(uitspraken) Europees strafrecht Flashcards
(2) Decembermoorden Suriname
Het verzoek lag er om Bouterse in Nederland te vervolgen voor genoemde artikelen. De Hoge Raad vernietigd de beschikking dat hij in Nederland vervolgd kon worden, want Nederland had geen rechtsmacht.
- Art. 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag niet toepassen als feiten zijn gepleegd voor inwerkingtreding van wet (20 januari 1989). Geen terugwerkende kracht.
- Doden, zonder foltering vooraf valt niet onder art. 1 Uitvoeringswet folteringverdrag
- Vervolging in Nederland (voor art. 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag), mag alleen als er aanknopingspunten zijn voor rechtsmacht.
(2) Rwanda
Rwandees wordt beschuldigd dat hij in 1994 misdrijven in de zin van art. 1 Uitvoeringswet genocideverdrag heeft gepleegd tegen niet- Nederlanders.
Verdachte bevindt zich in Nederland, 1998, en heeft asiel aangevraagd. In 2006 aangehouden. Rwanda- tribunaal heeft gevraagd of Nederland de vervolging over kon nemen. Dit kon niet want:
- Rwanda- tribunaal is geen ‘vreemde staat’.
Vervolging in Nederland niet- ontvankelijk verklaard.
(3) Eurojus Case Law
- Beoordeling uitleveringsverzoek, gebaseerd op uitleveringsverdrag. Uitgaan van vertrouwen dat rechten uit EVRM en IVBPR wordt gerespecteerd.
- Uitlevering kan worden geweigerd als art. 3 EVRM wordt geschonden. De beslissing ligt bij de Minister van Veiligheid en Justitie.
- Als er vast staat dat er een voltooide inbreuk is op fundamentele rechten, dan beslist de uitleveringsrechter over de ontoelaatbaarheid.
- Uitlevering ter uitvoerlegging van rechtelijke veroordeling. Heeft veroordeling geleid tot schenden art. 6 EVRM en/of art. 14 IVBPR, dan beslist uitleveringsrechter of verdragsbepaling gegarandeerd is geschonden (voltooide flagrante schending).
- Dreigt er een inbreuk op art. 6 EVRM en/of art. 14 IVBPR dan is het niet aan de uitleveringsrechter om aan de gegrondheid te beoordelen. Vanuit moet worden gegaan van het vertrouwen van de verzoekende staat.
–> een minister kan wel vragen om garanties, om schending te voorkomen (art. 30 Uitleveringswet).
-Staat en dat deze daar dan een oordeel over geeft met het oog op de waarborging van het recht van de opgeëiste persoon op een eerlijk proces. In geval van een uitlevering ter strafvervolging kan de vraag of inbreuk is gemaakt op het recht van de opgeëiste persoon op een eerlijk proces in de regel eerst worden beantwoord na de uitspraak van de strafrechter in de verzoekende Staat, omdat pas dan kan worden vastgesteld of de mensenrechtenschending niet (meer) vatbaar was voor herstel of compensatie. De uitleveringsrechter kan daarom in de regel niet toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van een verweer dat sprake is van een reeds voltooide schending van art. 6 lid 1 EVRM en/of art. 14 lid 1 IVBPR.
- Het uitgangspunt dat in de gevallen waarin de uitlevering ter strafvervolging is gevraagd, de uitleveringsrechter in beginsel niet inhoudelijk oordeelt over een beroep op dreigende en/of voltooide mensenrechtenschendingen, kan uitzondering lijden indien naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan
a. dat de opgeëiste persoon door zijn uitlevering zal worden blootgesteld aan het risico van een flagrante inbreuk op enig hem ingevolge deze verdragsbepalingen toekomend recht, en tevens
- Het uitgangspunt dat in de gevallen waarin de uitlevering ter strafvervolging is gevraagd, de uitleveringsrechter in beginsel niet inhoudelijk oordeelt over een beroep op dreigende en/of voltooide mensenrechtenschendingen, kan uitzondering lijden indien naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan
b. dat hem na zijn uitlevering ter zake van die inbreuk niet een rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM respectievelijk art. 2 lid 3 IVBPR ten dienste staat. In zo een geval staat de verplichting om de uit voormelde verdragsbepaling(en) voortvloeiende rechten van de opgeëiste persoon te verzekeren in de weg aan de nakoming van de verdragsrechtelijke verplichting tot uitlevering.
Het is derhalve de uitleveringsrechter die tot oordelen is geroepen ingeval bij de behandeling van het uitleveringsverzoek ter zitting beroep is gedaan op het (dreigende) risico van een flagrante inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM en/of art. 14 lid 1 IVBPR, doch uitsluitend indien tevens is aangevoerd dat en waarom de opgeëiste persoon na zijn uitlevering niet een rechtsmiddel als vorenbedoeld ten dienste staat. Daarbij moet worden aangetekend dat uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat niet snel wordt aangenomen dat sprake is van blootstelling aan het risico van een flagrante inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM die moet leiden tot ontoelaatbaar verklaring van de gevraagde uitlevering ter strafvervolging.
(3) Aranyosi
Overlevering aangevraagd aan Duitse justitiële autoriteiten.
Het betreft een Hongaars verzoek om overleving. Persoon was verdacht van inbraak, tegen wie in Hongarije strafvervolging was ingesteld.
Voorwaarden tot overlevering voldaan:
- Beginsel van wederzijdse erkenning - rechtsstatelijkheid erkend.
- Duitsland moest vertrouwen in rechtssysteem in Hongarije
LET OP: werd wel op de proef gesteld. Detentieomstandigheden waren zorgwekkend, wegens:
- Overbevolking
- Intimidatie
- Ondervoeding
- Gebrekkige hygiënische voorzieningen
–> Overlevering kan worden voorkomen als art. 3 EVRM wordt geschonden, bij onmenselijke en vernederende omstandigheden. De uitvoerende lidstaat moet dan nadere vragen aan de uitvaardigende lidstaat stellen, en wanneer binnen een redelijke termijn antwoorden uitblijven of deze geen garanties bevatten, mag de overlevering beëindigd worden.
(3) