verbe ireg translat Flashcards
verwerven
acquérir
gaan
aller
gaan zitten
s’asseoir
slaan
battre
drinken
boire
koken
bouillir
besluiten
conclure
kennen
connaître
naaien
coudre
lopen
courir
geloven
croire
groeien
croître
moeten
verschuldigd zijn
devoir
zeggen
dire
schrijven
écrire
zenden
envoyer
doen
maken
faire
nodig zijn
falloir
vluchten
fuir
haten
haïr
lezen
lire
plaatsen
zetten
leggen
mettre
malen
moudre
sterven
mourir
bewegen
mouvoir
geboren worden
naître
behagen
bevallen
plaire
regenen
pleuvoir
kunnen
mogen
pouvoir
nemen
prendre
oplossen
résoudre
lachen
rire
breken
rompre
weten
kennen
savoir
voldoende zijn
suffire
volgen
suivre
zwijgen
se taire
houden
tenir
melken
traire
overwinnen
vaincre
waard zijn
valoir
komen
venir
leven
vivre
zien
voir
willen
vouloir
veroveren
conquérir
neerzetten
asseoir
zitten
être assis(e)
neerslaan
vellen
abattre
vechten
combattre
debateren
débattre
vechten 2
se battre
zich weren
se débattre
uitsluiten
exclure