Renaissance - 17e eeuw Flashcards

1
Q

Wat is humanisme?

A
  • Kreeg omstreeks 1500 een erkende plaats in de samenleving.
  • Oriënteert zich op de klassieke oudheid (Griekse en Latijnse) – vormde voor hen de toegang tot de geleerdheid, eruditie (belezenheid) en wijsheid.
  • ‘umaniste’: leraar of student van de antieke letteren’
  • ‘ad-fontes’-ideaal: terug naar de originele bronnen, kijken met een kritische blik; wat staat er nou echt?
  • Erasmus is belangrijke vertegenwoordiger – stelde zich de vraag hoe men bewondering voor klassieken kon verbinden met christelijk geloof.
  • Individualisme stond centraal – een christen staat als individu voor God en kan slechts te rade gaan bij zijn eigen geweten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie is de belangrijkste vertegenwoordiger van het humanisme?

A

Erasmus (1469-1536) is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het humanisme. Hij werd de woordvoerder van een nieuwe generatie met een nieuw levensgevoel. Erasmus hield zich bezig met de vraag of de antieke beschaving en de wetenschap verbonden zouden kunnen worden met het christelijke geloof. Eigen wetenschappelijk onderzoek bepaalde de waarheid, niet hiërarchie en autoriteit. Dit bracht Erasmus meermaals in conflict met de kerk en de wereldlijke heersers. Individualisme bepaalde Erasmus’ politieke en religieuze keuzes. Erasmus wenste geen politieke grenzen te aanvaarden, hij zag nationale gevoelens voor een vaderland als bedreiging van vrede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Filologie

A
  • De tekstwetenschap die door vergelijking van verschillende tekstbronnen wil
  • Deze dient uiterst zorgvuldig, zonder vooringenomenheid, te worden bestudeerd.
  • komen tot de meest verantwoorde weergave van de oorspronkelijke tekst.
  • Humanisten pasten dit toe op de Bijbel
  • De toepassing van deze werkwijze op de bijbel leidde tot bittere aanvallen van de kerkelijke zijde, omdat men van oordeel was dat de Bijbel zo als letterkundig werk werd behandeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Achtergronden reformatie

A

Een cruciaal omslagpunt in de kerkelijke geschiedenis die plaatsvond in het begin van de zestiende eeuw. Door de inzichten van godsdienstgeleerden Luther en Calvijn kwam er een keerpunt in de eeuwenlange overwicht van de katholieke kerk. Dit was voornamelijk aan de orde in de noordelijke delen van Europa, waaronder ook (het noorden van) Nederland. De kritiek die op het katholicisme werd geuit kwam voort uit verschillende motieven. Zo vonden sommigen het systeem van aflaten betalen om in de hemel te komen een verwerpelijk fenomeen. Anderen hadden het gemunt op het hiërarchisch systeem dat vanuit Rome werd geleid en waarbij niet het woord van God centraal stond, maar de symboliek. Uit de zucht naar verandering kwam een scheuring binnen de kerk voort. Na een roerige tijd, waarvan de beeldenstorm als het begin gezien kan worden, kwam de protestantse kerk op in de noordelijke Nederlanden. De zuidelijke provincies bleven katholiek en nog steeds is er in Nederland een scheiding waar te nemen tussen het katholieke gedeelte onder de grote rivieren en het meer protestante stuk erboven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Renaissance

A
  • De herleving ‘wedergeboorte’ van de Europese belangstelling voor de Griekse en Romeinse cultuur – grote belangstelling voor klassieke talen - bleek een stimulans voor de ontwikkeling van nationale talen (ook door groeiend nationaal bewustzijn).
  • Deze manifesteerde zich als eerste in Italië.
  • In de renaissance was het sonnet, geïnspireerd door Petrarka, de dichtvorm bij uitstek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mimesis

A

Nabootsing – opvatting Aristoteles: kunst wordt beschouwd als een vorm van ware werkelijkheid – de vraag is hoe de werkelijkheid het meest volkomen kan worden weergegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Translatio – imitatio – aemulatio

A

Drie manieren van omgaan met de klassieken:

