Vastgoedbelegginspraktijk Flashcards

1
Q

Wat zijn de kenmerken van een institutionele belegger?

A

Institutionele beleggers zijn instellingen, zoals pensioenfondsen en verzekeraars die het onder hun beheer vallende kapitaal zelf beleggen of dit uitbesteden aan derden. Institutionele beleggers worden gekenmerkt door een vrijwel continue inflow van premie-inkomsten die belegd dienen te worden. Tegelijkertijd hebben institutionele beleggers verplichtingen in de vorm van (toekomstige) uitkeringen van pensioen of schades. Een institutionele belegger wil een zo groot mogelijk deel van haar verplichtingen afdekken met beleggingsrendement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom beleggen in vastgoed?

A
  • Diversificatie
    • Diversificatie optimaliseert rendements/risico
  • Hoog absoluut rendement (v.w. illiquiditeitspremie)
    • Hoog (direct) rendement •
    • Ook risicogecorrigieerd (R.A.R. of Sharpe Ratio)
  • Inflatiebescherming
    • Vastgoed als inflatiehedge
  • Hoge en stabiele kasstroom
  • Reflectie van het universum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heeft vastgoed een lage correlatie met andere beleggingen?

A

Vastgoed heeft lage correlaties met andere beleggingen. Ook binnen vastgoed zijn correlaties (relatief) laag. In een “echte” crisis gaan correlaties echter vaak naar 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ALM?

A
  • Holistischere benadering dan MPT
  • Optimaliseren verhouding rendement/risico en verplichtingen
  • ALM beoordeelt beleggingsvarianten: kans op korten, premie, pensioenresultaat (=strategisch Asset allocatie SAA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke input is er nodig voor ALM?

A
  • Historische reeksen als vertrekpunt voor de toekomst (seriële correlatie) •
  • Kwaliteit reeksen is een issue
  • Reproduceerbaarheid van de benchmark
  • Smoothing / Lagging

Echter…. Verleden geen garantie voor de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is in de praktijk de allocatie naar vastgoed optimaal?

A
  • Ontbreken kwalitatief goede beleggingsmogelijkheden
  • Intransparatie
  • Illiquiditeit
  • Imago
  • (Historische) ervaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke voorvragen dienen er gesteld te worden bij een portefeuilleconstrcutie?

A
  • Voor wie / wat is de portefeuille opgezet?
  • Wat is het doel van de portefeuille (inflatiebescherming, rendement, diversificatie, etc.)
  • Wat is de horizon van de beleggingen?
  • Hoeveel liquiditeit is nodig?
  • Wat is de risico acceptatie (hoog/laag)?
  • Wat zijn de implementatie mogelijkheden en -wensen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor wordt Niveau I bepaald bij een vastgoedconstructie?

A

Niveau I: Keuze direct/indirect wordt bepaald door kennis, beliefs en omvang

  • Kennis
    • Organisatie
    • Beheersbaarheid
  • Beliefs
    • Historie
    • Grip en controle
    • Actieve / passieve strategie
  • Omvang
    • Diversificatiemogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor wordt Niveau II bepaald bij een vastgoedconstructie?

A

Niveau II: Ook keuze voor publiek vs. privaat is een investment belief

  • Academische literatuur
    • Geen verschil gevonden (bijv. Pagliari)
    • Soms: “illiquiditeitspremie”
  • Toezichthouders
    • Ambivalent: Voorkeur voor privaat vanwege lagere gepercipieerde volatiliteit / lager kapitaalsbeslag en publiek vanwege marktwaardering / liquiditeit
  • Portefeuille omvang
    • Omvang van portefeuille kan doorslaggevend zijn: beursgenoteerd gemakkelijker voor kleinere bedragen
  • Eigenschappen
    • Afhankelijk van portefeuille context voorkeur voor een of ander
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen Listed Investment en Private Investment?

A

Listed Investment: (Malls)

  • Grote winkelcentra zijn grotendeels in handen van beursgenoteerde vastgoedbedrijven
  • De grootte van winkelcentra is onbetaalbaar voor de meeste privéstructuren
  • De samenhang tussen kwaliteit en maat is hoog
  • Efficiëntie vereist schaal Non-recourse (balans) schuld direct beschikbaar​

Private Invetment: (Startups):

  • Kleine bedrijven kunnen niet concurreren met grote bedrijven op beursgenoteerde markten
  • Buitengewone rendementen en een ondernemende aanpak zijn vereist in nieuwe markten
  • Als het product niet beschikbaar is, moet het worden aangemaakt
  • Controle is vooral belangrijk bij kleine en nieuwe initiatieven
  • De schuld is beperkt tot particuliere schulden met volledige regres
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke keuze dient te worden genomen op Niveau III/IV bij de portefeuilleconstrcutie?

