VERB TENSES 1 Flashcards
- Ervaren
Perfect - hebben + ervaren (yes really)
Imperfect - ervoer & ervoeren
- Slapen
Perfect - hebben + geslapen
Imperfect - sliep, sliepen
- Opvangen
Perfect - hebben + opgevangen
Imperfect - ving op OR vingen op
- Trekken
Perfect - zijn + getrokken
Imperfect - trok, trokken
- Schuilen
Perfect - hebben + gescholen
Imperfect - schuilde/school & schuilden/scholen
- Genieten
Perfect - hebben + genoten
Imperfect - genoot, genoten
- Waaien
Perfect - zijn + gewaaid
Imperfect - waaide/ woei & waaiden
- Tegenvallen
Perfect - zijn tegenvallen
Imperfect - viel tegen, vielen tegen
- Ontbreken
Perfect - hebben + ontbroken
Imperfect - ontbrak, ontbraken
- Ruiken
Perfect - hebben + geroken
Imperfect - rook, roken
- Druipen
Perfect - zijn gedropen
Imperfect - droop, dropen
- Dichtdoen
Perfect - hebben + dichtgedaan
Imperfect - deed dicht, deden dicht
- Aanspreken
Perfect - hebben + aangesproken
Imperfect - sprak aan, spraken aan
- Aanbreken
Perfect - hebben + aangebroken
Imperfect - brak aan, braken aan
- Zwerven
Perfect - hebben + gezworven
Imperfect - zwierf, zwierven
- Flauwvallen
Perfect - zijn + flauwgevallen
Imperfect - viel flauw, vielen flauw
- Afvallen
Perfect - is afgevallen
Imperfect - viel af, vielen af
- Kruipen
Perfect - zijn + gekropen
Imperfect - kroop, kropen
- Volhouden
Perfect - hebben volgehouden
Imperfect - hield vol, hielden vol
- Vergeten
Perfect - zijn + vergeten
Imperfect - vergat, vergaten
- Voorbijkruipen
Perfect - zijn + voorbijgekropen
Imperfect - kroop voorbij, kropen voorbij
- Meevallen
Perfect - zijn + meegevallen
Imperfect - viel mee, vielen mee
- Varen
Perfect - zijn + gevaren
Imperfect - voer, voeren