Verbind met anderen: Hfst 8 Flashcards
Def: Motivatie
De innerlijke wens en wil gedisciplineerd te werken aan concrete resultaten.
4 Aspecten van openheid.
- Openhartigheid
- Toegankelijkheid
- Meesprekende openheid
- Introspectieve openheid (bereidheid verdiepen en aanpassen)
= Aandacht voor proces naast product en procedure.
5 kenmerken van openheid (open cultuur) in organisaties
Gemeenschappelijk gedrag dat gefundeerd is op waarden zoals
1. wederzijdse waardering,
2. collectieve denk- en besluitvormingsprocessen
3. introspectieve houding/cultuur in aanvulling op meesprekende cultuur.
4. Complexiteit is altijd bespreekbaar
5. integere / zuivere motieven, uitbannen persoonlijk belang,
waardoor complexe vraagstukken openlijk besproken kunnen worden.
Aspecten in de structuur van argumenten (Toulman)
- gegevens / feiten (zichtbaar en zonder mening)
- conclusie (gegevens + mening= rechtvaardigen)
- rechtvaardiging (info die het rechtvaardigt)
- onderbouwing (bronnen - geloofwaardigheid)
- kwalificatie (zeker/waarschijnlijk. enz)
- voorbehoud (conclusie geldend bij bepaalde omstandigheden)
- uitzondering (bepaalde situaties)
4 deelgebieden van de zelf determinatie theorie (deci&ryan)
- Basisbehoefte: Autonomie, verbondenheid en competentie
- Hoe intrinsiek motivatie kan worden beïnvloed (cognitieve evaluatie)
- Hoe mensen gedrag internaliseren (organische integratie)
- Het effect van de persoonlijkheid op de mate van zelf- determinatie/beschikking (oorzakelijkheidsorientatie).
Welke 6 reguleringen onderscheiden Deci & Ryan?
- a-motivatie (geen) (het doet me niks)
- externe regulatie (de ander bepaalt, ik doe wat je zegt)
- introjectie (de ander bepaalt, ik volg)
- identificatie (de ander bepaalt, ik ben mijn functie)
- integratie (wij bepalen)
- intrinsiek (ik bepaal zelf)
Def: leiderschap en het wat?
Het sturen en motiveren van anderen in hun rol om doelen te realiseren.
- de goede dingen doen
- doorvoeren veranderingen
- focus op wat en waarom
- aandacht voor doel, richting en effectiviteit.
- meest effectief bij beïnvloeden personen
- focus op betekenis (toegevoegde waarde)
Def: rolinhoud
De taakuitvoering, gedrag, houding, uiterlijke kenmerken die passen bij de uitvoering van een bepaalde rol.
Def: Rolopvatting
De persoonlijke wijze waarop iemand invulling geeft aan de rolinhoud.
Def: rolverwachting
De impliciete en expliciete verwachting van de omgeving ten aanzien van de manier waarop de rolinhoud vorm en inhoud behoort te krijgen.
Def: rolvermenging
Het onbewust overnemen (van delen) van de rolinhoud van anderen.
Def: assertiviteit
Het op een niet kwetsende, tactvolle manier opkomen voor de eigen mening, behoeften of belangen.
Kernverschil tussen leiderschap en management?
‘De goede dingen doen’ (leiderschap) bij doorvoeren veranderingen
en
‘De dingen goed doen’ (management) bij uitvoeren plan.
De 4 competentiegebieden van situationeel leiderschap.
(Hersey, Blanchard & Johnson)
C1: lage bekwaamheid, lage bereidheid
C2: lage bekwaamheid, hoge bereidheid
C3: hoge bekwaamheid, lage bereidheid
C4: hoge bekwaamheid, hoge bereidheid
- Geringe bekwaamheid: ontbreken kennis, werkervaring, inzicht in taak.
- Onvoldoende bereidheid: onwilligheid, onzekerheid uitvoering of weinig zelfvertrouwen.
Sturingstijl bij lage bekwaam- en bereidheid?
Dirigeren/leiden bij lage competentie.
- wat en hoe schrijf je voor.
- duidelijke korte opdrachten
- duidelijke eisen / richtlijnen
- sterke supervisie op voortgang
- controle kwaliteit
Valkuil leiding: autoritaire betweter.
Sturingsstijl bij lage/gemiddelde bekwaamheid en hoge bereidheid?
(Gemiddeld competent)
S2 Overtuigen/ begeleiden-coachen: veel taaksturing en ondersteuning gericht op relatie.
- belangstellend, actief luisteren/vragen
- aanspreken/ feedback geven
- complimenteert/stimuleert
- taken nauwkeurig vaststellen
- controleert werk
- twee richting communicatie
- duidelijke beslissingen
- niet preken
Sturingsstijl bij hoge bekwaamheid en lage bereidheid.
