Verlichting Flashcards

1
Q

Wanneer spreekt men van een isofase licht?

A

Wanneer het het licht in de totale periode even lang aan als uit is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreekt men van een flash of longflash licht?

A

FL of LFl

Wanneer er meer duisternis in de periode is dan licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreekt men van een onderbroken licht?

A

OC

Wanneer er meer licht in de periode is dan duisternis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen de quick en very quick bij lichten?

A

Quick = 1x per seconde

Very Quick = 2x per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly