urinewegen Flashcards
1
Q
cyst-
A
blaas
2
Q
nefro(o)-
A
nier
3
Q
ureter
A
urineleider (van nier naar blaas)
4
Q
urethra
A
plasbuis/urinebuis (van blaas naar buiten)
5
Q
-ur(ie)/uro-/urin-
A
urine
6
Q
cystitis
A
ontsteking van de blaas
7
Q
cystectomie
A
operatief verwijderen van de blaas
8
Q
nefrectomie
A
operatief verwijderen van de nier
9
Q
nefroloog
A
deskundige in nieraandoeningen
10
Q
ureteritis
A
ontsteking van de urineleider
11
Q
anurie
A
niet kunnen urineren
12
Q
polyurie
A
veel urineren
13
Q
oligurie
A
weinig urineproductie
14
Q
urologie
A
wetenschap van de urinewegen
15
Q
uroloog
A
deskundige van de urinewegen
16
Q
urineretentie
A
ophouden van urine