Middeleeuwen (13e, 14e eeuw) Flashcards

1
Q

Oudnederlands

A
  • Verzameling dialecten die gesproken (en soms geschreven werden)
  • in het taalgebied dat op heden het Nederlands als voertaal heeft
  • in periode tot ongeveer 1100.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middelnederlands

A
  • Verzameling dialecten die gesproken (en soms geschreven werden)
  • in het taalgebied dat op heden het Nederlands als voertaal heeft
  • in periode 1100-1500.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geestelijke letterkunde

A
  • Religie stond centraal. Behoefte om religie door te geven
  • Geloof in Drie-enige God was door kerstening Europa doordrongen en gaf eenheid op religieus gebied.
  • De theologie ontwikkelde zich steeds verder.
  • Doordat men Latijn sprak en schreef waren land- en taalgrenzen geen belemmering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ridderliteratuur

A
  • Naast geloof werd ook ridderwereld inspiratiebron.
  • Spannende verhalen over moed, trouw en liefde.
  • Van oudsher gepositioneerd aan het hof, vaak door rondtrekkende sprekers verteld.
  • Nederlandse teksten zijn vooral vertalingen of bewerkingen van Franse bronnen. Binnen decennia werden veel romans verdietst.
  • Centrale figuren zijn Karel de Grote en koning Arthur.
  • Vaak met epische verdichting (scala aan gebeurtenissen beschreven vanuit optreden van de koning).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeelden ridderliteratuur

A
  • Roelantslied (12e eeuw?)
  • Karel ende Elegast (12e of 13e eeuw?)
  • Moriaen (oorspronkelijk Diets-13e eeuw)
  • Floris ende Blanchefloer (Diederic van Assenede, 13e eeuw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rol ridderwereld in toneelstukken:

A

Vier abele spelen in handschrift van Hulthem (over wereldlijke liefde) (1410) zijn eerste uitingen van wereldlijk ernstig toneel. Het zijn de oudst bekende Nederlandstalige toneelstukken van wereldlijke (niet-geestelijke) aard. Ze dateren van omstreeks 1350 en behoren daarmee ook tot het oudst bekende West-Europese wereldlijke toneel. Ridders spelen grote rol.

  • Van den Winter en van den somer
  • Gloriant
  • Esmoreit
  • Lanseloet van Denemerken.

Alleen laatste stuk haalde drukpers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Burgerlijke literatuur

A

Opkomst steden in 13e eeuw, burgerij begon een factor te worden

De welgestelde kooplieden kregen ook belangstelling voor de kunst en gaven ook opdracht tot het maken ervan.

Zij waren enthousiast over de hoofse cultuur en teksten daaruit werden vaak nagevolgd en aangepast aan de burgerlijke levenswijze en moraal.

Dit is onder andere terug te vinden bij de abele spelen (eerste uitingen van wereldlijk ernstig toneel, Esmoreit). Na deze ernstige spelen werd er vaak ook nog een sotternie gespeeld: een kort wereldlijk toneel met humoristische strekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorbeelden anders soorten teksten van de burgerlijke literatuur

A
  • Ging om het gewenste burgerlijke gedrag
  • niet zelden door te laten zien hoe het niet moest
  • bijvoorbeeld de prozaroman, de schelmenroman en didactische literatuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rol didactiek in burgerlijke literatuur

A
  • Bijna alle middeleeuwse literatuur was didactisch en moraliserend
  • maar in deze tijd ontstond er een vraag van de welgestelde burger naar teksten waarvan hij iets kon leren.
  • De belangrijkste dichter daarvan is Jacob van Maerlant (1230).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jacob van Maerlant

A
  • 1230-1300
  • Geleerd man, gebruikte wetenschappelijke artikelen voor zijn teksten. (Der naturen bloeme)
  • Gelovig man: sterk betrokken bij de strijd om het heilige land. (Vanden landen van den oversee)
  • Bekend met de klassieken. (Alexanders geesten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werken van Jacob van Maerlant

A
  • Debuut Alexanders geesten (ridderverhaal).
  • Spiegel historiael (bundeling van kennis over geschiedenis van mensheid in 90.000 regels)
  • Bijbel in het Diets (Rijmbijbel)
  • Encyclopedie (Der Naturen Bloemen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Artes-literatuur?

