spijsverteringsstelsel Flashcards
1
Q
stoma
A
mond/opening
2
Q
os
A
mond
3
Q
odont-
A
tand
4
Q
labi-
A
lippen
5
Q
lingua
A
tong/taal
6
Q
gastr-
A
maag
7
Q
oesofag-
A
slokdarm
8
Q
laparo
A
buikholte
9
Q
enter-
A
darm
10
Q
rect-/rectum
A
endeldarm
11
Q
an-/anus
A
aars
12
Q
col(on)
A
dikke darm
13
Q
hepat-
A
lever
14
Q
chole-
A
galblaas
15
Q
pancreas
A
alvleesklier
16
Q
fagie
A
eten
17
Q
stomatologie
A
studie van de mond
18
Q
stomatitis
A
ontsteking van het mondslijmvlies
19
Q
stomapatiënt
A
patiënt met een kunstmatige opening om bepaalde stoffen mee af te voeren.
20
Q
ileostomie
A
kunstmatige opening maken van de dunne darm