  • Het is voor dichters en schrijvers zinvol om hun voorgangers te vertalen, op die manier maakten de kunstenaars zich de eigenschappen van de oorspronkelijke tekst het meest eigen. > Translatio.
  • Op de wijze waarop de klassieke auteur zijn werk had gecreëerd, kon ook de moderne kunstenaar zijn werk vorm en inhoud geven. > Imitatio.
  • De renaissancekunstenaars probeerden hun voorgangers voorbij te streven, zij ontwikkelden een groot gevoel van zelfbewustzijn. > aemulatio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sonnet

A
  • Nieuwe dichtvorm die gedurende de gehele renaissance dé dichtvorm bij uitstek zou worden, geïntroduceerd door Petrarca.
  • Ook wel ‘klinkdicht’ of klinkert genoemd, in een poging om alles te vernederlandsen in deze tijden van taalopbouw. (na 1600)
  • Een sonnet is een gedicht van 14 regels, meestal verdeeld over 2 strofen van 4 regels. (kwatrijnen) en 2 strofen van 3 regels. (terzines)
  • Deze twee delen worden door een wending (volta) tot een oppositie gemaakt.
  • Het rijmschema maakt dat ook duidelijk, hoewel daarmee gevarieerd wordt: abba baab ccd eed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Epigram

A

Een dichtvorm, opmerkelijk in het werk van Huygens. Een korte, op één gedachte toegespitst gedicht. Vaak is er een woordgrapje in verwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klucht

A
  • Een kort, vrolijk toneelstuk over het bonte leven van alledag van gewone mensen, zoals dat eeuwenlang op de markt werd opgevoerd en in de renaissance vaak na een klassieke tragedie op de planken werd gebracht.
  • Bredero is een gewaardeerd dichter die enkele kluchten bedacht, waarin hij aansloot bij de gewone omgangstaal.
  • Vaak worden veel spreekwoorden gebruikt, en wordt aangesloten bij de actualiteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tragedie

A

De tragedie werd gezien als hoogste genre van toneel. Hierin voltrekt zich de geschiedenis van hooggeplaatste personen die voor een onmogelijke morele keuze komen te staan. Er is steeds een droevig eind, maar wel zodanig vormgegeven dat de toeschouwers een geestelijke loutering beleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aristotelische eenheden

A

Elk toneelstuk moest voldoen aan de zogenaamde Aristotelische eenheden.

  • Eenheid van tijd: Het gebeuren op het toneel diende zich binnen 24 uur af te spelen.
  • Eenheid van plaats: Alles moest zich ongeveer op dezelfde plek afspelen.
  • Eenheid van handeling: Toeschouwers mochten niet worden afgeleid van de hoofdhandeling door nevenintriges.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rei

A

Een belangrijk structurerend principe in het op de klassieken geïnspireerde toneelstuk. De rei is het koor uit het Griekse drama, vaak als overgang tussen de bedrijven. Daarin werd, veelal zingend, geformuleerd, wat een toeschouwer uit het voorafgaande bedrijf ter overweging moest nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Catharsis

A

Is een term uit de narratologie die “emotionele zuivering” betekent. Het beschrijft een extreme verandering in emotie die optreedt bij een personage en bij het publiek als gevolg van sterke gevoelens zoals verdriet, angst, medelijden, of zelfs gelach. De Griekse filosoof Aristoteles was de eerste die de louterende werking van catharsis beschreef in zijn werken Poetica en Politika. Hij geloofde dat catharsis mogelijk was door het geloof in lichaam en geest. Dit volgens het prototype van de Griekse mens: zij geloofden in het principe van ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’. In het theater komen geest en lichaam samen wat het dus mogelijk maakt om tot catharsis te komen, samen met de ontvankelijkheid van de toeschouwer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Embleem

A
  • Samenspel van woord en beeld
  • opgebouwd uit een opschrift (motto), prent (pictura) en onderschrift (subscriptio)
  • De plaatjes tonen het leven van alledag in gebruiksvoorwerpen, dieren, planten en bomen en soms ook mensen
  • Metaforische relatie - impliciete vergelijking
  • Het genre is in de zestiende eeuw ontstaan in Italië.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Metaforische relatie

A

Is een impliciete vergelijking op een embleem. Bijvoorbeeld de vrouw met een stuk brandhout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Petrarkistische liefdesemblatiek

