HS 1 - Uitdrukkingen en woordgroepen Flashcards
Vandaag hebben we … (şaşırtıcı bir şekilde çok, inanılmaz derecede) vijfhonderd kilometer gefietst.
maar liefst
antoniem: slechts
Hij werd … (haksız yere, yanlışlıkla) beschuldigd van diefstal en later vrijgesproken.
ten onrechte
antoniem: terecht: haklı, doğru
Hij vindt het grappig om zijn vrienden … (birini aptal yerine koymak, alay etmek) tijdens feestjes.
voor gek te zetten
“iemand voor gek zetten”
Hij … (yolunu kaybetmek, başından sapmak) tijdens de lange wandeling in het bos.
raakte het spoor bijster
“het spoor bijster raken”
Die lamp geeft … (sanki, adeta) een warme gloed.
als het ware
als het ware = bij wijze van spreken
Hij gaf een … (doğrudan, basit ve net) antwoord op de vraag.
rechttoe rechtaan
Hij … (birine boş boş veya anlamadan bakmak) alsof hij geen idee had waar ik het over had.
keek me glazig aan
“iemand glazig aankijken”
… (İlk bakışta, başlangıçta, görünüşte) lijkt het huis klein, maar van binnen is het verrassend ruim.
Op het eerste gezicht
Hij … (hiç saçma bir kelime etmemek, sessiz kalmak) tijdens de hele vergadering.
zei geen stom woord
“geen stom woord zeggen”
Hij … (bir hatayı yapmak veya başarısız olmak ) toen hij dacht dat de trein om 10:00 vertrok, maar het eigenlijk om 9:00 vertrok.
stootte zijn neus
“zijn neus stoten”
Laten we dit … (yalnızca iki kişi arasında, baş başa ) bespreken.
onder vier ogen
Ik … (bir problemi tam olarak tanımak, sorunun kaynağını bilmek) als het gaat om het vinden van een nieuwe baan.
weet waar de schoen wringt
“weten waar de schoen wringt”
Ik ken hem … (çocukluktan itibaren, küçük yaşlardan beri ).
van kinds af aan
De instructies waren … (açık ve net, apaçık), dus ik had geen moeite om het probleem op te lossen.
klip-en-klaar
Hij … (doğrudan ve açık bir şekilde söylemek ), wat soms mensen kan beledigen.
zegt altijd waar het op staat
“zeggen waar het op staat”
Hij … duidelijk … (bir konuda bilgi sahibi olmak, konuya hakim olmak) als het gaat om technologie.
heeft … kennis van zaken
“kennis van zaken hebben”
Het weer zal morgen, … (olup olmama, olabilir ya da olmayabilir), zonnig zijn.
(Yarın hava güneşli olabilir ya da olmayabilir)
al dan niet
Hij besloot de oorspronkelijke tekst … (bir şeyi değiştirmeden, dokunmadan bırakmak, bozmamak) en voegde geen nieuwe informatie toe.
onverlet te laten
“iets onverlet te laten”
De agenten … (hırsızı kelepçeledi).
sloegen de dief in de boeien
“iemand in de boeien slaan”: Birini kelepçelemek, tutuklamak
slaan
ik sla
jij/u slaat
hij/zij slaat
wij/zij/jullie slaan
ik/jij/u/hij/zij sloeg
wij/zij/jullie sloegen
hij heeft geslagen
uitspraak: BOEI-en
-de handen vastbinden of vastmaken
vb: de arrestant werd door de politie geboeid
-met de aandacht er helemaal op gericht
vb: de toeschouwers keken geboeid naar de voorstelling
*dat boeit me niet [interesseert me niet (jongerentaal)]
de boei, de boeien
-zware ketting met twee klemmen om de handen mee vast te zetten
vb: de agent deed de boeien om zijn handen
Ze … (arkadaşını suçladı) om haar eigen fouten te verbergen.
gooide haar vriendin voor de wolven
“iemand voor de wolven gooien”: Birini zor durumda bırakmak veya suçlamak
Hij … (her şey kontrolü altında), dus maak je geen zorgen.
heeft alles in de hand
“iets in de hand hebben”: Bir durumu kontrol etmek veya yönetmek
Ik zal … (arkadaşımı destekleyeceğim, savunacağım) bij de baas.
een goed woordje voor mijn vriend doen
“een goed woordje voor iemand doen”: Birinin lehine konuşmak, birini desteklemek veya savunmak