verbindingen Flashcards
taak 1, 2 en 3
dol zijn op
meaning + example
I love (for example, books)
ik ben dol zijn op boeken
korting krijgen op
meaning + example
to get a discount on
wij krijgen korting op de melk
overnemen van
meaning + example
to take over
zij neemt het project over
uit elkaar vallen
meaning + example
to fall apart
de groep is uit elkaar gevallen
Het gebouw valt uit elkaar
zich houden aan
meaning + example
to adhere to
hij houdt zich aan de regels van voetbal
bezuinigen op
meaning + example
to save money for
jullie bezuinigen op een huis
geld uitgeven aan
meaning + example
spend money on
zij geeft haar geld uit aan boeken
in de problemen raken
meaning + example
to get into trouble
hij raakt in de problemen
aandacht geven aan
meaning + example
to pay attention to
ik geef aandacht aan de docent
logeren bij
meaning + example
to stay at
wij logeren bij onze grootouders
slagen voor
meaning + example
to pass
ik slaag voor mijn toets