A
  • Lijkt oppervlakkige verzameling, maar stoelt op de overtuiging dat in elk onderdeel van de schepping een goddelijke openbaring verborgen is.
  • De visuele waarneming was in de vroegmoderne tijd belangrijk als bron van informatie en als aanleiding tot reflectie.
  • Men meende dat afbeeldingen in emblemen diepere betekenissen bevatten, die met behulp van de teksten boven water gehaald konden worden
  • Spiegelen (meer dan imitatio): de alledaagse werkelijkheid laat een (zwakke) weergave zien van een goddelijk plan. In de gewone dingen kan men lessen vinden voor een goed en godzalig leven.
  • De basis van het humanisme werd in de emblemata op lichtvoetige manier in een mengeling van volksheid en geleerdheid aan een breed publiek voorgelegd.
  • In Nederland heeft dit genre een enorme bloei gekend – grootmeester was Cats (1577-1660) – gebruikte de term sinne-beelden (afbeeldingen met een bepaalde boodschap).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het petrarkisme?

A
  • Renaissancistische liefdespoëzie, vol nerveuze minnaars en stereotiep getekende aanbeden vrouwen
  • volgt qua stijl en beeldspraak van de Italiaanse dichter en humanist Francesco Petrarca (1304-1374).
  • Gaat om het uitdrukken van een algemeen geaccepteerde waarheid. Vaste rolverdeling tussen man en vrouw.
  • Geschreven vanuit mannelijk perspectief, waarin de vrouw steeds vanwege haar grote schoonheid – die op alle manieren beschreven werd – de aanbidding van de dichter verdient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerken van een petrarkistisch gedicht

A
  • Sonnetvorm
    • 14 regels
    • 1 octaaf = twee kwatrijnen (abba abba)
    • 1 sextet = twee terzine
    • Vijfvoetig jambe (in het Nederlands zesvoetig)
    • Volta
  • Zesvoetige jambe
  • Mannelijke liefde lijdt fysiek aan de liefde
  • Liefde is onbeantwoordbaar/vrouwelijke geliefde is onbereikbaar
  • Uiterlijk vrouwelijke geliefde wordt geëerd/geïdealiseerd aan de hand van vaste topoi
  • Gebruik antitheses/paradoxen/tegenstellingen
  • Cupido speelt een rol
  • Liefde: platoonse liefde die niet in werkelijkheid bestaat (geestelijke verwantschap, liefde zonder seks)
  • Minnaar: smachtende, fysiek lijdende man: strijd, pijn, gevangenschap, vuur, boog Cupido/Amor
  • Antitheses/paradoxen: geluk – pijn, leven – dood, licht – donker etc.
  • Geliefde: geïdealiseerde, onbereikbare vrouw met vaste uiterlijke kenmerken (verering uiterlijk)
  • Naamspel: verwijzingen naar de naam van de vrouw
  • Terugdenken aan ontmoeting
  • Dromen komen vaak terug bij Petrarkisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vondel schreef in zijn Aenleidinge der Nederduitsche dichtkunste: ‘De natuur baart de dichter, de kunst voedt hem op.’ Wat betekent dit?

A

Vondel zegt dat kennis van de Kunst cruciaal is om het aangeboren talent van een dichter tot bloei te laten komen. Het woord ‘opvoeden’ laat goed zien dat Vondel het dichten ziet als een leerbaar vak, zoals dat gebruikelijk was in de zeventiende eeuw: een dichter schreef volgens vaste (genre)conventies/regels en volgde (klassieke) voorbeelden en voorgangers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Relatie filologie en reformatie

A

Filologisch werk had verstrekkende gevolgen – de door de kerk geautoriseerde tekst van de Vulgaat (belangrijke Bijbelvertaling het Latijn) was niet meer de enige ware of juiste bron. Er kwamen steeds meer vertalingen.

Uiteenvallen in allerlei geloofsrichtingen – stimuleerde eigen denkkracht en positiekeuze van vele mensen – afbreken autoriteit kerk.

22
Q

Tragikomedie

A

de geschiedenis ontkomt aan droefenis. De komedie is minder verheven en kent een goed einde. In de pastorale gaan ideaal en idylle samen.

