Verlichting (18e eeuw) Flashcards

1
Q

Rationalisme

A

Een filosofische stroming waarin de rede de enige of voornaamste bron van kennis is. Werkelijkheid bevat inherente redelijke en logische structuur die vanwege dit feit ook direct door het verstand gelezen kan worden zonder enige tussenkomst van iets anders dan het denken zelf. Dit in tegenstelling tot stelsels die voornamelijk op openbaring of traditie gebaseerd zijn of tot stelsels die de ervaring aanduiden als voornaamste kennisbron (empirisme). Voorbeeld van rationalist: Rene Descartes.

René Descartes (1596-1650) legde, vanuit de uitspraak cogito ergo sum, ‘ik denk dus ik ben’, de volle zwaarte van de menselijke kennis in de ratio, de menselijke geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cogito ergo sum

A

Cogito ergo sum (Ik denk, dus ik ben) is een filosofische stelling van René Descartes, die een belangrijk element werd van de westerse filosofie. Descartes kwam tot zijn stelling in het werk Principia Philosophiae uit 1644. Descartes legde volle zwaarte van de menselijke kennis in de ratio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deductie

A

Redeneringen vanuit onomstotelijke waarheden. Is een methode in de filosofie en in de logica, waarbij een gevolgtrekking wordt gemaakt uit het algemene naar het bijzondere - van de algemene regel (major-premisse) naar de bijzondere regel (minor-premisse) of waar de verzameling van premissen en de negatie van de conclusie inconsistent zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inductie

A

De ons omringende werkelijkheid, de empirie, verschaft ons de eerste mogelijkheid tot kennen.

Dit uitgangspunt leidt tot het empirisme, waarin de zoektocht naar de waarheid moet beginnen bij experimenteel onderzoek. De verschijnselen zoals die zich aandienen, moeten in kaders worden geplaatst om algemene waarheden vast te kunnen stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fysico-theologie

A

Wetenschap die wetenschap en geloof wist te verzoenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ars rethorica is…

A

Leer van de welsprekendheid, waaronder later ook de manier van schrijven werd verstaan die op redelijkheid en overtuiging is gericht.

De wijze waarop een tekst dient te worden opgebouwd krijgt grote aandacht in de retorica. Ideale vorm heeft vijf elementen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ars rethorica bestaat uit (noem 7 elementen)

A
  1. Exordium
  2. Narratio
  3. Propositio
  4. Argumentatio
  5. Peroratio
  6. Elocutio
  7. Decorum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Exordium

A
  • opening
  • heeft als taak toehoorder voor zaak te interesseren (emoties spelen rol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Narratio

A
  • inleiding
  • heeft de functie de zaak voor het publiek zo gunstig mogelijk voor te stellen (emoties spelen rol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Propositio en partitio

A

de stellingname en de indeling van de erop volgende argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Argumentatio

A
  • argumentatie
  • voors en tegens in een overzichtelijke samenstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Peroratio

A

afsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elocutio

A

versiering; hieraan herkende men de kwaliteit van de schrijver. Deze betrof de woorkeus. De zinsopbouw en het gebruik van beeldspraak en stijlfiguren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Decorum

A
  • stijldeugd; de tekst moest van een talig hoge kwaliteit zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reisverhaal

A

prozagenre dat in de verlichting op grote belangstelling kon rekenen.

Men kon wegdromen naar een mogelijke wereld die ergens ver weg zou kunnen bestaan zonder de gebreken van de eigen maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Utopie

A
  • naam van het genre waarin een ideale samenleving wordt beschreven.
  • Spiegelfunctie is belangrijk.
  • Door middel van het beschrijven van andere mogelijkheden worden de fouten van de eigen maatschappij aan de kaak gesteld en wordt er gezocht naar andere leefvormen.
17
Q

Robinsonade

A

subgenre van de utopie.

18
Q

Pornografische roman

A

verhalen met een erotisch karakter. Romans die zich voornamelijk focussen op de lichamelijke liefde met seksuele stimulatie als doel.

19
Q

Spectatoriale geschriften

A

in deze geschriften gaat het erom morele waarden te formuleren voor een breed publiek.

20
Q

Briefroman

A

Auteur schrijft niet vanuit het perspectief van één hoofdpersonage, maar verschillenden gerepresenteerd door de brieven die zij schrijven.