A

Alle non-fictionele geschriften met een utilitair, instructief doel, zonder (hoofdzakelijk) een recreatief, esthetisch, religieus of emotioneel doel.

Het is moeilijk om een sluitende definitie te geven van artes-literatuur; het onderscheid met de didactische literatuur is bijvoorbeeld vaag.
Theologische, historische en juridische teksten behoren niet tot de artes-literatuur. Zij hebben al sinds lange tijd een zekere autonomie: theologie, geschiedenis en rechten waren al in de Middeleeuwen zelfstandige wetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is Artes-literatuur onderverdeeld?

A

De artes-literatuur is onderverdeeld naar de drie artes-reeksen:

artes liberales

artes mechanicae

artes magicae.

Binnen de reeks van de artes liberales is een onderscheid te maken in teksten die tot de wetenschappen van het trivium behoren (woordenboeken, glossaria, grammatica’s, spreukenverzamelingen enz.) en teksten die tot de wetenschappen van het quadrivium behoren (bijv. rekenboeken, astrologische werken, kalenders, zanginstructies).

Artes-literatuur die valt onder de reeks van de artes mechanicae zijn teksten over alchemie, bouwkunst, krijgskunde, reizen, handel, kookkunst, tafelmanieren, de jacht enz. Teksten over waarzeggerij, toverij en dergelijke behoren tot de reeks van de artes magicae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grens artes-literatuur en fictionele literatuur

A
  • De grens tussen artes-literatuur en fictionele literatuur is moeilijk aan te geven.
  • Voor Jacob van Maerlant was de realiteit van een aantal monsters en fabeldieren zo groot, dat hij die toch in zijn Der naturen bloeme heeft opgenomen.
  • Evenzeer waren de avonturen van Brandaen voor de middeleeuwse mens realiteit: daarom wordt de Reis van Sinte Brandaen behalve tot de geestelijke epiek ook tot de artes-literatuur gerekend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het boek van Sidrac?

A
  • Vraagbaak: praktische vragen over de wereld worden gesteld en beantwoord:
  • Het boek van Sidrac is een Middelnederlandse vertaling van het Oudfranse Livre de Sidrac.
  • Dit Franse origineel stamt uit de dertiende eeuw, de Nederlandse tegenhanger is in de veertiende eeuw vervaardigd.
  • Het grootste deel van Het boek van Sidrac bestaat uit vragen van Koning Boctus en antwoorden van de wijze Sidrac.
  • In de inleiding wordt de - fictieve - achtergrondgeschiedenis van het werk verteld.
  • Dit verhaal wil duidelijk maken dat de Sidrac niet zomaar een boek is. Het is door God geïnspireerd en geniet zijn bescherming. Hij heeft ervoor gezorgd dat het boek, ondanks alle omzwervingen, niet verloren is gegaan.
  • Voorbeeldvraag: De koning vraagt: Is het beter van vrouwen te houden of is het beter ze te haten?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biblia pauperum

A
  • De boeken der leken (letterlijk: armenbijbel)
  • staat voor afbeelden van verhalen uit de bijbel door schilderijen, gebrandschilderd glas, kapitelen of beelden.
  • Gemaakt om ook gewone mannen en vrouwen te bereiken die geen theologische achtergrond hadden en vaak niet konden lezen.
  • In deze bijbel valt alle aandacht op de afbeeldingen van de Bijbelse geschiedenislessen en is de tekst secundair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Exemplum

A
  • Liefde van god voor de mens en vernietigende macht van de duivel werden in vorm van exempel duidelijk gemaakt.
  • Soms in Latijn soms in volkstaal.
  • Werd ingezet om het publiek te overtuigen van een bepaald geloof en om het gegeven voorbeeld na te laten volgen.
  • Als genre behoort een exempel tot het volksverhaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Legende

A
  • in versvorm of in proza rond het leven van Christus, Maria, een heilige
  • gaat om een morele boodschap (waarschuwingen tegen de duivel of een heilige die een wonder verricht of voorbeeldig gedrag vertoont).
  • Uitgangspunt is werkelijke omgeving van maker, met daarin geheel of deels fictieve personages.
  • Onzichtbare goddelijke en duivelse werd in verhaal geconcretiseerd in personen en buitenaardse ingrepen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorbeelden legende

A
  • Sinte Servaeslegende (1170) van Heindric van Veldeke.
  • Beatrijs (13e eeuw?).