23
Q

Weerliicke liefden tot Roose-mond (Justus de Harduwijn, 1613)

A
  • petrarkistisch liefdesgedicht.
  • Geschreven in sonnetvorm.
  • In eerste dertien regels worden kenmerken van het uiterlijk van de vrouwelijk liefde geïdealiseerd en in de laatste regel wordt duidelijk wat die kenmerken bij de mannelijke liefde teweeg brengt: de liefde ‘doet hem duizendmaal per dag sterven en herleven’ (paradoxaal: hij lijdt fysiek onder de liefde.
  • Petrarkistisch kenmerk: liefde is onbeantwoord; de vrouwelijke geliefde is onbereikbaar.
  • Cupido speelt belangrijke rol en worden er veel antitheses en pardoxen gebruikt.
24
Q
A
25
Q

Verschil benadering emblemen Gera/Sneller en Porteman/Smits-Veldt

A
  • Gera en Sneller: schetsen beeld van emblemen als realistische afbeeldingen met een diepere betekenis. Verwijzen naar de ‘sinne-beelden’.
  • Porteman en Smits-Veldt plaatsen de cultuur van de liefdesemblematiek in een commerciële en sociale context, sluit aan bij functionalistische benadering. Daartoe laten zij de ontwikkeling van de liefdesemblematiek van recreatieve bezigheid tot negotie (handelswaar) zien.
26
Q

Gijsbrecht van Aemstel (1637) - Vondel

A
  • In januari 1638 werd schouwburg Amsterdam ingewijd treurspel Gijsbreght van Aemstel.
  • Conflict tussen Gysbreght en zijn vrouw: De vijand staat op het punt het slot te bestormen, en Gysbreght wil zijn gezin en de niet weerbare vluchtelingen onmiddellijk per schip wegsturen. Omdat zijn vrouw Badeloch absoluut weigert haar man, die een gewisse dood tegemoet gaat, te verlaten en zonder hem scheep te gaan, ontwikkelt zich een heftige discussie tussen de echtgenoten, waarin ook de twee kinderen, Adelgund en Veenerick, betrokken zijn.
  • Badeloch vertegenwoordigt de trouwe, liefhebbende echtgenote. De liefde voor haar man is groter dan voor haar kinderen. Badeloch ziet al dat verdediging van de stad niet meer mogelijk is en wil Gijsbreght ervan overtuigen met zijn gezin te vertrekken. Pas als ze echt denkt dat hij niet van gedachte te veranderen is, kondigt ze aan dan maar zonder haar man te vertrekken. Rafaël zegt echter tegen Gijsbreght dat hij zich niet tegen zijn echtgenote moet verzetten. Uiteindelijk is iedereen gered, dankzij haar standvastigheid en trouw.
  • Badeloch vertegenwoordigt de wil van God.
  • Badeloch: Traditionele kenmerken = trouw, emotioneel. Niet traditioneel = ze heeft een duidelijke stem
27
Q

Vondel:

A

handleiding voor beginnende dichters; hoe word je een goede dichter?

‘Natuur baart de dichter, de kunst voedt hem op.

leerling moet zich door de kunst en onderwijs laten vormen. Je moet regels en ambachtelijke kenmerken aanleren. Leren van oude teksten en in werk ook verwijzen naar wat je in huis hebt. Diegenen worden gezien als goede dichter. Het dichterschap werd gezien als ambacht dat geleerd kon worden.

28
Q

De Republiek der Verenigde Nederlanden

A

De Republiek der Verenigde Nederlanden was staatkundige resultaat van een Tachtigjarige Oorlog tegen koning van Spanje.

Officiële begin wordt meestal gesteld op 1579, jaar van de Unie van Utrecht.

29
Q

Aanloop naar Republiek

A

Er ontstond een kritische houding ten aanzien van de eigen leefwereld. Vlaamse en Brabantse steden liepen warm voor staatsrechtelijke en kerkelijke vernieuwingen. De overheden verzetten zich hier sterk tegen. In 1566 begon de beeldenstorm. In 1567 werd de hertog van Alva naar de Nederlanden gestuurd om orde te brengen en eenheid van godsdienst te bevorderen. Dit leidde tot het begin van de tachtigjarige oorlog (1568 – 1648). Willem van Nassau stond achter de opstandelingen. 1648: Vrede van Munster → Het noordelijk deel werd een zelfstandige natie.

