignorance
lief
affectionate
genegenheid
affection
trouw
loyal
loyaliteit, trouw
loyalty
tot mensen aangetrokken
drawn to humans