Energiebalans Flashcards

1
Q

Wat is de RMR?

A

De Resting Metabolic Rate. Dit is de hoeveelheid energie die je lichaam in rust verbruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de TEF?

A

De Termic Effect of Food. Dit is de hoeveelheid energie die het lichaam gebruikt om voedsel te verteren, op te nemen, te transporteren en om te zetten in bruikbare stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan het dat er altijd een balans in energie opslag is?

A

Energie wordt altijd eerst opgeslagen en dan vanuit je opslag weer verband. Energie wordt dus niet rechtstreeks verbrand, maar altijd eerst opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een positieve energiebalans?

A

Er gaat meer energie het lichaam in dan eruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een negatief energiebalans?

A

Er gaat minder energie het lichaam in dan eruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

What is hunger?

A

The uncomfortable feeling caused by lack of food that makes people look for food

Er is dan een tekort aan energie. De kans dat wij in deze generatie honger hebben is zeer klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is appetite?

A

The integrated response to the sight, smell, thought or taste of food that triggers eating

Je hebt zin om te eten, maar geen honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de verschillen tussen honger en appetite?

A

Hunger:
1. A physiological reaction
2. Occurs due to certain biological changes in the body (hormonen zullen geactiveerd worden)
3. One need to eat to maintain their energy level

Appetite:
1. A psychological desire to eat
2. Is experiented in the mind
3. Influences certain physical sensations such as salivation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

What is satiation?

A

The feeling of satisfaction and fullness that occurs during a meal and that makes you stop eating. Satiation determines how much food is consumed during a meal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

What is satiety?

A

The feeling of satisfaction that occurs after a meal and inhibits eating until the next meal. Satiety determines how much time passes between meals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soms zitten er in twee maaltijden evenveel calorieën, maar zit je van de ene maaltijd veel langer vol dan van de andere. Hoe kan dat?

A

In de maaltijd waarvan je langer vol zit, zitten waarschijnlijk meer vezels, water en het volume zal groter zijn. Hierdoor wordt overeten voorkomen. De satiety is hier dus groter.

Bij de maaltijd waarvan je minder lang vol zit, is er waarschijnlijk sprake van overeten, omdat je sneller honger krijgt.

De satiation kan voor beide maaltijden wel gelijk zijn!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van een appel ben je langer verzadigd dan val appelsap, doordat er meer vezels inzitten, maar wat is nog meer van belang bij de verzadiging?

A

De structuur van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Naast vezels is er nog een bepaalde voedingsstof die langer het gevoel van verzadiging (satiety) geeft. Welke is dat?

A

Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn eigenschappen van voedingsmiddelen die satiation bevorderen?

A

Ze zijn over het algemeen erg omvangrijk, hebben een hoog water- en vezelgehalte en hebben sterke sensorische eigenschappen. Groenten zijn een uitstekend voorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn eigenschappen van voedingsmiddelen die satiety bevorderen?

A

Ze bevatten veel eiwitten en vezels (vertragen de maaglediging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke factoren bepalen de voedselinname?

A
  1. Sensory factors (hoe ziet iets eruit)
  2. Social factors
  3. Psychological factors
  4. Physiological factors (hormonen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn feedbacksignalen op korte termijn als je hebt gegeten?

A
  1. Uitrekking van de maag
  2. Hormonen van het maag-darm stelsel (geven een signaal af van verzadiging)
  3. Stijging van de bloedsuikerspiegel (insuline neemt toe en remt het hongergevoel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn feedbacksignalen op lange termijn als je hebt gegeten?

A
  1. Leptine wordt vrijgegeven door het vetweefsel
  2. Leptine remt het hongergevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoezo is het lastig voor mensen om af te vallen m.b.t. leptine?

A

Als je afvalt, krimpen je vetcellen, wordt er minder leptine vrijgegeven en krijg je meer honger.

