The Girl On The Train Vocab Flashcards
To be fired/dismissed from a job
Ontslagen
Meadows
Weilanden
Bridges
Bruggen
Going past
Langs
Buitenwijken
Suburbs
Nearby
Vlakbij
The signal
Het sein
I don’t mind that
Ik vind dat niet erg
Right
Vlak
From
Vanuit
Still
Steeds
Closed
Dicht
To bend
Buigen
A kiss
En zoen
To slide
Schuift
Drukken
To press
To Squeeze
Knijpen
To sip
Slokken
To desire, to long for
Verlangen, verlangen naar
To grab or take
Pakken
Relax
Ontspannen
To lean
Leunen
To move house
Verhuizen
Increasingly
Steeds
Eenzamer
Lonely
Grief
Verdriet
To wander
Dwalen
Neatly
Netjes
Disgust
Afkeer
Blanket
Deken
Nauseous
misselijk
The blame
De schuld
To snoop or to sniff
Snuffelen
Surprisedly
Verbassd
Belong
Horen
Addicted to
Verslaafd aan
The image
Het beeld
A couple
Het stel
To make love to each other
vrijen ze met elkaar
To cheat
bedriegen
Screeching/sqeuaking
Piepend
Suddenly
Ineens
Sits up straight
Rechtop zitten
Hips
Heupen
To bang ( as in your fists against the window)
Bonken
Kijkt om zich heen
Looks around herself
Stupid
Stomme
Offended
beledigd
Ashamed
Schaamde
Near by
Dichtbij
To Pay attention
opletten
Disappear
Verdwijnen
the distance
De verte
To swear
Vloeken
Big/considerable
Flink(e)
Scared
Schrikken
Upright
Overeind
Upright
Overeind
Groaning
kreunend
To pull
Trekken
Thoughts
Gedachten
Quite
Behoorlijk
Vague
Vaag
Er een beeld boven
an image appears
Quarrel
Ruzie
Beaten
geslagen
overwhelmed by fear
Overspoeld door angst
dried up
Opgedroogd