Vaste preposities HS 1-4 Flashcards

1
Q

herleiden

A

herleiden tot

uitspraak: her-LEI-den

bir şeyin kökenine dönmek
bir şeyi belirli bir neden veya kaynağa bağlamak

1- zeggen dat het daardoor komt
vb: zijn succes is te herleiden tot talent en een degelijke opleiding
synoniemen: toeschrijven

2-in een andere vorm uitdrukken
vb: je moet deze opgave eerst herleiden tot een formule

“Het probleem kan worden herleid tot een gebrek aan communicatie.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beperken

A

zich beperken tot

uitspraak: be-PER-ken

kendini bir şeyle sınırlamak
bir şeyi yapmakla yetinmek

“Hij beperkt zich tot het lezen van boeken in zijn vrije tijd.”

-niet verder (laten) gaan dan dat
vb: de discussie beperkte zich tot het onderwerp financiën
synoniemen: terugbrengen reduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geneigd

A

geneigd zijn

uitspraak: ge-NEIGD

eğilimli ya da yatkın olmak
(birinin belirli bir eylemi yapma veya belirli bir düşünceye inanma eğiliminde olduğunu ifade etmek için kullanılır)

“Hij is geneigd om laat te komen.”
“Ik ben geneigd om te geloven dat hij gelijk heeft.”

-waar je wel voor voelt - eğilimli
vb: ik ben geneigd om je gelijk te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neigen

A

neigen naar

uitspraak: NEI-gen

eğilimli ya da yakın olmak
( bir şeyin belirli bir yöne veya eğilime doğru yöneldiğini ifade etmek için kullanılır)

“Hij neigt naar een conservatieve benadering.”
“De resultaten neigen naar een positieve uitkomst.”

neigen - negen - is genegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afdingen

A

afdingen op

pazarlık yapmak

uitspraak: AF-din-gen

“Hij is goed in afdingen op antiekmarkten.”
“Toeristen proberen vaak af te dingen op de markt.”

-proberen iets voor een lagere prijs te krijgen

ik ding af (… ik afding)
jij/u dingt af (… jij afdingt)
hij/zij dingt af (… hij afdingt)
wij/zij/jullie dingen af (… wij afdingen)
ik/jij/u/hij/zij dong af (… ik afdong)
wij/zij/jullie dongen af (… wij afdongen)
hij heeft afgedongen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

afleiden

A

afleiden uit

sonuç çıkarmak, çıkarımda bulunmak

“We kunnen veel informatie afleiden uit deze grafiek.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afrekenen

A

afrekenen op

bir hesaplaşma yapmak

“Je kunt niet altijd afrekenen op iemands fouten, soms moeten we begrip tonen en een tweede kans geven.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afzien

A

afzien van

vazgeçmek

“Ik moet afzien van het kopen van dat nieuwe telefoon omdat het te duur is.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aandacht

A

aandacht van

dikkatini başka yöne çevirmek

“Hij wilde de aandacht van het probleem afleiden door een grap te maken.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aanhikken

A

aanhikken tegen

karşı karşıya kalmak, karşılaşmak

“Hij hikt aan tegen een moeilijke beslissing.”

“Ik hik tegen financiële problemen aan sinds ik mijn baan heb verloren.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op basis

A

op basis van

“Dit rapport is opgesteld op basis van uitgebreid onderzoek.”

“Het nieuwe beleid is ontwikkeld op basis van feedback van de klanten.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beantwoorden

A

beantwoorden aan

“karşılamak” veya “uygun olmak”

bir şeyin belirli bir standartı, gereksinimi veya beklentiyi karşıladığını ifade etmek için kullanılır.

“De kandidaat moet beantwoorden aan de gestelde eisen voor de functie.”

“Deze nieuwe technologie moet beantwoorden aan de behoeften van de klanten.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

besparing

A

besparing op

Bir harcamadan tasarruf etmek

“We hebben een besparing op onze energierekening gerealiseerd”

besparing van

Para dışındaki kaynaklardan tasarruf etmek

“De besparing van tijd is net zo belangrijk als de besparing van geld.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschikken

A

beschikken over

“sahip olmak” veya “elinde bulundurmak”

“Ons bedrijf beschikt over de nieuwste technologieën.”

“Hij beschikt over uitstekende communicatievaardigheden.”

“Het nieuwe appartement beschikt over een groot balkon.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschikbaar

A

beschikbaar voor

uygun / erişilebilir olmak

“Ik ben beschikbaar voor een telefonisch overleg om 15:00.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

betrokken

A

betrokken bij

bir şeyle ilgili olmak
bir şeye dahil olmak
bir kişinin veya bir grubun bir olay, proje, veya durumla ilişkilendirildiğini ifade etmek için kullanılır.

“Hij is betrokken bij het project als hoofdingenieur.”

“Zij is al jaren betrokken bij vrijwilligerswerk in de gemeenschap.”
(O, yıllardır toplulukta gönüllü çalışmalarla ilgili.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

deskundig zijn

A

deskundig zijn op

bir konuda uzman olmak

“Hij is deskundig op het gebied van kunstmatige intelligentie.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de manier

A

de manier waarop

bir eylemin veya durumun gerçekleştiği tarzı veya yöntemi belirtmek için kullanılır

“De manier waarop hij het probleem heeft opgelost, was indrukwekkend.”
(Sorunu çözme şekli etkileyiciydi.)

“Kun je uitleggen de manier waarop dit apparaat werkt?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

doorwerken

A

“Doorwerken in”
-genellikle bir sektörde veya belirli bir alanda çalışmaya devam etmek anlamına gelir.
“Hij besloot door te werken in de IT-sector.”

“Doorwerken op”
-genellikle belirli bir proje, görev veya yer üzerinde çalışmaya devam etmek anlamına gelir.
“Ze blijven doorwerken op het project tot het voltooid is.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

er valt wel iets af te dingen

A

er valt wel iets af te dingen op

“üzerinde pazarlık yapılabilir” veya “biraz eleştirilebilir”

“De kwaliteit van het werk is goed, maar er valt wel iets af te dingen op de levertijd.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ervaring

A

ervaring met

“deneyimli” veya “tecrübeli”

“Hij heeft veel ervaring met softwareontwikkeling.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

gebaseerd

A

gebaseerd op

“dayalı” veya “temellendirilmiş”

“De film is gebaseerd op een waargebeurd verhaal.”

“Zijn conclusies zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

geven toegang

A

geven toegang tot

“erişim sağlamak” veya “giriş izni vermek”

“Het museum geeft alleen toegang tot bepaalde ruimtes tijdens rondleidingen.”

“Mijn abonnement geeft me toegang tot alle premium functies van de app.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

gebrek

A

gebrek aan

bir şeyin yeterince mevcut olmadığı veya eksik olduğu

“Er is een gebrek aan leraren op veel scholen.”

“Gebrek aan slaap kan leiden tot gezondheidsproblemen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

geen sprake

A

geen sprake van

“söz konusu değil” veya “asla”
(bir şeyin kesinlikle mümkün olmadığını veya kabul edilmediğini vurgulamak için kullanılır)

“Hij dacht dat hij vrij kon nemen, maar de manager zei: ‘Geen sprake van.’”

“Een feestje houden tijdens de examens? Geen sprake van!”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

geïnteresseerd

A

geïnteresseerd in

“ilgili” veya “ilgilenen”

“Zij is erg geïnteresseerd in wetenschap en technologie.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

geld investeren

A

geld investeren in

“para yatırmak” veya “yatırım yapmak”

“Hij besloot geld te investeren in vastgoed.”

“Wij willen geld investeren in duurzame energiebronnen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

genieten

A

genieten van

“keyif almak” veya “hoşlanmak”

“We genieten van het mooie weer en maken een wandeling in het park.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

gestoken

A

gestoken in

zaman harcamak, enerji harcamak, para harcamak, çaba harcamak, sürmek

“Hij heeft veel tijd gestoken in het voorbereiden van zijn presentatie.”

“Ze heeft veel moeite gestoken in het versieren van haar huis.”

“We hebben veel geld gestoken in het renoveren van onze keuken.”

“De kunstenaar heeft veel energie gestoken in het creëren van dit meesterwerk.”

steken:
uitspraak: STE-ken

-hem raken met een puntig voorwerp
vb: de wesp stak in mijn wang
synoniem: pikken

-het erin of erop doen
vb: zij steekt de sleutel in het slot

-erin vastzitten
vb: we bleven steken in de nauwe gang

-eraan besteden
vb: hij steekt al zijn geld in cd’s

ik steek
jij/u steekt
hij/zij steekt
wij/zij/jullie steken
ik/jij/u/hij/zij stak
wij/zij/jullie staken
hij heeft gestoken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

gezelschap

A

gezelschap van

“birinin eşliği” veya “birisiyle birlikte olmak/ zaman geçirmek”

“Hij geniet van het gezelschap van zijn vrienden tijdens de vakantie.”

“Ze houdt van het gezelschap van haar huisdieren.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

halen iets

A

halen iets door elkaar (iets door elkaar halen)

“bir şeyleri karıştırmak”

“Ik haal altijd de namen van mijn collega’s door elkaar.”

