e Flashcards
1
Q
afwisseling van op- en neergang in het economisch leven
A
conjunctuur
2
Q
omschakeling van een industrie naar een andere
A
reconversie
3
Q
antoniem verplicht
A
facultatief
4
Q
in werking, klaar voor gebruik
A
operationeel
5
Q
aanbevelingen
A
referenties
6
Q
synoniem voor relaties
A
connecties
7
Q
details
A
finesse
8
Q
draagwijdte, aspect, uitzicht
A
dimensie
9
Q
antoniem revolutionair
A
reactionair
10
Q
antoniem gesigneerd
A
anoniem
11
Q
antoniem fragmentair
A
integraal
12
Q
antoniem abstract
A
concreet
13
Q
antoniem centraal
A
perifeer
14
Q
antoniem filantropisch
A
misantropisch
15
Q
antoniem absoluut
A
relatief
16
Q
antoniem theoreticus
A
pragmaticus
17
Q
wanluidendheid
A
dissonantie
18
Q
gerechtelijke inbeslagname
A
confiscatie
19
Q
oppergezag
A
suprematie
20
Q
bekwaam
A
competent
21
Q
prominenten
A
notabelen
22
Q
voorstellen
A
poneren