21
Q

Spectator

A
  • opkomst rond 1730
  • kenmerkend voor de periode van de Verlichting.
  • Spectatoriale geschriften spoorden Nederlandse burgers aan om na te denken over maatschappelijke verschijnselen en misstanden, en de juiste keuzes te maken in hun leven (morele waarden voor een breed publiek).
  • Favoriete onderwerpen: keuze juiste huwelijkspartner en waarde sensibiliteit als karaktereigenschap voor vrouwen én mannen.
  • het gevoel als leidraad bij belangrijke momenten in het leven.
  • Spectator = ongehuwde, ontwikkelde burgerman van middelbare leeftijd, die zich enigszins buiten de samenleving opstelde en frequent vaak in de vorm van verzonnen brieven, commentaar leverde op het gedrag van zijn medeburgers en hun sociale, godsdienstige en ethische principes.
  • De beroemdste Nederlandse spectator is Justus van Effen.
22
Q

Wat zegt de voorbeeldtekst over Lindor en Lucinda?

A
  • alleen een man en een vrouw die een overeenstemming van gemoedsneigingen hebben kunnen een goed huwelijk realiseren.
  • kies voor partner met een vergelijkbare deugdzaamheid en sensibiliteit.
  • Lindor en Lucinda: vergelijkbare deugdzaamheid en raken ontroerd door dezelfde brief.
  • De inzichten worden op de lezer overgedragen door middel van een voorbeeld (logos, argumentatio) en vooral door emotionele betrokkenheid bij een herkenbare situatie (pathos). Daartoe maakt de spectator het probleem in het exordium een probleem van iedereen. Het ‘bewegen’ (moveren) van de lezer staat centraal.
  • In Lindor zien we de Verlichting terug. Hij is een herkenbaar personage, dat onderzoekend en afwachtend is ten opzichte van Lucinda. Hij neemt haar eerst waar (empirie). Gevoel boven ratio.
23
Q

Spectators over volkskarakters

A

Nationale verschillen worden verklaard vanuit natuurlijke en zedelijke oorzaken. De natuurlijke oorzaken betreffen luchtgesteldheid en vochtigheid van de streek waarin men woont. Deze factoren bepalen de kleur, arbeidzaamheid, levendigheid, et cetera van mensen.

Nederlanders zijn door de redelijk koude lucht waarin zij verkeren een wakker, oorlogszuchtig, arbeidzaam, sterk en welgemaakt volk;

de Zuid-Amerikanen zijn door de hitte verzwakt en daardoor zonder driften.

De Fransen, Italianen en Grieken leven in de meest gematigde luchtstreek en zijn daardoor het meest levendig, geestig en driftig.

De manier waarop mensen leven is ook een belangrijke oorzaak, die als half natuurlijk en half zedelijk wordt voorgesteld. De manier van leven formeert namelijk iemands karakter. De zedelijke oorzaken betreffen de activiteiten waarmee een volk zich in zijn onderhoud voorziet, zoals handel, godsdienstigheid en wetten (vrijheid)..

In de late achttiende eeuw wil men de wereld onderzoeken. Hierdoor krijgen nationale verschillen en karakteristieken (opnieuw) de aandacht. Culturen en hun eigenaardigheden worden verklaard vanuit de natuurwetenschap. Het zoeken naar saamhorigheid binnen een volk is al een kleine opstap naar de negentiende eeuw.

24
Q

Kinderliteratuur

A
  • vanaf circa 1750 wordt het kind ‘ontdekt’ als een afzonderlijke categorie die anders moet worden behandeld dan als een miniatuurvolwassene.
  • Het kind kon en moest worden gevormd tot een verantwoordelijk lid van de samenleving.
  • Literatuur voor kinderen kon in dit opvoedingsproces een rol spelen.
  • In verlichting werd ontwikkeling van kind belangrijk, zodat een kritisch, deugdzaam, onderzoekend mens kwam.
  • John Locke was belangrijk voor dit denkbeeld.
  • Tabula rasa: kind = ongeschreven blad. Zijn ervaringen zullen zijn ontwikkeling bepalen. Idee van nurture. Je moest het kind al spelend leren.
  • Kinderen moesten hun lessen goed te leren (De perzik), te bidden tot God (Het kinderlijk geluk) en te gehoorzamen aan ouders (De pruimeboom).
25
Q

De pruimenboom, Van Alphen

A
  • 1779
  • verlichte ideeën: hij maakt zelf afwegingen en maakt op basis daarvan de (juiste) beslissing.
  • Stapsgewijs redenerend tot goede keuze komen.
  • Vader grijpt niet in als hij zijn zoon ziet staan, hij blijft van afstand staan kijken en beloont juist gedrag.
  • Niet sturen, maar het goede belonen.
  • Geschreven vanuit het kind, in eigen taal.
  • Leren van buiten, van de natuur.
26
Q

