urinaire stelsel, vocht en mineralenbalans en zuurbasenevenwicht Flashcards

1
Q

Wat is een hypovolemische shock?

A

een absoluut tekort aan circulerend volume door ernstig bloedverlies of vochtverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan een oorzaak zijn van hoge bloeddruk?

A

nieren functioneren niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de bovendruk en onderdruk bij Hypertensieve crisis?

A
Onderdruk = hoger dan 120-130 mmHg
Bovendruk = hoger dan 200-220 mmHg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveelheid witte bloedcellen kan wijze op aanwezigheid van…

A

urineweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveelheid rode bloedcellen kan wijze op aanwezigheid van…

A

Nierstenen of Tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Suiker in de urine kan wijzen op…

A

Diabetes mellitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de urine kan worden getest voor:

A
  • leverafwijkingen
  • schildklierafwijkingen
  • zwangerschap
  • drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vanuit waar gaat het vocht naar de urineblaas?

A

vanuit de nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor afwijkingen aan de retina kan je hebben bij Hypertensieve retinopathie?

A
  • bloedingen
  • cotton wool spots
  • papiloedeem
  • combinatie van afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als er veel druk op de bloedvaten staat?

A

men moet vaker plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als er weinig druk op de bloedvaten staat?

A

vascoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veel renine geeft een

A

hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypertensie betekend?

A

Hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de relatie tussen de bloeddruk en de nieren?

A

bloeddruk zorgt voor urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wordt de bloeddruk lager dan produceren de nieren meer/minder urine?

A

minder urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor hormoon produceren de nieren om de bloeddruk hoger te maken?

A

Renine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is vochtbalans?

A
  • normale vocht en mineralenbalans

- normale zuur-basevenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Aldosteron?

A

natrium terugwinning systeem

19
Q

Waar zitten de meeste kanaaltjes?

A

Proximale tubulus

20
Q

Wat houd mineralecorticosteroïden in de gaten?

A

of er genoeg natrium in de bloedbaan zit

21
Q

Met welk hormoon zetten je de kanaalyjes door te laten open?

A

ADH

22
Q

Wat is een gemiddelde normale bloeddruk?

A

120/80

23
Q

Het limbisch systeem zorgt voor?

A
  • Ontzetting
  • woede en extase
  • lachen en huilen
  • lust en frustratie
  • honger en dorst
  • geborgenheid en vijandigheid
  • seksueel gedrag
24
Q

Voor hoeveel procent bestaat een baby uit water?

A

80%

25
Q

voor hoeveel procent bestaat een kleuter uit water?

A

70%

26
Q

Voor hoeveel procent bestaat een kind uit water?

A

65%

27
Q

Voor hoeveel procent bestaat een volwassene man uit water?

A

60%

28
Q

Voor hoeveel procent bestaat een volwassene vrouw uit water?

A

55%

29
Q

Voor hoeveel procent bestaat een bejaarden uit water?

A

50-55%

30
Q

Wat is de normale arterieel bloed waarde?

A

7,4 pH

31
Q

Wanneer heeft iemand alkalose?

A

als de pH waarde hoger is dan 7,4

32
Q

Wanneer heeft iemand acidose?

A

als de pH lager is dan 7,4

33
Q

Wanner overlijd iemand als de ph waarde te hoog is?

A

hoger dan 8 pH

34
Q

Wanneer overlijd iemand als de pH waarde te laag is?

A

lager dan 6,8 pH

35
Q

Iemand heeft dorst, hoe heet de regelkamer van dit systeem?

A

Limbisch systeem

36
Q

Waar is het Limbisch systeem een onderdeel van?

A

de hypothalamus

37
Q

Vanuit waar gaat het vocht naar de nierbekken?

A

vanuit de nierpiramide (verzamelbuizen)

38
Q

Waar gaat nefron naar toe?

A

richting de blaas

39
Q

Wat is nefron?

A

water, natrium, glucose, aminozuren, vitamine en calcium

40
Q

je vindt eiwitten in de urine wat is er aan de hand?

A

het zeefje is kapot

41
Q

Hoeveel natriumchloride bevat het lichaam?

A

0,5

42
Q

Door welk proces is de hoeveelheid na+in het interstitium gelijk aan de hoeveelheid in de bloedbaan?

A

diffusie

43
Q

Wat is het effect van KA+ in het interstitium?

A
  • de kanaaltjes gaan open
  • drempelwaarde is bereikt
  • depolarisatie
  • kalium gaat niet van binnen naar buiten omdat er even veel kalium in als buiten de cel is
44
Q

Wat is Osmolariteit?

A

het aantal osmotische werkzame stof per liter