Vetten Flashcards
Wat zijn vetten?
- Triglyceriden (95%)
- Cholesterol
- Fosfolipiden
Wat is in een vetzuur het delta (d) einde? En wat is het omega (n) einde?
Delta einde = het carboxyl einde (COOH groep)
Omega einde = methyl einde (niet de COOH kant)
n-designation: tel vanaf het methyl einde, je wil alleen het nummer van de eerste dubbele binding noemen
d-designation: tel vanaf het carboxyl einde, je wil de nummers van alle dubbele bindingen opsommen
Zie afbeelding
Wat zijn de volgende vetzuren?
1. C16:0
2. C18:0
3. C18:1, n9
4. C18:2, n6
5. C18:3, n3
6. C20:5, n3
7. C22:6, n3
- Palmitic acid
- Stearic acid
- Oleic acid
- Linoleic acid
- Linolenic acid
- EPA (eicosapentaenoic acid)
- DHA (docosahexaenoic acid)
Waarom zijn sommige vetten vloeibaar (oliën) en sommige vast (vetten) op kamertemperatuur?
Een olie heeft onverzadigde bindingen en er geldt: hoe korter de vetzuurketens, hoe meer onverzadigde bindingen, hoe lager de smelttemperatuur. Een vast vet heeft geen onverzadigde bindingen en heeft dus een hogere smelttemperatuur, waardoor die vast is.
Een uitzondering is boter met onverzadigd vet
Wat is hydrogenatie? En welke twee varianten zijn er?
Een proces waarbij onverzadigde vetzuren worden omgezet in verzadigde vetzuren.
1. Volledige hydrogenatie: hierbij worden alle dubbele bindingen omgezet, waardoor verzadigde vetten ontstaan. Dit resulteert in een stevig en stabiel product.
2. Gedeeltelijke hydrogenatie: Niet alle dubbele bindingen worden omgezet, wat kan leiden tot de vorming van transvetzuren, die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid.
Welke soorten essentiële vetzuren zijn er? En welke vetzuren horen daarbij?
- The n-6 fatty acid family (omega 6)
- Linoleic acid
- Arachidonic acid (C20:4) - The n-3 fatty acid family (omega 3)
- Linolenic acid
- EPA
- DHA
Waarom zijn de essentiële vetzuren essentieel?
Omdat zoogdieren geen dubbele bindingen kunnen toevoegen vanaf C10 (als je telt vanaf het carboxyl einde)
Zoogdieren kunnen wel C-atomen toevoegen.
1. Tot wat kan je linoleic acid omzetten?
2. Tot wat kan je linolenic acid omzetten?
- Arachidonic acid (van C18:2, n-6 naar C20:4, n-6)
- EPA (van C18:3, n-3 tot C20:5, n-3)
- Zoogdieren kunnen n-3 niet omzetten naar n-6 of omgekeerd
- C-atoom erbij: dubbele binding erbij
- We kunnen geen n-3 en n-6 vetzuren maken (essentiële vetzuren)
In welke producten vindt je:
1. Linoleic acid
2. Arachidonic acid
3. Linolenic acid
4. EPA
5. DHA
- Plantaardige olie, noten
- Vlees, eieren
- Soyaboon, lijnzaad olie, noten, margarines/eieren verrijkt met n-3
4 en 5. Vette vis, visolie, algenolie
Waaruit bestaat een fosfolipide?
Een diglyceride (2 vetzuurketens), een fosfaatgroep en een simpel organisch molecuul
Ze zijn amfipathisch: hydrofiele kop en hydrofobe staart
Wat is de rol van een fosfolipide?
- Een plasmamembraan vormen
- Emulgator
De belangrijkste sterol die in dierlijk voedsel aanwezig is, is cholesterol. Waar komt dit voor?
In dierlijke producten, niet in plantaardige producten
Wat doen plant sterolen/ stanolen?