Er geldt ook: hoe meer vetweefsel je hebt, hoe meer leptine wordt afgegeven, hoe minder honger je hebt. Leptine remt namelijk het hongergevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Wat doet ghreline?
  2. Door wat wordt het geproduceerd?
  3. Wanneer wordt ghreline geproduceerd?
  4. Wanneer wordt er geen ghreline meer geproduceerd?
A
  1. Het stimuleert het hongergevoel
  2. Entero-endocriene (G)cellen van de maag
  3. Bij het krimpen van de maag
  4. Als je maag uitrekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Wat doet cholecystokinine?
  2. Door wat wordt cholecystokinine geproduceerd?
A
  1. Het vermindert het hongergevoel, het bereidt voor op vertering en het reguleert de maaglediging
  2. Door de duodenum en jejunum

Cholecystokinine zorgt er ook voor dat de gal galzouten gaat afgeven en het laat weer een voedsel bolus vanuit de maag naar de darm door

22
Q
  1. Wat doen GIP en GLP1?
  2. Waar worden ze geproduceerd?
A
  1. Het vermindert het hongergevoel, doordat de maaglediging wordt vertraagd en er sprake is van insulinesecretie vanuit de pancreas. Het verzadigingsgevoel wordt hierdoor verlengd.
  2. In de dunne darm

Insuline zorgt ook voor een vermindering van het hongergevoel

23
Q
  1. Wat doet leptine?
  2. Door wat wordt leptine geproduceerd?
  3. Wanneer werkt het?
A
  1. Het vermindert het hongergevoel
  2. Door de vetcellen
  3. Op lange termijn

Meer vet geeft meer leptine en dat geeft dus meer verzadiging

24
Q

Wat veroorzaakt een gebrek aan leptine als gevolg van een genetisch defect?

A

Extreme honger en leidt tot massale overvoeding en obesitas

25
Q

Hoezo heeft leptine uit je voedsel weinig invloed?

A

Omdat die hoeveelheid vet in verhouding veel minder is dan je totale lichaamsvet

26
Q

Waar sturen de besproken hormonen hun signalen naartoe?

A

Naar de hypothalamus

27
Q

Wat is de voedselinname in procenten van:
1. Koolhydraten
2. Vetten
3. Eiwitten

A
  1. 30-70% (35% is normaal)
  2. 15-50%
  3. 10-25%
28
Q

Welke verschillende typen energy zijn er en wat zijn hun eigenschappen?

A
  1. Gross energy
    - Alle energie in het voedsel (is niet allemaal beschikbaar voor het lichaam)
    - Wordt bepaald door de hoeveelheid hitte die wordt vrijgegeven bij verbranding te meten met een bomb calorimeter
  2. Digestible energy
    - De hoeveelheid energie is die is opgenomen
    - Deel verloren in de stoelgang is eraf gehaald
    - Dit is afhankelijk van de verteerbaarheid (zie ander kaartje)
  3. Metabolizable energy
    - Hoeveelheid energie die is opgenomen
    - Deel verloren in de urine eraf gehaald –> komt alleen van de eiwitten, niet van vet of koolhydraten, want als die zijn opgenomen in het lichaam is er geen verlies meer aan energie
    - Ongeveer 20% van de energie die aanwezig is in geabsorbeerde aminozuren gaat verloren in de urine, als onderdeel van ureum
    - Wordt gebruikt om energiewaarde van producten te berekenen
  4. Nett energy
    - Resterende energie die wordt opgezet in ATP
    - Na verlies van warmte
    - Het is onmiddellijk beschikbaar om verschillende taken in het lichaam uit te voeren –> physical activity, maintenance and growth
    - Hier reken je niet mee en staat niet op verpakkingen
29
Q

Wat is de verteerbaarheid van:
1. Koolhydraten
2. Vetten
3. Eiwitten

A
  1. 98% (2% verloren in de stoelgang)
  2. 95% (5% verloren in de stoelgang)
  3. 92% (8% verloren in de stoelgang)
30
Q

Welk soort energie wordt gebruikt om energiewaarden van producten te berekenen?

A

De metabolizable energy

31
Q
  1. Wat zijn de atwater factoren?
  2. Hoeveel kJ is 1 kcal?
A
  1. Koolhydraat: 4 kcal/g
    Eiwit: 4 kcal/g
    Vet: 9 kcal/g
  2. 1kcal = 4,18 kJ
32
Q

Hoe reken je gross enery om naar digestible energy en metabolizable energy?

A

Je gebruikt de verteringspercentages van koolhydraten, vetten en eiwitten om naar digestible energy te gaan. De metabolizable energy is voor koolhydraten en vetten hetzelfde als de digestable energy, maar bij eiwitten gaat er nog 20% verloren.

En om van kJ naar kcal te gaan deel je door 4,18

33
Q

Waarvoor wordt de nett energy gebruikt?