Beroemdste legende in Middelnederlands is Beatrijs: over non in het klooster die haar habijt aflegt voor een jeugdliefde. Twee kinderen en zeven jaar verder is het geld op en verlaat haar geliefde haar. Gaat dan zeven jaar in de prostitutie en bedelen. Wanneer ze later in de buurt van haar oude klooster komt, komt ze erachter dat haar afwezigheid nooit is opgemerkt, doordat Maria haar plaats heeft ingenomen. Hierdoor kan ze haar taken weer oppakken. Auteur onbekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vita

A
  • Latijns heiligenleven.
  • Ligt ten grondslag aan legende van Sinte Servaes.
21
Q

Sprookspreker

A

Een sprookspreker was een persoon die rondtrok om overal waar het maar kon zijn gedichten en teksten voor te dragen tegen betaling.

22
Q

Mystiek

A
  • vorm van geloofsbeleving (grote bloei in me).
  • De mysticus streeft door volkomen overgave naar eenwording met God.
  • De unio mystica is een ervaring die de gelovige niet of nauwelijks in woorden kan uitdrukken.
  • Vaak wordt metafoor van huwelijk gebruikt.
  • Mystiek kent verschillende verschijningsvormen. Leidde ook tot indrukwekkend literair werk.
  • Mystici gebruikten vaak de volkstaal, mogelijk is de subtiele weg van de liefdeservaring tussen mens en God alleen in moedertaal uit te drukken.
  • Nonnen schreven ook mystieke teksten, maar vooral beschrijvend over hoe de stappen te doorlopen. Vrouwen over hoe ze het ervaren.
  • Teksten door vrouwen werden als gevaarlijk gezien, want viel buiten de kerk, ze wilden helemaal opgaan en anderen daarin meenemen.
23
Q

Beroemdste mystica is

A

Hadewijch

  • Kernwoord van haar is orewoet (extase). Minne (of God) brengt orewoet teweeg.
  • Wat object van verlangen precies is kan Hadewijch niet bepalen.
  • Woord staat voor hevige emotie, nauwelijks onder woorden te brengen.
  • In gedichten, brieven, en beschrijvingen van visioenen verwoordt Hadewijch haar ervaringen.
24
Q

De Visoenen van Hadewijch (mystiek)

A
  • Van Hadewijch zijn er 14 visioenen overgeleverd.
  • Zij beschrijven de geestelijke ontwikkeling van Hadewijch: het proces van haar geestelijke groei.
  • Mystiek omdat het een unieke beleving is omtrent de geloofsbeleving,
  • Begint als liefdesliedje. Hadewijch pakt een bekend genre op en geeft er een eigen draai aan: geestelijke liefde.
  • Hadewijch wisselt in het stuk vaak van stemming. Eerst is ze euforisch, dan neerslachtig, radeloos en uiteindelijk aan het einde van het fragment vastberaden.
  • Hadewijch streeft naar de overgave en eenwording met God. Ook hier komt de unio mystica naar voren, waarbij Hadewijch onder woorden probeert te brengen hoe het voelt om een te worden met God, de Minne.
25
Q

Over taal waarin Visoenen zijn geschreven

A
  • de taal schiet tekort om de onzegbare ervaring over te brengen.
  • Hadewijch probeert dat toch te doen, en wel in het Nederlands
  • In die tijd nog helemaal niet zo logisch als taal voor religieuze zaken.
  • Ze ontwikkelt nieuwe woorden om te proberen uit te drukken wat ze voelt.
  • En zo ontwikkelt het Nederland zich weer.
26
Q

Twee metaforieken in Hadewijch (overeenkomst tussen het beeld en het verbeelde)

A
  • De metaforiek rondom strijd en oorlog, zie met name tweede strofe.
  • De metaforiek rondom sterven en leven.
27
Q

Unio mystica

A

De unio mystica is een ervaring die de gelovige niet of nauwelijks in woorden kan uitdrukken. Door drie stappen:

  1. diepe meditatie (nadenken over je zonden),
  2. diepere beschouwing of contemplatie (volledig open kunnen stellen voor god),
  3. unio mystica.