Genderaspect:

A
  • meisjes zijn binnen, jongens buiten.
  • Meisjes samen met moeder, jongens met vader.
  • Wel ontwikkelen, maar meisjes binnen de meisjesrol en jongens binnen de jongensrol.
27
Q

Rousseau

A
  • (verlichte pedagoog)
  • zette zich af tegen het achttiende-eeuwse idee van ‘lessen leren’ door kinderen.
  • is zinloos om kinderen vol te stoppen met feitenkennis, omdat zij het nut en de reikwijdte daarvan nog niet inzien.
  • Iedere vorm van dwang is uit den boze; in plaats daarvan moeten volwassenen kinderen hun gang laten gaan, opdat het kind met vallen en opstaan vanzelf het stilzwijgend gegeven voorbeeld van zijn opvoeder zal volgen.
  • In Émile toont Rousseau het nut van educatie die ver van de beschaafde (bedorven) wereld, in een natuurlijke omgeving plaatsvindt.
  • Robinson Crusoë speelt ook in zo’n (leer)omgeving, dus wel bruikbaar kinderboek. vandaar dat Rousseau dit empirische boek wel een bruikbaar kinderboek vond.
28
Q

Wat zijn de uitgangspunten van Van Gemert

A
  • Verschil met functionalistische benaderingen.
  • Ze kijkt naar de teksten zelf.
  • Ze plaatst de teksten in een traditioneel petrarkische context.
  • Ze leest neutraal en letterlijk.
  • Ze haalt er onderzoek bij uit deze tijd over homo-erotische relaties in vroegere eeuwen.
  • Ze plaatst de gedichten in een kader, maar waarschuwt niet te vlug invalshoeken uit te sluiten.
  • Ze zet meerdere interpretaties en leeswijzen tegenover elkaar.
  • Gaat niet op zoek naar de interpretatie in die tijd, plaatst de tekst niet in die tijd. Het gaat om wat we nu lezen, niet om hoe het bedoeld is.
  • Semiotiek: de relatie tussen woorden (betekenaars) en hun betekenis is geen natuurlijk gegeven, maar het product van tradities en conventies.
  • Radicaal, daarom alleen naar de woorden kijken bij betekenis zoeken van tekst.
  • Connotatie en denotatie. Denotatie is letterlijke betekenis, connotatie wat je erin kunt lezen = waardeoordeel. (Verheerlijken).
29
Q

Geljon: twee aanpakken in literatuurgeschiedenis op school

A

Historisch-sociologisch: de historiciteit van de tekst benadrukken door het historisch kader aan te geven waarbinnen de tekst functioneerde. Men wil het leven tonen als veraf en in contrast met het nu.

Actualiserend: men gaat er vanuit dat historische teksten thema’s bevatten die ook voor het heden nog reëel en actueel zijn. De historische context is minder belangrijk.

Filosofen staan aan de bakermat van wat wij de verlichting noemen. De radicale verlichting vond plaats in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Spinoza: geen verschil tussen mens en god. Wij als mens kunnen geen unieke positie innemen, hij trekt de positie van God in twijfel. Pornografische romans springen daarop in. Eros idee: als ons handelen wordt alleen door lusten gestuurd. Er is geen God meer die ons handelen kan beperken.

30
Q

1781: Economische liedjes Wolff en Deken:

A
  • bijdrage aan de ontwikkeling van Nederland.
  • Situatie in Nederland verslechtert.
  • Oorlog met Engeland.
  • Centrale idee: we kunnen Nederland verder helpen als we allemaal onze eigen verantwoordelijkheid, eigen taak op ons nemen.
  • Ultieme samenwerking. Taak van Wolff en Deken is schrijven.
  • Inleiding Burgerhart: angst voor overspoelen van de markt door vertaalde romans. Men moest volgens het voorwoord eigen literatuur maken, dat was beter voor de lezers.
  • Past bij de verlichting, want je kan allerlei mensen aan het woord laten, verschillende perspectieven en van verschillende visies leren.
  • Introspectie: je kunt onderdeel worden van de wereld en daardoor als een spiegel op jezelf reflecteren. Voorbeeld van hoe je jezelf moet ontwikkelen. Uit het leven gegrepen, waardoor het empirische oefening is.