30
Q

Unie van Utrecht - religiedebat - onthoofding Van Oldenbarneveldt

A
  • In de Unie van Utrecht werd ‘vrijheid van geweten’ vastgelegd, maar Republiek werd verscheurd door hevig religiedebat tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621).
  • Conflict begon als een theologische discussie, maar kreeg politieke dimensies toen de belangrijkste leiders van de Republiek (stadhouder Maurits en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt) zich in de zaak mengden.
  • Conflict werd beëindigd met de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619), waar de ‘precieze’ contraremonstranten of Gomaristen de ‘rekkelijke’ remonstranten of Arminianen uit de kerk verbanden.
  • Uiteindelijk heeft dit geleid tot de onthoofding van Van Oldenbarnevelt in 1619.
31
Q

Ontwikkelingen in literaire werkenna 1600

A
  • Na 1600 kwamen bovenstaande idealen in de Nederlanden tot volle ontplooiing.
  • Dichters en schrijvers begonnen toen in de eigen taal te schrijven.
  • Belangrijke activiteit hierin was het creëren van Nederlandse woorden.
  • Huygens was één van de dichters die ook in het Nederlands wilde dichten. Hij maakte veel gebruik van het epigram → sneldicht = korte op één gedachte toegespitste gedichten. Zit vaak een woordgrapje in.
32
Q

Cristoffel Plantijn

A
  • boekdrukker (1520-1589):
  • Drukte boeken voor humanisten + Spaanse Koning Filips II.
  • Boekhandel Plantijn in Antwerpen.
33
Q

Metrum

A
  • regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
  • De meest bekende zijn jambe, trochee, spondee, dactylus en anapest.
  • Zo’n eenheid heet een versvoet.
34
Q

nieuwe Bijbelvertaling

A
  • 1618: Synode van Dordrecht besluit tot nieuwe Bijbelvertaling
  • In 1637 wordt eerste exemplaar van de Statenbijbel aan de Staten-Generaal aangeboden.
  • Opzet: nieuwe uniforme en wetenschappelijk verantwoording uit de grondteksten die de onbetrouwbare voorgangers definitief zou vervangen.
35
Q

Literatuur voor de nationale zaak

A
  • teksten hielden de bevolking alert: via pamfletten of onderschriften bij prenten, via liederen of gedichten en via geschiedverhalen.
  • Ook beantwoordden diverse geschiedschrijvers aan de behoefte aan kennis van het recente verleden waarin de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was gevormd.
  • In de Spaans gebleven Nederlanden gebruikte men nagenoeg dezelfde genres, daar vormden trouw aan de koning en aan het katholieke geloof de bindende elementen.
36
Q

Geuzenliederen

A
  • bezingen Oranjes (Willem) politiek en oorlogvoering
  • Maanden de verdrukte gelovigen aan tot eensgezindheid en vastberadenheid en riepen op tot daadwerkelijk verzet.
  • Katholieke hypocrisie en de Spaanse wandaden worden breed uitgemeten, als argument voor de juistheid van het bewapend verzet en als propaganda voor de Hervorming.
  • Bevatte vaak ook een kroniekachtige vertelling waarin nieuws over de actuele gebeurtenissen werd verspreid.
37
Q

Wilhelmus

A
  • was bekendste geuzenlied, fungeerde als strijdlied voor de prinsgezinden.
  • rond 1570 geschreven, schrijver onduidelijk, sommigen denken Marnix.
  • Geuzen: mensen die onder Willem van Oranje in opstand kwamen.
  • Geuzen is eigenlijk scheldwoord (bedelaar).
  • Doel: lied voor de strijders zelf, wij staan sterk. Je kan je met W. Van Oranje identificeren + informeren over veldslagen, over hoe het ging met de oorlog. Werd daarom snel verspreid, snel een pamflet gemaakt om op b.v. de markt te verkopen.
  • Melodie: bestaand (contrafactuur), dan kan iedereen meezingen.
38
Q

Hooft Neederlandsche histoorien (1642)

A

Voor het eerst werden, met historische afstand, oorzaken en gevolgen in de eerste cruciale periode (tot Oranjes dood in 1584) met elkaar verbonden in een stilistisch verzorgd dramatisch geschiedverhaal.