Mannen schreven ook mystieke teksten, maar vooral beschrijvend over hoe de stappen te doorlopen. Vrouwen over hoe ze het ervaren.

28
Q

Mysteriespelen

A
  • Het mysteriespel behoort tot de vroegste vormen van toneel in Europa.
  • Het spel ontstond in de kerk uit een vorm van aanschouwelijk onderwijs, waarbij geestelijken een gebeurtenis uit de bijbel verbeeldden via dialoog en beurtzang
  • Een van de subgenres van het geestelijk toneel.
  • In zo’n spel wordt een ‘mysterie, een geloofsgeheim op planken gebracht.
29
Q

Voorbeeld Mysteriespel

A

Bliscappen van Maria (opgevoerd van 1448 tot 1566)

30
Q

Abele spelen

A
  • vroegste middeleeuwse toneel ontstond in kerken
  • Abele spelen zijn vroegste voorbeelden van ernstig wereldlijk toneel
  • Gaan over de wereldlijke liefde.
  • Introduceerden nieuwe stedelijke huwelijksmoraal, vanuit een romantisch beeld van de wereld van de adel.
  • Enige spel dat gedrukt is, is Lanseloet van Denemarken.
  • Belangrijk thema: vrouwelijke maagdelijkheid.
  • De abele spelen werden bij opvoeringen steeds gekoppeld aan een sotternie of klucht.
  • Maken deel uit van het Hulthemse handschrift
  • is aan begin 14e eeuw tot stand gekomen
  • Abel betekent ernstig of verheven.
31
Q

Noem de vier abele spelen

A
  • Van den Winter en van den somer
  • Gloriant
  • Esmoreit
  • Lanseloet van Denemerken

Alleen laatste stuk haalde drukpers in 1486.

32
Q

Mirakelspel

A
  • Middeleeuws toneelstuk (geestelijk drama) waarin de zondeval van een mens centraal staat.
  • Meestal wordt de term gereserveerd voor een spel dat het wonderbaarlijke leven van een heilige tot onderwerp heeft.
  • Vaak wordt in mirakelspelen een zondaar op miraculeuze wijze gered door de tussenkomst van Maria of een heilige.
  • Middeleeuwse vorm van toneel die voortkwam uit het liturgisch drama.
  • Maria en andere heiligen speelden een hoofdrol in de ontknoping.
33
Q

Voorbeeld Mirakelspel

A
  • Mariken van Niemeghen.

Gebeuren verschillende dingen die als mirakel te duiden zijn. (in lucht gooien van Mariken overleeft ze, boeien vallen af voordat ze versleten zijn).

34
Q

Exempla contraria

A
  • Bijvoorbeeld de kluchten.
  • Ze laten zien hoe het niet moet.
35
Q

Moderne devotie

A
  • Vanaf veertiende eeuw, voorbode voor de reformatie.
  • Ga niet alleen aan de praal en de pracht hangen, maar terug naar het belangrijke.
  • Teksten krijgen belangrijke rol.
  • Proces van mediteren wordt mediaal proces.
  • Rapiarium: opschrijfboekje om op te schrijven over wat je gelezen had, wat je had geïnspireerd. Lezen met de pen om beter op te kunnen nemen.
36
Q

Van de Vos Reynaerde: wat voor genre?

A
  • Volgens Sneller en Gera burgerlijke literatuur
  • kan ook: reactie op genre van ridderepiek
  • In literatuurwetenschap ziet men dit verhaal vooral als een uiting van burgerlijke kunst vanwege de kritiek op de adel, geestelijkheid en plattelandsbevolking.
  • Binnen het verhaal behoort Reinaert tot hoge adel, wellicht adellijke zelfspot.
  • Wijkt af van de fabel, omdat eventuele moraal impliciet blijft.
37
Q

Waarin wijkt Van Driel af van ander literatuuronderzoek?

A
  • Van Driels aanpak valt op, hij is opvallend gericht op de tekst zelf, zelfs op de esthetiek van de tekst,
  • Tegenwoordig is het overwegend cultuurhistorische, functionalistische onderzoek: die onderzoekers kijken naar hoe een tekst functioneerde en niet zo esthetisch verantwoorde teksten vinden zij heel interessant omdat zij bijvoorbeeld een brede verspreiding kenden
38
Q

Hoe positioneert Van Driel zich binnen het literatuuronderzoek?

A
  • kijkt naar de talige en stilistische kenmerken, dat deden eerdere onderzoekers niet, die keken naar de historische context.
  • Stelt de auteur centraal, kiest wel boeken die je aan iemand toe kan wijzen. Lijkt of Middelnederlandse schrijvers bepaalde stijlen prefereerden of afwezen.
  • Ontleedt tekst op bijna schoolse manier: bestudeert de verzen op stijlfiguren, rijm, beeldspraak en verhaaldetails, dubbelzinnigheid en dialoogtechniek.
  • Beantwoordt de vragen op twee manieren: 1) bij auteurs die zich uitspreken over literatuur, taal of stijl past hij de poëticale analyse toe.
  • 2) Bij auteurs die dat niet hebben gedaan past hij een stilistische analyse toe.
39
Q

Aanpak onderzoek van Van Driel met de Vos Reynaerde

A
  • Reynaerde: Geen uitgesproken poëticale opvattingen. Gaat beheerst te werk, past technieken toe, maar altijd terughoudend. Hij manipuleert de taal met gemak en plezier.
  • Reynaerde toont dat de beheersing van stijl en taal ook kan leiden tot ellende en bruutheid.
  • Expliciete referenties aan taal en stijl zijn schaars in de tekst, toch laat Willem af en toe zien hoezeer de manipulatie van woorden hem boeit.
  • Vertrekt zijn analyse Van Reynaerde vanuit de vraag: welke talige en stilistische kenmerken veroorzaken de grote waardering? Omdat Willem zich niet uitspreekt over literatuur, gekozen voor een indirecte, stilistische analyse van de tekst zelf.
  • Vergelijkt de tekst steeds met andere teksten uit dezelfde tijd; Floris ende Blanckefloer van Diederic van Assenede.
40
Q

Is zo’n indirecte werkwijze als van Van Driel gebruikelijk?

A
  • Zo’n indirecte werkwijze is in het geval van historische teksten heel gebruikelijk is en vaak ook de enige route.
  • Als we iets willen weten over auteurs en lezers, hebben we vaak alleen nog maar de teksten en niet meer de mensen zelf.
  • Aan de hand van de teksten proberen we dan inzicht te krijgen in achterliggende opvattingen of vaardigheden van een auteur, en op hoe het een lezer stuurde of amuseerde.
41
Q

Welke 5 punten maken Van de Vos Reynaerde zo groot volgens Van Driel?

A
  • verzen vol klank: assonanties, alliteraties en binnenrijmen
  • repeterende vormen, waarbij hij de stijlfiguren parallellisme en chiasme benut.
  • details Willem beschrijft de werkelijkheid, bijv. de dorpelingen, gedetailleerd en daardoor beeldend. Hij beschrijft kort, maar krachtig. Hierdoor heeft de roman vaart en humor.
  • dubbelzinnigheid: de formuleringen zijn ambigu. De bekendste ambigue scène is passage waarin Reynaert het credo (geloofsbelijdenis) leert aan de haas Cuwaert (lafaard) en hem ‘kapelaan (priester) zou maken’. De termen ‘credo leren’ en capelaen maken’ hebben een seksuele connotatie: ze refereren aan masturberen en homoseksualiteit.
  • gesprekken op het randje: Reynaert bestaat vooral uit dialogen, gesprekken zijn realistisch: sprekersaanduidingen zijn weggelaten en de spreekbeurten kort. De dieren spreken gehaast, vallen elkaar in de rede en herhalen elkaars woorden. Dat is ongewoon in de verhalende poëzie van de middeleeuwen. In Floris ende Blancefloer laten de echtelieden elkaar uitspreken, beide sprekers zijn lang aan het woord. Ze spreken in afgeronde verzen en verzorgde volzinnen, die worden ingeleid, gevolgd door een aanduiding van wie spreekt. Nergens blijkt emotie en urgentie.
42
Q

Tot welke conclusies komt van Driel in zijn onderzoek naar Van de vos Reynaerde?