C3 Overleggen/steunen: weinig taaksturing en veel ondersteuning.
- overleg over werksituatie
- aandacht persoonlijke omstandigheden
- creëert sfeer van vertrouwen
- geeft ruimte
- Versterkt zelfvertrouwen
- neemt deskundigheid medewerker serieus.
Sturingsstijl bij hoog bekwaam en bereid
Delegeren: terughoudend op sturing en ondersteuning.
- vertrouwen geven
- delegeer verantwoordelijkheden
- procedures en rapportages vooraf overeen komen
- luistert, begrijpt, toont interesse
- medewerker lost eigen problemen op
Valkuil: vervallen in laissez- faire stijl= alles op z’n beloop laten.
Kenmerken proactieve en reactieve mensen:
- Proactief: initiatief, verantwoordelijk eigen leven, prioriteren, richten zich op cirkel van invloed.
Cirkel betrokkenheid groter dan cirkel van invloed. - Reactief: gericht op cirkel betrokkenheid, laten zich leiden door belemmerende overtuigingen en emoties.
Cirkel van betrokkenheid kleiner dan cirkel van invloed (rijkdom/positie).
Twee zijdige assertiviteit
Andermans belang en eigen belang staan centraal en krijgen evenwichtig aandacht.
Bij eenzijdige assertiviteit staat de inhoud van de boodschap vast maar houd je rekening met de ander.
Def: Subassertiviteit
Hierbij maak je je afhankelijk (speelbal) van de ander. Slaafs volgen.
- weeg ja/nee
- geef grenzen helder aan
Def: Agressieve assertiviteit
Wanneer mensen hun wil te krachtig of dwingend op een ander leggen.
Def: Team
Een groep mensen die in onderlinge afhankelijkheid samenwerkt aan het verwezenlijken van een gemeenschappelijk doel of resultaat
Def: Teambuilding
Een verzamelnaam voor een reeks groepsactiviteiten om de samenwerking in een team te bevorderen
Def: teamontwikkelfasen
Opeenvolgende stappen in de groepsontwikkeling van teams, om te komen tot een effectieve uitvoering en samenwerking.
Def: weerstand
Uitingen van mensen waarmee ze zichtbaar maken dat ze het oneens zijn met de koers van hun team en/of organisatie.
Def: teamrol
Een kenmerkend geheel van teamgerichte gedragsopvattingen en uitingen van een teamlid.
Def: groepsblindheid
Het symptoom dat een team in zijn functioneren te veel intern gericht is en geen oog heeft voor signalen uit de omgeving.
Def: Virtueel team of gedistribueerd team
Team met medewerkers op verschillende locaties, soms in verschillende landen of tijdzones
De teamontwikkelfasen
(Tuckman)
- Forming
- Storming
- Norming
- Performing
- Adjourning
Kenmerken teamontwikkelfasen irt situationeel leidinggeven
FORMING
kenmerken:
- vooral taakgericht (leden op zoek naar hun rol en verwachting).
- sociale contacten 1/2 teamleden
- terughoudend/afwachtend
- afhankelijk van leiding (of zoekende)
- zoeken naar persoonlijke belangen
- beleefd
Leiding
- leg uit wat verwacht wordt
- kwaliteitseisen en beoogde aanpak
- rapportages en templates
- wie doet wat aangeven (wederzijdse afhankelijkheid)
- S1 dirigeren
Kenmerken teamontwikkelfasen irt situationeel leidinggeven
STORMING
Kenmerken
- wantrouwen en wedijveren
- uitvechten interne conflicten en subgroepen versterken zich
- betwisten posities, rollen en verantwoordelijkheden.
- stellen doel, plan en aanpak van het project ter discussie
- aanvechten positie projectmanager (recalcitrant)
- men vraagt zich af of ze deel willen uitmaken.
- hechte banden en vijanden ontstaan
Leiding
- conflicten niet onderdrukken
- luisteren, betrekken bij planvorming
- stimuleer tweerichting verkeer
- deel verantwoordelijkheden
- aandacht voor het proces naast taken en doelen.
- S2 overtuigen
Kenmerken teamontwikkelfasen irt situationeel leidinggeven
NORMING
Kenmerken
- delen gemeenschappelijke doelen/procedures
- acceptatie taak en groepsafspraken
- begin van vertrouwen
- samenwerken maar productiviteit is nog suboptimaal
Leiding
- afspraken met leden over hun specifieke inbreng
- benodigde condities
- te verwachten resultaten
- S3 overleggen
- consensus over doelen en aanpak tbv opdrachtgever voor overgang naar performing.