1648: Vrede van Munster. In strijdliederen werd de nadruk gelegd op buitenlandse en binnenlandse eendracht.

39
Q

Effect van vrede van Munster (1648) op literatuur

A
  • n strijdliederen werd de nadruk gelegd op buitenlandse en binnenlandse eendracht.
  • Vondel zag de vrede als een herstel van de oude banden tussen de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden, dit vormde een onderwerp voor zijn werk.
  • Gedichten over vredesvreugde waren buiten Holland gering. Vooral in de Spaanse gewesten was er minder reden tot juichen, wat tot de bevolking niet meteen doordrong.
40
Q

Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt, Vader des Vaderlants, Vondel (1625)

A
  • Vondel koos duidelijk partij.
  • Nadat raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt in 1619 als ‘landverrader’ onthoofd was, beschuldigde Vondel in het toneelstuk juist Oldenbarnevelts tegenstander, prins Maurits, van landverraad.
  • Hij verpakte de boodschap in een allegorisch verhaal [een verhaal met een tweede betekenislaag; de personages en metaforen staan voor personen en gebeurtenissen uit de werkelijkheid] over de Trojaanse oorlog, publiceerde het stuk pas na Maurits’ dood in 1625 én anoniem.
  • Toch werd gauw bekend wie de auteur was. Vondel moest een boete van 300 gulden betalen en het boek werd verboden.
41
Q

Micro- en macrokosmos

A

In de zeventiende eeuw zag men de individuele mens als een kleine wereld (‘microkosmos’), die in samenstelling overeenkwam met de grote kosmos (‘macrokosmos’).

macrokosmos - vier elementen, die correspondeerden met elementen lichaamssappen in de mens. De elementen en lichaamssappen hadden dezelfde eigenschappen.

Als in een mens één van de sappen oververtegenwoordigd is, heeft dat gevolgen voor zijn gemoedstoestand. In een gezond lichaam waren de ‘humeuren’ in evenwicht. Elke mens had een natuurlijke aanleg voor overwicht van één humeur, bij verschillende levensfasen pasten verschillende humeuren.

42
Q

Relatie micro/macrokosmos en liefdesemblemen

A
  • Jonge mensen horen veel gele gal te hebben, zij moeten heet en droog, ofwel onstuimig, wilskrachtig en zelfs wat wreed zijn. De liefdesembleemboeken, met hun mytische voorstellingen van de liefde, wakkerden dat cholerische aan.
  • Liefdesembleemboeken richtten zich vooral op vrouwen, omdat de gedachte was dat vrouwen te weinig gele gal hadden. Liefdesemblemen konden dat verbeteren.
  • Jonge meisjes hebben veel gele gal. Zij zijn onstuimig, op zoek naar opwinding. Dat zullen zij bij een oude, sombere en zwaarmoedige oude man (met veel zwarte gal) niet vinden. De gedachte was dat alleen ‘soort bij soort’ een goed huwelijk opleverde.
43
Q

Literatuur als uitdrukker van religieuze idealen en gevoelens

A
  • Luykens emblemen volgens Gelderblom:
  • Gebruikt technieken om het goddelijke roepen door middel van de zintuigelijke waarneming van de werkelijkheid.
  • Luyken volgt zijn beproefde visuele procédé. Allereerst richt hij het oog op de veelzijdige, maar vergankelijke aspecten van de concrete wereld. Vervolgens wil hij dat de lezer, uitgaande van deze linquenda, verder reikt naar het eeuwige, waarvan het waarneembare slechts een kopie, een schaduw, een afspiegeling is.
  • Laat via zijn emblemen en de tekst zien dat schoonheid vergankelijk is.
  • Gebruikt metaforen.
  • Gebruikt tegenstellingen (uitwendige – inwendige, duisternis – licht).
  • Spiegel in de titel en door toespelingen op spiegels en bespiegelingen in de titelprent en het bijbehorende titelgedicht. Dit boek bevat voorbeelden om na te volgen en te vermijden.
44
Q

Literatuur als sociaal instrument

A

De elite neemt schrijvers en dichters in dienst om over hen te schrijven.