“Sorry, ik heb de afspraakdata door elkaar gehaald.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

hangen ervan

A

hangen ervan af

“buna bağlıdır” veya “buna göre değişir”

“Of we naar het strand gaan, hangt ervan af of het morgen mooi weer is.”

“Of we op tijd aankomen, hangt ervan af of er file is op de snelweg.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

handig zijn

A

***handig zijn in:

“bir konuda yetenekli/usta olmak”

Hij is handig in het oplossen van wiskundeproblemen.

***handig zijn met:

“bir şeyi kullanmada becerikli olmak”

“Hij is handig met computers.”

“Zij is handig met naald en draad.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hebben recht

A

hebben recht op

“bir şeye hakkı olmak”

Alle kinderen hebben recht op onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

heeft te maken

A

heeft te maken met

“ile ilgili olmak” veya “alakalı olmak”

Zijn ziekte heeft te maken met stress.

36
Q

het gebied

A

het gebied van

“alanında” veya “konusunda”

Zij is een expert op het gebied van biotechnologie.

37
Q

investeren

A

investeren in

“bir şeye yatırım yapmak”

Hij wil investeren in duurzame energie.

38
Q

invloed

A

invloed op

“üzerinde etki” veya “üzerinde etkisi olmak”

Roken heeft een negatieve invloed op je gezondheid.

39
Q

kritisch

A

kritisch over

“bir şey hakkında eleştirel olmak”

Hij is altijd kritisch over de kwaliteit van het werk.

40
Q

kwantiteit

A

kwantiteit naar

“miktarına göre” veya “miktara göre”

De prijs van het product varieert kwantiteit naar afname.
(Ürünün fiyatı alım miktarına göre değişir.)

41
Q

lijden

A

lijden aan

“bir şeyden (genellikle hastalık) muzdarip olmak”
“er last van hebben”

Hij lijdt aan diabetes.

42
Q

onderzoeken

A

onderzoeken naar

“bir konuyu veya durumu araştırmak”

De wetenschappers zijn bezig met onderzoek naar klimaatverandering.

43
Q

omgaan

A

omgaan met

“bir şeyle başa çıkmak” veya “bir durumu idare etmek”

Het is belangrijk om goed om te gaan met stress.

44
Q

opslaan

A

opslaan in

“bir şeyi bir yerde saklamak veya kaydetmek”

Je kunt het document opslaan in de cloud.

ik sla op (… ik opsla)
jij/u slaat op (… jij opslaat)
hij/zij slaat op (… hij opslaat)
wij/zij/jullie slaan op (… wij opslaan)
ik/jij/u/hij/zij sloeg op (… ik opsloeg)
wij/zij/jullie sloegen op (… wij opsloegen)
hij heeft opgeslagen

45
Q

op verzoek

A

op verzoek van

“birinin isteği üzerine” veya “birinin talebiyle”

De vergadering is gepland op verzoek van de directeur.

46
Q

promoveren

A

promoveren op

“bir konuda yüksek lisans veya doktora derecesi almak”

Hij gaat promoveren op het gebied van kunstmatige intelligentie.

47
Q

respect tonen

A

respect tonen voor

“birine veya bir şeye saygı göstermek”

Het is belangrijk om respect te tonen voor andere culturen.

48
Q

richten

A

richten op

“bir şeye odaklanmak” veya “bir şeyi hedeflemek”

De training is gericht op het verbeteren van communicatieve vaardigheden.

49
Q

signaleren

A

signaleren in

“bir durumu fark etmek veya tespit etmek”

Het is belangrijk om veranderingen in het gedrag van kinderen te signaleren in een vroeg stadium.

50
Q

steken

A

steken in

-Hem raken met een puntig voorwerp: Bir kesici veya sivri cisimle delmek veya batırmak.
vb: De wesp stak in mijn wang. (Arı benim yanaklarıma battı.)

-Het erin of erop doen: Bir şeyi bir şeyin içine veya üzerine yerleştirmek.
vb: Zij steekt de sleutel in het slot. (O, anahtarı kilide yerleştiriyor.)

***-Eran besteden: Bir şeye zaman, para veya çaba harcamak.
vb: Hij steekt al zijn geld in cd’s. (O, tüm parasını CD’lere harcıyor.)

