Vlieginstructies Flashcards
instruere
instruo, instruxi, instructum: inrichten, opstellen, onderrichten, onderwijzen
natus
nati: de zoon
currere
curro, cucurri, cursum: lopen
ait
hij zegt/ hij zei
monere
moneo, monui, monitum: waarschuwen
unda
undae: de golf
ignis
ignis: het vuur
uterque,
utraque, utrumque: elk van beiden
volare
volo, volavi, volatum: vliegen
iubere
iubeo, iussi, iussum: bevelen
dux
ducis: leider
carpere
carpo, carpsi, carptum: plukken
carpere viam
: de weg afleggen
tradere
trado, tradidi, traditum: overdragen, overleveren
ala
alae: de vleugel
opus
operis: werk, inspanning
patrius
patria, patrium: vaderlijk
iterum
(bijwoord): opnieuw
ante
(bijwoord): eerder, vroeger
comes
comitis: begeleider, metgezel
timere
timeo, timui, -: vrezen
velut
(bijwoord): zoals
tener
tenera, tenerum: teer, week, fijn, jong
proles
prolis(vr.): nakomeling, kind, kroost
aer
aeris: lucht
hortari
hortor, hortatus sum: aansporen
sequi
sequor, secutus sum: volgen