Liedboeken: ook op klein formaat om altijd mee te kunnen nemen. Mensen zongen altijd, overal. Inhoud à liefdesliederen. Favoriete genre voor jongeren, gelovigen en ouderen vonden het verschrikkelijk.

Dagboek: elite hield soort boekhouding bij van ‘sociaal kapitaal’. Om netwerk bij te houden.

Het hoofdstuk ‘De geletterde stad’ van Maarten Prak geeft een beeld van de verschillende functies die literatuur vervulde:

  • Opvoedkundig: voorbeelden geven, mening ontwikkelen, talen leren
  • De standaardtaal meer bekendheid geven: o.a. door uitgave van grammatica/ taalregels. (Want: nieuwe natie moest zich ook door de eigen taal onderscheiden). Kwam vooral van de grond door de statenvertaling.)
  • Ziet kranten en pamfletten niet als literatuur, maar als ‘andere media’ die de echte actualiteit (nieuwsvoorziening) uitdrukten. Zij deden dienst als communicatiemiddel.
45
Q

Literatuur in de wereld

A
  • Literatuur als uitdrukker van religieuze idealen en gevoelens
  • Soms puur calvinistisch of katholiek, maar vaak ook algemeen.
  • Emblemen werden gebruikt om religieuze ideeën uit te te beelden. Afbeeldingen waren niet religieus (suculier).
  • Daarin verschilt embleemtraditie in republiek van die van zuidelijke Nederlanden, daar waren de plaatjes ook religieus. Vanwege de beeldenstorm. De calvinisten waren tegen beelden, religieuze afbeeldingen omdat dat ons afleidde van het echte geloof. Plaatjes van heiligen pasten dus ook niet bij de republiek. Van de protestanten waren de calvinisten hierin het strengst. Via je ogen kon je niet tot kennis komen, dat moest via het woord.
  • Cats maakte emblemen die op drie manieren uit te leggen waren, zodat ze voor verschillende mensen uit te leggen waren: liefde (jongeren), maatschappelijk burgerlijk (volwassenen) en religieus (ouderen).
46
Q

Wat werd gebruikt uit de klassieke traditie?

A

Stof

  • verhalen, thema’s
  • translatio, imitatio, aemulatio

Genres Voorbeeld: tragedie (zie: Aristoteles,Poetica)

  • eenheid van plaats, tijd, handeling
  • vijf bedrijven met reien
  • dramatisch personage
  • eripeteia (beslissende wending-is een term uit de Poëtica van Aristoteles en duidt op de omslag in de omstandigheden der hoofdpersoon in een toneelstuk)
  • agnitio (is een term van Aristoteles die betekent dat een personage inzicht omtrent zijn situatie verkrijgt. Het gevolg is vaak de peripeteia (beslissende wending)
  • katharsis
47
Q

Wie is de embleemvader?

A

humanist Alciato

48
Q

Genrekenmerken en gebruikerscontext van liefdesemblemata

A

Genrekenmerken:

  • Petrarkistische visie op de liefde
  • Cupido als hoofdpersoon
  • Meertalig karakter

Gebruikscontext

  • Leerboek: lessen in de liefde
  • Geschenkboek
  • Gezelschapsboek
  • Afgestemd op een jeugdig publiek
49
Q

contrafactuur

A

lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie

50
Q

Cats: lessen in 3 stappen

A
  • Liefdeslessen
  • Maatschappelijke lessen
  • Religieuze lessen

Eerst in drie afdelingen, maar vanaf 1627 (Zinne -en minnebeelden) door elkaar

51
Q

Kenmerken petrarkisme: minnaar (pop Feike)

A

Minnaar: smachtende, fysiek lijdende man

  • man
  • smachtend
  • fysiek lijdend aan de liefde: strijd, pijn, gevangenschap, vuur,
  • boog Cupido/Amor
  • antitheses/paradoxen:

geluk , pijn, leven, dood, licht, donker, enz

52
Q

Kenmerken geliefde in petrarkistische poezie

A

Geliefde: geïdealiseerde, onbereikbare vrouw -Verering uiterlijk:

  • Ogen als zonnen
  • Wangen als rode rozen
  • Wangen als witte lelies
  • Tanden als pareltjes
  • Koralen lippen
  • Ebbehouten, boogvormige wenkbrauwen
  • Gouden haren om in verstrikt te raken