dolfijn tekst Flashcards
1
Q
quidam
A
quaedam, quoddam: een zekere (onbepaald vnw.)
2
Q
ceterus
A
cetera, ceterum: ander overig
3
Q
ulterior
A
ulterior, ulterius(gen.: ulterioris): aan de overkant, verder
4
Q
tendere
A
tendo, tetendi, tensum/tentum: spannen, streven naar, gaan naar
5
Q
nunc
A
nu
6
Q
nunc…….nunc
A
nu eens…..dan weer
7
Q
sequi
A
sequor, secutus sum: volgen
8
Q
postremo
A
ten slotte (bijwoord)
9
Q
iterum
A
opnieuw (bijwoord)
10
Q
primum
A
eert, ten eerste (bijwoord)
11
Q
flectere
A
flecto, flexi, flexum: buigen
12
Q
litus
A
litoris (o.): (de) kust
13
Q
fama
A
famae: (het) gerucht, (de) roem, (de) reputatie
14
Q
aspicere
A
aspicio, aspexi, aspectum: kijken naar, bekijken
15
Q
posterus
A
postera, posterum: volgend, later