Ze kunnen de plek innemen van cholesterol –>ze kunnen binden aan cholesterol-receptoren, maar hebben niet hetzelfde effect –> het cholesterolgehalte in het bloed kan hiermee worden verlaagd (max. 10%)
Waar vindt je verzadigde vetzuren en waar onverzadigde vetzuren?
Verzadigde vetzuren vindt je in dierlijke producten, onverzadigde vetzuren in plantaardige producten
De vertering van vetten vindt plaats in de dunne darm.
1. Waardoor wordt deze vertering geholpen?
2. Welk enzym zorgt voor het grootste deel van de vertering van vetten?
- Door de toevoeging van galzuren (bile acids)
- Pancreas lipase
- Waarom vindt er hydrolyse van triglyceriden plaats?
- Tot wat worden triglyceriden afgebroken door hydrolyse?
- Triglyceriden kunnen niet in z’n geheel worden opgenomen
- Tot één monoglyceride (glycerol en één vetzuur) en twee vrije vetzuren –> er zijn meerdere combinaties mogelijk, maar deze komt het meeste voor
Wat doen galzouten (bile acids)?
Werken als emulgatoren. Ze maken van het vet kleinere stukjes, zodat de pancreas lipase makkelijker bij het vet kan komen
Waar worden galzouten (bile acids) geproduceerd?
In de lever uit cholesterol
Welke hormoon komt vrij als vetten de dunne darm binnen komen, wat de galblaas triggert om samen te trekken, waardoor het z’n inhoudt afgeeft aan de duodenum
Cholocystokinine
Waaruit bestaan micellen?
Uit de vrije vetzuren en de monoglyceriden die zijn ontstaan bij de vertering van triglyceriden
Wat vergemakkelijken de vorming van micellen en helpen daardoor met de vetabsorptie?
Galzouten –> zij zorgen dat ze bij de villi aankomen
Waarvoor zijn micellen nodig?
Voor oplosbaarheid (hebben hydrofobe en hydrofiele zijdes)
De vetzuren en monoglyceriden die deel uitmaken van de micellen worden opgenomen door de enterocyten in de darm. Wat gebeurt hier?
Hier worden ze weer omgezet tot triglyceriden: re-esterfication
De triglyceriden die hierbij gevormd worden, worden ingepakt in chylomicronen (net als cholesterol) –> de chylomicronen vervoeren het vet door het lichaam
Waar worden de chylomicronen afgegeven nadat ze de triglyceriden hebben ingepakt?
Aan de lymfecirculatie in kleine lymfevaten, genaamd lacteals.
Uiteindelijk bereiken ze de bloedcirculatie bij de subclevian vein (ader ter hoogte van de oksel) via de thoracic duct.
Dus, in tegenstelling tot geabsorbeerde aminozuren en glucose, die in de poortader worden opgenomen, reizen geabsorbeerde vetten niet eerst naar de lever.
Wat zijn chylomicronen?
Kleine vetdruppeltjes in een dunne laag van eiwitten om het vet door de bloedbaan te transporteren (ze bestaan voornamelijk uit triglyceriden, maar ook cholesterol)
Het is een lipoproteïne
Waar vindt je chylomicronen?
Alleen tussen de darm en de lever
Welke soorten lipoproteïnen zijn er?
- Chylomicronen
- VLDL
Ze vervoeren triglyceriden
Wat is VLDL?
Een groot deeltje met relatief weinig triglyceriden en cholesterol, wat van de lever naar de weefsels gaat
VLDL wordt gevormd in de lever
Wat is het verschil tussen LDL en HDL?
LDL vervoert cholesterol van de lever naar de weefsels en HDL vervoert cholesterol van de weefsels naar de lever om het daar af te laten breken.
Hoe kleiner de deeltjes, hoe compacter de cholesterol in het deeltje.
LDL is kleiner dan VLDL
LDL en HDL vervoeren alleen cholesterol.