VO week 6 Flashcards

1
Q

Door welk hormoon wordt de vorming van vetzuren uit glucose aangestuurd? Wanneer treedt deze vorming vooral plaats?

A

Insuline. Eerst wordt er glycogeen geproduceerd vanuit glucose, bij overtollig glucose zal er vetzuursynthese optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt glucose in de spier uiteindelijk voor gebruikt?
En in vetweefsel?

A

Spier: ATP
Vet: ATP en TG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De drijvende kracht voor de opname van glucose in de lever is de concentratiegradiënt, hoe wordt deze gradiënt gecreëerd?

A

Door de omzetting van glucose naar glucose-6-fosfaat in de lever, dit zorgt voor het wegvangen van glucose in de lever waardoor de extracellulaire concentratie hoger is dan de intracellulaire concentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom wordt vet vanuit de darm naar de spier als chylomicron vervoerd?

A

Chylomicronen gaan via de lymfe, zo kan het vet de lever overslaan om zo vervetting en stapeling in de lever te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het nut van LPL?

A

LPL zorgt voor opname van vetzuren in de spier en vetcellen door VLDL en chylomicronen af te breken naar FFA die de cel in opgenomen kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke 3 manieren stimuleert insuline de vetzuuropname?

A
  1. Bevordering glucose -> glucose-6-fosfaat. (Glut-4 expressie)
  2. Stimuleert LPL (LPL expressie)
  3. HSL remming (breekt vetzuren af, daar remming van)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke vormen komt het meeste aanbod van vetzuur aan de lever voor?

A

Als IDL en remnants uit spieren en vetweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het nut van VLDL?

A

VLDL verdeelt vet naar vetweefsel en verdeelt cholesterol over de circulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er met triglyceriden die gevormd worden in de lever?

A
  1. In de spier wordt het als IDL en remnants terug naar de lever getransporteerd
  2. In de lever wordt het als VLDL in de bloedbaan gebracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillende routes die aminozuren volgen nadat ze in de lever aankomen?

A
  1. Eiwitsynthese
  2. Overige aminozuren oxideren in citroenzuurcyclus. (Oxideren van C-skelet en de aminogroep die eraan zit onschadelijk maken door overdracht aan alfa-ketoglutoraat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is er sprake van vetzuursynthese in de lever tijdens well-fed?

A

Door hoog glucose aanbod en hoog acetyl-CoA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt in het vetweefsel voor een gradiënt gezorgd voor de opname van FFA?

A

Door insuline vindt er opname van glucose en vorming van ATP en glycerol-3-fosfaat plaats. Dit zorgt voor het wegvangen van FFA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen GLUT-2 en GLUT-4?

A
  • GLUT-2: Insuline onafhankelijk, maar transport over membraan is insuline afhankelijk
  • GLUT-4: Insuline afhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke vorm bereiken vetzuren uit de lever de spiercel?

A

Als VLDL en ketonlichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden glutamine en alanine gevormd en wat gebeurt er uiteindelijk mee?

A

Glutamine en alanine worden gevormd uit de afbraak van eiwitten in spieren. In de lever worden glutamine en alanine tot glucose omgezet of in de citroenzuurcyclus gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is de glucose opname in de spieren groter dan in de lever tijdens de early-refed fase?

A

Omdat in de lever glucokinase nog niet aanwezig is vanwege het lage insuline, hier is dus amper sprake van een gradiënt en dan zal er in de lever amper glucose opgenomen worden.