Gedrag - Hfst 7: Aansturen van jezelf Flashcards

1
Q

DEF: Emotionele intelligentie

A

De mate waarin iemand zelfkennis bezit en deze kennis in relaties sociaal vaardig weet in te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DEF: Zelfmotivatie

A

Het vermogen om zichzelf tot handelen te bewegen en gestelde doelen na te streven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DEF: spanning

A

Een toestand van grote aandacht, meestal bij onzekerheid over de afloop van een gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DEF: stress

A

Een langdurige of plotselinge heftige verstoring van het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DEF: stressmanagement

A

Het geheel van technieken en therapeutische behandeling gericht op het verminderen van fysieke, emotionele en rationele spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar dient het Johari diagram toe?

A
  • Geeft inzicht in hoe je situaties in de open ruimte kunt brengen om te komen tot effectieve aanpakken of oplossingen voor vraagstukken.
  • reikt mogelijkheden aan om situaties bespreekbaar te maken zodat men verantwoordelijkheid voor effectiever gedrag kan nemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zijn zelfreflectie en zelfanalyse op gericht? (Johari diagram)

A
  • effect van eigen gedrag
  • vaardigheden
  • overtuigingen
  • persoonlijkheid in concrete omgevingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 mogelijkheden om situaties bespreekbaar te maken en in de vrije ruimte te brengen:

A
  1. Bespreekbaar maken vrije activiteit/gedrag.
  2. Feedback geven/ontvangen op blinde vlekken (positief/negatief).
  3. Zelfonthulling van de façade (van jezelf).
  4. Bewust(wording) van onbekende/ verborgen activiteit die positief of negatieve uitwerking heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 4 elementen bestaat een kernkwadrant?

A
  1. Kernkwaliteit
  2. Valkuil
    (=teveel van het goede 1)
  3. Uitdaging
    (positief tegenovergesteld van je valkuil)
  4. Allergie
    (negatief tegenovergesteld van 1 of teveel van het goede in 3)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De 7 eigenschappen van effectief leiderschap (Covey):

A

Afhankelijk:
1. Werk proactief
2. Begin met het einde voor ogen
3. Begin bij het begin

Overwinning op de omgeving:
4. Win/win of geen akkoord
5. Eerst begrijpen dan begrepen worden
6. Werk synergetisch (samen)

Wederzijds afhankelijk
7. Houd de zaag scherp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke Assen en kwadranten heeft het Eisenhower kwadrant?
(prioriteren)

A

Assen:
1. Urgent - niet urgent
2. belangrijk - niet belangrijk

Kwadranten:
1. Moet nu gedaan (belangrijk + urgent)
2. Werken vanuit aandacht (belangrijk + niet urgent)
3. ‘Ik’, doe het wel weer (niet belangrijk + urgent)
4. Verleidingen ( niet belangrijk + niet urgent)

Hiermee prioriteer je persoonlijke taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veroorzakers van stress

A
  • Eentonig werk
  • Autoritair leiderschap
  • continu zware belasting
  • te weinig stimulans
  • pesterijen
  • gebrekkige communicatie
  • onduidelijke taken/verantwoordelijkheden
  • persoonsgebonden factoren
  • disbalans werk/privé
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

5 persoonlijkheidsdimensies (Big Five)

A
  1. Extravert
  2. Openheid voor ervaring
  3. Inschikkelijkheid/ meegaandheid
  4. Zorgvuldigheid
  5. Emotionele stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Utilitarisme of gevolgenethiek

A

Een denkwijze binnen de ethiek die juistheid van het ethisch handelen afweegt aan de concrete gevolgen van dat handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deugdenethiek

A

Denkwijze: juist ethisch handelen ontstaat vanuit ontwikkeling van deugdzame kwaliteiten en gezindheid gebaseerd op: ‘hoe moet ik leven’?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DEF: Deontologie of beginselethiek

A

Denkwijze die juistheid van ethisch handelen afweegt tegen nakomen van beginselen ten grondslag aan dat handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zorgethiek

A

Denkwijze: oog voor het belang en zorg voor naaste.

18
Q

Beroepsethiek

A

Bewust maken en naleven morele keuzen o.b.v. waarden & normen voor beroepsuitvoering.

19
Q

4 aspecten van betrouwbaarheid

A

Competentie: consistent, transparant, consequent en voorspelbaar te handelen.

