Imparfait / Passé composé

Question 1

Ik was aan het lezen en iemand belde aan de deur

Answer 1

J’étais en train de lire et quelqu’un a sonné à la porte

Question 2

Ik was aan het koken en iemand belde mij

Answer 2

J’étais en train de cuisiner et quelqu’un m’a téléphoné

Question 3

Ik was mijn hond aan het uitlaten en ik zag mijn buurman

Answer 3

J’étais en train de promener mon chien et j’ai vu mon voisin

Question 4

Ik was aan het joggen en iemand bood mij koffie aan

Answer 4

J’étais en train de faire du jogging et quelqu’un m’a proposé (de boire) un café