A
  • door het goedgeplaatste klankenspel van de tekst en de repeterende vormen, krijgen de verzen een cadans mee (makkelijk uit hoofd leren)
  • de bloederige en precieze details en de bondige, maar rake beschrijvingen geven de tekst een hoog verhaaltempo en dat kan ook vandaag nog rekenen op waardering van het publiek.
  • ambigue zinnen en dubbelzinnige passages zorgen voor een multi-interpretabele tekst.
  • juist door de natuurlijkheid van oorspronkelijke uitingen te bezigen gaan dialogen en gesprekken ‘leven’.
  • Willem heeft zijn werk gestileerd, gebruikt tal van technieken op een zeer terughoudende wijze om het zo realistisch mogelijk over te laten komen
  • Willem laat zijn personages zo realistisch mogelijk spreken, wisselt in dialogen waardoor het resulteert in een manier van praten die heel ongedwongen aandoet (= ongekend voor de verhalende poëzie in ME)
  • het verhaal is onpeilbaar doch beheerst. Dit maakt het fragment mysterieus, waardoor men eerder geneigd is om het verhaal te lezen en de afloop te willen weten.
  • misleidende werking van taal op meerdere niveaus
43
Q

Lutgardis

A
  • De heilige Lutgardis wordt beschouwd als de belangrijkste mystica van de 13e eeuw.
  • Over een vrouw, maar voor een man geschreven.
  • Ze werd blind en kreeg een steeds diepere band met god, was intermediair.
  • Tekst = hagiografie: literatuur over religieuze vrouwen.
44
Q

Hypothese van Oostrom over ridderliteratuur

A
  • De stad was de standplaats van de Nederlandse ridderromans want:
  • Hoven waren franstalig; de stad nederlandstalig;
  • Nederlandse ridderromans zijn sober uitgevoerd vergeleken met de ridderromans uit andere landen. Dit kan erop duiden dat ze voor stedelingen (de elite) waren
  • In de Nederlandse ridderromans is aandacht voor de stedelijke context.
  • Voorbeeld = verguut: jongen uit de stad die opklimt tot ridder. Thematiek van de stad, hogerop komen. Kan voor stedelijk publiek inspirerend zijn geweest.
45
Q

Voorhoofse en hoofse literatuur

A
  • problematische indeling in Nederlandse literatuur.
  • Weinig verschil tussen Karel en Arthurromans.
  • Tradities zijn in Nederland niet goed te scheiden.
  • Niet eerst voorhoofs en daarna hoofs omdat het bewerkingen zijn uit andere talen.
  • In Karel en de Elegast sprookjesachtige zaken die meer bij Arthurromans horen.
  • Intertekstueel web, kruisbestuiving qua tijd en thematiek.
  • Er zijn verschillen, maar geen opeenvolging of duidelijke rijtjes.
  • Nederland volgde Engelse en Franse teksten, vandaar internationale karakter.
46
Q

Verschil hoofs + voorhoofs volgens Van Oostrom

A

Karelromans

  • werkelijkheid
  • gaat om familievetes
  • permanente strijd tegen de Saracenen (islamieten) en (vazallen)trouw
  • Bijv.: Karel ende Elegast, Renout van Montalbaen en het Roelantslied

Arthurromans

  • fictie
  • centraal staat de queeste
  • beginnend bij een hofdag
  • de liefde voor een vrouw en de vrede.
  • Bijv.: Lancelot, Walewein en Ferguut
47
Q

Hoofsheid

A
  • beschaafd proces, verfijning, omgangsvorming, hogere beschaving
  • wordt vaak gekoppeld aan hoe het er aan het hof toeging en wat weider verspreidde
  • In hoofse romans: liefde op goddelijk niveau staat vaak centraal – geestverwantschap.
48
Q

Burggravin van Vergi

A
  • hoofse novelle 14e eeuw.
  • Eén van de zeldzame ridderromans met een tragische afloop, doordat de geheimhouding van een overspelige liefdesrelatie wordt geschonden.
49
Q

Onderscheid mirakelspel en mysteriespel

A
  • Mirakelspel behandelt een wonder
  • een mysteriespel is een geloofsgeheim, waarin het voorkomen van wonderen niet noodzakelijk, maar wel mogelijk is.