20
Q

Noem 5 soorten ethiek

A
  1. Deugdenethiek (geluk ervaring door manier van handelen)
  2. Beginselethiek/ deontologie (norm of gedragsregels als beginsel)
  3. Zorgethiek (de ander voor ogen nemen)
  4. Utilitarisme of gevolgenethiek (welzijn van mensen)
  5. Beroepsethiek (beroepscode)
21
Q

Noem 6 professionele standaarden en normen IPMA ethische code:

A
  1. Professionele ethiek
  2. Commitment naar projecteigenaren en belanghebbenden
  3. Verbintenissen met collega’s en werknemers
  4. Verantwoordelijkheid naar de samenleving
  5. Duurzaamheid en natuurlijke omgeving
  6. De opvoedkundige missie
22
Q

3 kernkwaliteiten voor netwerken

A
  1. Kennisdeler
  2. Verbinder
  3. Verkoper
23
Q

DEF: communicatie

A

De uitwisseling van informatie tussen partijen

24
Q

DEF: Vergadering

A

Formeel geplande bijeenkomst van meerdere mensen, ten einde meningen te vormen, besluiten te nemen over geagendeerde onderwerpen.

25
DEF: workshop en PSU
Een activiteit van een of meerdere dagdelen waarbij deelnemers op interactieve wijze specifieke kennis ontvangen en ontwikkelen over een onderwerp. - actieve participatie - interactieve werkvormen - concrete resultaten - gemeenschappelijke betekenis - procesgerichte facilitering - collectieve besluitvorming Project start- up workshop: Duidelijkheid en draagvlak te creëren met alle belangrijke stakeholders van een project. - opdrachtgever - vertegenw. Eindgebruiker - vertegenw. Leverancier.
26
DEF: Presentatie
Een mondelinge overdracht van een boodschap aan een groep waarbij gebruik wordt gemaakt van middelen die de boodschap ondersteunen en versterken.
27
5 criteria om kwaliteit van communicatie te toetsen:
1. Effectiviteit & doeltreffendheid 2. Begrijpelijkheid 3. Efficiency / doelmatigheid 4. Aanvaardbaarheid 5. Tijdigheid
28
DEF: selectieve perceptie
Miscommunicatie of ruis waarbij de ontvanger slechts hoort wat appelleert aan zijn of haar gevoels- of overtuigingswereld.
29
DEF: cognitieve dissonantie
Miscommunicatie of ruis waarbij de ontvanger emoties ervaart doordat hij o.b.v eigen overtuigingen/waarden het niet eens is met de zender.
30
Verschil tussen interne en externe ruis?
Intern: verstoring door innerlijke toestand van communicatiepartner. Extern: vervormd boodschap door verstoring, slecht verbinding/ onduidelijke schema’s.
31
4 aspecten van communicatie (Friedermann Schulz von Thun)
1. Inhoudelijk (letterlijke bericht) 2. Appellerend (de bedoeling van de communicatie) 3. Expressief (info/ houding van zender zelf) 4. Relationeel (verhouding zender-ontvanger, intonatie en mimiek).
32
DEF: actief luisteren
Gaat verder dan LSD techniek; parafraseren, hummen, papegaaien, spiegelen.
33
DEF: rapport maken (actief luisteren)
Spiegeltechniek waarbij luisteraar op dezelfde golflengte gaat zitten door taalgebruik of houding.
34
4 soorten vragen
1. Open vragen: vrije beantwoording 2. Gesloten vragen: ja/nee 3. Suggestieve vragen: antwoord zit in de vraag. 4. Retorische vragen: bekende weg/ vrager verwacht geen antwoord.
35
5G’s bij feedback
1. Gedrag 2. Gevoel 3. Gevolg 4. Gewenst 5. (Gelegenheid)
36
Aandachtspunten effectief vergaderen
- tijdig informeren (agenda, stukken) - noodzakelijke personen - voldoende tijd - niet onnodig afwijken agenda - ruimte voor inbreng door iedereen - voorkom afdwalen - luisteren naar elkaar - meningsverschillen niet escaleren - besluiten kernachtig formuleren en vastleggen - geen uitloop / niet te lang
37
3 typen verslaglegging
- besluiten / actielijst: voortgangsvergadering - beknopt verslag: vastleggen standpunten - uitgebreid verslag: bij info verstrekking.
38
5 aspecten besluitvormende vergaderpunten
1. Presentatie onderwerp 2. Beeldvorming 3. Oordeelsvorming 4. Besluitvorming 5. Actieplan
39
Rollen bij workshops
- workshop- /probleemeigenaar - moderator/facilitator - secretaris/ondersteuner - deelnemers
40
4 elementen schriftelijk communiceren
1. Begrijpelijk 2. Nauwkeurig 3. Bondig 4. Aantrekkelijk
41
Def: Kick-off
Gemeenschappelijke vergadering met het projectteam direct na een beslissing of fase-overgang, bedoeld om een vliegende start te creëren voor de volgende fase.
42
4 kwadranten van Johari diagram
1. De blinde vlek 2. De arena of gebied van vrije activiteit 3. De façade of verborgen gebied 4. Gebied van onbekende activiteit