A

Niveau III/IV: Vier implementatiestijlen

Er liggen twee vragen voor:

Outperformance of markt? (Actief/Passief)/ Zelf doen of laten doen? (Intern/Extern)

Intern (passief)

  • Klein team
  • Benchmark selectie
  • Kosten minimalisatie

Intern (actief)

  • Groter team
  • Outperformance doel
  • Rendement leidend

Extern (passief)

  • Klein team
  • Benchmark selectie
  • Manager selectie

Extern (actief)

  • Klein team om manager(s) te selecteren
  • Outperformance doel
  • Hoogste kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaalt de keuze voor actief/passief bij een portefeuilleconstructie?

A

Investment beliefs bepalen uiteindelijk keuze voor actief/passief

Marktefficiëntie gevalideerd

  • Marktinformatie voor iedereen geljktijdig beschikbaar
  • Random walk´ (zie Malkiel)
  • Frequent handelen mogelijk
  • Geen persistente outperformance te realiseren

Marktefficiëntie niet gevalideerd

  • Marktinformatie niet voor iedereen geljktijdig beschikbaar
  • Patronen in rendementen
    • Trending (seriële correlatie)
    • Mean reversion (The deeper the discount, the higher the return over the next period)
  • Illiquiditeit in markt
  • Persistente outperformance mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de methodiek voor het ontdekken van een “mean reversion”?

A
  • Bepaal de P / NAV voor elk bedrijf in het beleggingsuniversum
  • Verzamel prestatiegegevens op elk bedrijf
  • Genereer kwartielen met bedrijven uit de diepste P / NAV kortingen (Q1) tot degenen met de hoogste premies (Q4)
  • Vergelijk de prestaties van kwartielen: gemiddelde omkering als het laagste kwartiel blijkt hoogste rendement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mag je vertrouwen op forecats?

A
  • Vertrouw niet op de forecast, maar denk zelf strategisch!
  • Correlatie van voorspellingen met rendementen verleden hoger dan die met rendementen toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dien je kritisch om te gaan met voorspellingen?

A
  • ‘Black swans’ kunnen niet voorspeld worden
  • Voorspellingen zijn zelden juist – zelfs in de richting! Mensen hebben de neiging te extrapoleren
  • Rendement wordt zelden gemaakt over korte periode, mede vanwege illiquiditeit

=> Meer kans om het goed te hebben op langere horizon, effectieve diversificatie en efficiënte executie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke variabelen worden veelal gebruikt om tot geografische allocatie te komen?

A
  • Bruto binnenlands product
    • Driver voor waarde van vastgoed
    • Inschatting van (toekomstige) marktomvang
    • Overweging naar hoge groei landen
  • Beschikbaarheid product
    • Vastgoed is niet altijd/overal beschikbaar
      • Listed
      • Non-listed
    • Tekort aan product kan relatieve waardering beinvloeden (en daarmee toekomstige rendementen)
  • Relatieve waardering
    • Cycliciteit van vastgoed suggereert timing mogelijkheden, maar dit is lastig te realiseren voor vastgoed door illiquiditeit
17
Q

Beleggingsselectie: welke criteria leggen beleggers aan?

A
  • Vertrouw niet op de forecast, maar denk zelf strategisch!
  • Correlatie van voorspellingen met rendementen verleden hoger dan die met rendementen toekomst
  • Optimaliseren door clusteranalyse
    • Spreiden is kostbaar vanuit managementperspectief
    • Clusters van landen om diversificatie te optimaliseren
  • Binnen landen ook grote verschillen
  • Sectordiversificatie (maar let op structurele veranderingen)
  • Een goede rendementseis voorkomt beloning voor disproportioneel toevoegen risico
    • Incentive voor fondsmanager om doelstelling te halen leidt tot nemen risico
    • Benutten van schuld om rendement op eigen vermogen op te krikken is gevaarlijk
    • Beleggers dienen rendementseisen te implementeren om acceptatie van dit gedrag te vermijden
  • Schuld tilt vereist rendement snel hoger, want het is geen lineair verband
  • Tot slot: Let op ruis in het beleggingsproces