Verbes à l'imparfait

Question 1

Ik was aan het rusten

Ik was in de sofa aan het rusten toen mijn hond blafte

Answer 1

Je me reposais

Je me reposais dans le sofa quand mon chien a aboyé

J’étais en train de me reposer is ook goed

Question 2

Ik weigerde

Toen ik klein was, weigerde ik broccoli te eten

Answer 2

Je refusais

Quand j’étais petite, je refusais de manger des brocolis

Question 3

Ik ging uit

Als tiener ging ik naar nachtclubs

Answer 3

Je sortais

Quand j’étais ado, je sortais en discothèque

Habitude dans le passé / dans la jeunesse

Question 4

Ik accepteerde alle uitnodigingen die ik kreeg

Answer 4

J’acceptais
toutes les invitations
que je recevais

Question 5

Ik liet toe / Ik stond toe

Answer 5

J’autorisais
Je permettais

Question 6

Hij blafte
Toen hij klein was, blafte de hond als hij iemand voorbij zag komen

Answer 6

Il aboyait
Quand il était petit, le chien aboyait quand il voyait quelqu’un passer / venir

Habitude de mon chien quand il était un chiot

Question 7

Ik bleef / Ik verbleef

Toen ik 20 jaar oud was, bleef ik urenlang op het strand

Answer 7

Je restais

Quand j’avais 20 ans, je restais à la plage pendant des heures

Pendant des heures = urenlang

Question 8

Ik bracht tijd door

Toen ik op school zat, bracht ik na 16 uur tijd door met mijn vrienden

Answer 8

Je passais du temps

Quand j’étais à l’école, je passais du temps avec mes amis après 16h

Question 9

Ik zwom

Toen ik met mijn ouders in zee zwom, was ik altijd bang

Answer 9

Je nageais

Quand je nageais dans la mer avec mes parents, j’avais toujours peur

Question 10

Ik stuurde / Ik verzond

Als ik op vakantie ging, stuurde ik altijd een ansichtkaart

Answer 10

J’envoyais

Quand j’allais en vacances, j’envoyais toujours une carte postale

Question 11

Ik kreeg
Ik ontving

Toen ik op het platteland woonde, kreeg ik minder advertenties

Answer 11

Je recevais

Quand j’habitais à la campagne, je recevais moins de publicités