grammatica - zullen Flashcards
1
Q
zullen (translation)
A
shall / will
יִהְיֶה / לְהִתְכַּוֵן
2
Q
ik (zullen)
A
zal
3
Q
jij (zullen)
A
zult
4
Q
je (zullen)
A
zal
5
Q
hij\ze\zij (zullen)
A
zal
6
Q
wij (zullen)
A
zullen
7
Q
jullie (zullen)
A
zullen
8
Q
zij (zullen)
A
(zullen)