A
  1. Maintanance
  2. Physical activity
  3. Growth
34
Q

Hoeveel calorieën per dag gebruik je voor je maintenance?

A

1500 kcal/ dag –> grootste deel van je energie

35
Q

Waaruit bestaat je maintenance?

A
  1. BMR (Basal metabolic rate) (60-70% van onze totale energieverbruik)
  2. Diet induced thermogenesis (10% van de kcal in de maaltijd)
36
Q

Onder welke omstandigheden wordt de BMR berekend?

A
  1. Volledig gevast
  2. Comfortabele temperatuur
  3. Volledig in rust, maar wakker
37
Q

Je kan je BMR berekenen met de Harris-Benedict formula (gegeven op tentamen. Wat bereken je hiermee?

A

Het aantal calorieën die je in rust verbruikt

38
Q

Hoezo hebben mensen met veel spieren een hoger BMR dan mensen met weinig spieren?

A

Als je meer spieren hebt, heb je meer energie nodig

39
Q

Wat is de meest variabele component van het energie verbruik?

A

De fysiekte activiteit –> ongeveer 20 – 40% van het totale energie verbruik, maar kan heel veel meer of minder zijn bij extreem sedentaire of zeer actieve personen

40
Q

Wat is de PAR (Physical Activity Rate)?

A

De PAR geeft aan hoeveel meer energie je gebruikt dan je BMR

PAR = 10 –> 10x meer je BMR nodig
PAR = 4 –> 4x meer je BMR nodig

De PAR is grotendeels onafhankelijk van de lichaamsgrootte.

41
Q

Wat houdt indirecte calorimetrie in?

A

Je meet:

1) De hoeveelheid zuurstof in uitgeademde lucht
2) De hoeveelheid uitgeademde lucht per minuut

om je energieverbruik te meten

42
Q

Hoeveel kcal is 1 L zuurstof?

A

4.8 kcal

43
Q
  1. Wat is de PAL?
  2. Wat kan je ermee?
  3. Hoe bereken je de PAL?
A
  1. PAL = Physical Activity Level
  2. Je kan meten hoeveel keer je je BMR hebt gebruikt over 24 uur
  3. Eerst vermenigvuldig je het aantal uren van een bepaalde activiteit met de energie die het kost (PAR). Deze tel je dan bij elkaar op en deel je door 24 uur
44
Q

Hoe bereken je de totale energieverbruik per dag (van een volwassene)?

A

PAL * BMR

45
Q

Wat is groei?

A

Groei is de nett energy die nodig is om extra weefsel aan te maken

46
Q

Wat is bij groei de rol van:
1. Metabolizable energy
2. Nett energy

A
  1. Metabolizable energy is de energie dat wordt opgeslagen in (nieuwe) weefsels. Dit is in balans en kan opnieuw gebruikt worden
  2. Nett energy is de extra energie die nodig is zodat de groei ook echt gebeurt. Dit kan niet opnieuw gebruikt worden
47
Q

Hoeveel energieopslag is er van:
1. Eiwit
2. Koolhydraat
2. Vet

En hoe worden ze opgeslagen?

A
  1. Eiwitten worden opgeslagen in spieren en andere weefsels. Er is opslag van ~ 36 000 kcal, waarvan slechts 12 000 kcal beschikbaar (vanwege de essentiële rol van eiwitten kan slechts een deel van het eiwit in het lichaam worden afgebroken zonder de functie van organen in gevaar te brengen)
  2. Koolhydraat wordt opgeslagen als glycogeen in lever (~ 350 kcal) en in spieren (~ 1400 kcal)
  3. Vet als triglyceriden in vetweefsel (~ 90 000 kcal)
48
Q

Als je onmiddellijk energie nodig hebt, komt er glycogeen vrij. maar je kan geen marathon lopen op je glycogeenvoorraad. Spierglycogeen is alleen beschikbaar als brandstof lokaal in de spier. Waarvoor worden glycogeenvoorraden in de lever voor gebruikt?

A

Om de bloedsuikerspiegel tussen de maaltijden op peil te houden

49
Q

Waarom vlakt de gewichtstoename af naarmate je zwaarder wordt?

A

Je hebt meer energie nodig (je BMR wordt hoger)

Als je wilt afvallen geldt precies hetzelfde, maar dan andersom

50
Q

Wat zijn de twee kanten van de energiebalans?

A

Aan de ene kant de voedselinname en aan de andere kant de RMR, TEF en fysieke activiteit