-Erin vastzitten: Bir şeyin içine sıkışıp kalmak veya takılmak.
vb: We bleven steken in de nauwe gang. (Dar koridorda takıldık kaldık.)

ik steek
jij/u steekt
hij/zij steekt
wij/zij/jullie steken
ik/jij/u/hij/zij stak
wij/zij/jullie staken
hij heeft gestoken

51
Q

stoelen

A

stoelen op

“bir şeyin temeline dayanmak” veya “bir şeyin dayandığı zemine sahip olmak”

Die opmerking van hem stoelt op zijn ervaringen.

52
Q

toewijzen

A

toewijzen aan

“bir şeyi veya birini bir amaca veya bir pozisyona atamak veya tahsis etmek”

De taak werd toegewezen aan de nieuwe medewerker.
De winst wordt toegewezen aan verschillende afdelingen.

“resmi olarak belirlemek veya atanmak”

Het kind werd aan de moeder toegewezen.

k wijs toe (… ik toewijs)
jij/u wijst toe (… jij toewijst)
hij/zij wijst toe (… hij toewijst)
wij/zij/jullie wijzen toe (… wij toewijzen)
ik/jij/u/hij/zij wees toe (… ik toewees)
wij/zij/jullie wezen toe (… wij toewezen)
hij heeft toegewezen

53
Q

uitgaan

A

uitgaan van

“bir şeyden yola çıkmak”, “bir şeyi varsaymak” veya “bir şeyi temel almak”

We moeten uitgaan van de informatie die we hebben.

54
Q

zich ergeren

A

zich ergeren aan

“bir şeyden rahatsız olmak” veya “bir şeye sinirlenmek”

Ik erger me aan het lawaai van de buren.

55
Q

zich lenen

A

zich lenen voor

“bir şeye uygun olmak” veya “bir şey için kullanılabilir olmak”

De zaal leent zich perfect voor feesten en evenementen.
Dit boek leent zich voor een diepgaande studie.

56
Q

zich richten

A

zich richten op

“bir şeye odaklanmak” veya “bir şeyi hedeflemek”

Het bedrijf richt zich op duurzame energieoplossingen.

57
Q

zich vastklampen

A

zich vastklampen aan

“bir şeye sıkı sıkıya tutunmak” veya “bir şeye sarılmak”

In moeilijke tijden klampt hij zich vast aan zijn geloof.

58
Q

zich wagen

A

zich wagen aan

“bir şeyi yapmayı göze almak” veya “bir şeye cesaret etmek”

Hij waagde zich aan het beklimmen van de hoge berg.

59
Q

zich vergewissen

A

zich vergewissen van

“bir şeyden emin olmak”

Voor vertrek vergewiste hij zich ervan dat alle deuren op slot waren.

60
Q

zich verdiepen

A

zich verdiepen in

“bir konuya derinlemesine dalmak” veya “bir konuyu detaylı olarak incelemek”

Ze verdiepte zich in de geschiedenis van het oude Rome.

Ik heb me verdiept in de cultuur van Japan voordat ik op reis ging.

61
Q

zich zorgen maken

A

zich zorgen maken over

“bir şey hakkında endişelenmek”

Ouders maken zich vaak zorgen over de toekomst van hun kinderen.

62
Q

vatbaar

A

vatbaar voor

“duyarlı olmak”
Bir kişinin bir şeye karşı hassas veya etkilenmeye açık olduğunu ifade eder.

Kleine kinderen zijn vatbaar voor infecties.

63
Q

vergelijken

A

vergelijken op

-Bir şeyin diğerine benzerlikleri veya farkları açısından karşılaştırılması için kullanılır.

“We hebben de auto’s vergeleken op brandstofverbruik/prijs.”

vergelijken met

-Bir şeyin başka bir şeye benzerlik açısından karşılaştırılması için kullanılır.

“Haar stem wordt vaak vergeleken met die van een engel.”

64
Q

verwijzen

A

verwijzen naar

“yönlendirmek” veya “bir şeye atıfta bulunmak”

“De dokter heeft hem naar de specialist verwezen.”

“De schrijver verwijst in deze tekst naar een ander artikel.”

ik verwijs
jij/u verwijst
hij/zij verwijst
wij/zij/jullie verwijzen
ik/jij/u/hij/zij verwees
wij/zij/jullie verwezen
hij heeft verwezen

65
Q

voorbereiding

A

***voorbereiding op:

Belirli bir olay, sınav veya durum için hazırlık yaparken kullanılır.

“Voorbereiding op het examen”

***voorbereiding voor:

Daha genel anlamda bir amaç veya etkinlik için hazırlık yaparken kullanılır.

Voorbereiding voor de toekomst.
De voorbereiding voor het feest kost veel tijd.

66
Q

voorlichting geven

A

voorlichting geven over

“bir konu hakkında bilgilendirme yapmak” veya “bilgi vermek”

De arts geeft voorlichting over een gezonde levensstijl.

67
Q

voorkeur geven

A

voorkeur geven aan

“tercih etmek” veya “öncelik vermek”

Ik geef de voorkeur aan koffie boven thee.

De meeste klanten geven de voorkeur aan online winkelen.

68
Q

voorstellen

A

voorstellen aan

“tanıtmak” veya “biriyle tanıştırmak”

Mag ik je voorstellen aan mijn collega?

Hij stelde zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

69
Q

elkaar

A

*** in elkaar
“bir araya getirilmiş” veya “birbirine geçirilmiş”, genellikle montaj veya yapılandırma anlamında kullanılır

Hij heeft de kast in elkaar gezet.

*** door elkaar
“karışmış” veya “karışık”

De papieren liggen door elkaar op het bureau.

*** voor elkaar
“bir şeyi başarmış olmak” veya “bir şeyi düzenlemek” veya “birbirine”

We hebben alles voor elkaar voor het feest.
Ze zorgen goed voor elkaar.

*** aan elkaar
“birbirine” veya “birbirine bağlı”

De wagons van de trein zijn aan elkaar gekoppeld.
Tijdens de dansles moesten de partners dicht aan elkaar dansen.

70
Q

… beperkte mate

A

in beperkte mate

“sınırlı ölçüde” veya “kısmen”

Dit medicijn is alleen in beperkte mate beschikbaar.

71
Q

… bruikleen

A

in bruikleen

“ödünç olarak” veya “kullanım için ödünç verilmiş / alınmış”

“iets tijdelijk in gebruik wordt gegeven of genomen zonder de eigendom over te dragen”

Het museum heeft het schilderij in bruikleen van een privéverzamelaar.

  1. Krijgen: “Hij kreeg de laptop in bruikleen van zijn werkgever.”
  2. Geven: “De school gaf de tablets in bruikleen aan de leerlingen.”
  3. Hebben: “Zij heeft de schilderijen in bruikleen van een museum.”
  4. Nemen: “De organisatie nam de apparatuur in bruikleen voor het evenement.”
  5. Verlenen: “De overheid verleende het stuk grond in bruikleen aan de landbouwers.”
72
Q

… eerste instantie

A

in eerste instantie

“ilk başta” veya “ilk etapta”

In eerste instantie leek het plan een goed idee, maar later kwamen de problemen naar voren.

73
Q

… het geval

A

in het geval

“durumunda” veya “halinde”

In het geval van een noodsituatie, bel 112.

74
Q

… opkomst

A

in opkomst

“yükselişte” veya “gelişmekte olan”

Elektrische auto’s zijn sterk in opkomst in de autosector.

75
Q

… zicht

A

in zicht

“görünürde” veya “görünür”

Er is eindelijk een oplossing in zicht voor het probleem.

76
Q

… de loep nemen

A

onder de loep nemen

“dikkatle incelemek” veya “mercek altına almak”

De onderzoekers namen de nieuwe data onder de loep om mogelijke fouten te vinden.

77
Q

… waarde schatten

A

op waarde schatten

“değerini takdir etmek” veya “değerini anlamak”

Het is belangrijk om de inzet van vrijwilligers op waarde te schatten.
(Gönüllülerin katkılarını takdir etmek önemlidir.)

78
Q

… verzoek van

A

op verzoek van

“isteği üzerine” veya “talebi üzerine”

Op verzoek van de directeur werd de vergadering verplaatst.

79
Q

… mate

A

met mate

“ölçülü olarak” veya “ılımlı bir şekilde”

Alcohol drinken is niet schadelijk als je het met mate doet.

80
Q

… in staat

A

toe in staat

“muktedir” veya “yeterli”

“Hij is toe in staat om de leiding te nemen.”

81
Q

… stand komen

A

tot stand komen

oluşmak”, “meydana gelmek” veya “gerçekleşmek”

De overeenkomst kwam tot stand na lange onderhandelingen.

82
Q

… conclusie komen

A

tot conclusie komen

“bir sonuca varmak”

Na lang overleg zijn we tot de conclusie gekomen dat het beste is om het project uit te stellen.

83
Q

… meining

A

van meining

“fikir sahibi” veya “düşünceli”

Ik ben van mening dat het belangrijk is om regelmatig te sporten.

84
Q

… beroep

A

van beroep

“meslek olarak”

Ik ben van beroep advocaat.

85
Q

… respectloosheid voor iemand

A

van respectloosheid voor iemand

“birine saygısızlık”

Het tonen van respectloosheid voor anderen is onaanvaardbaar.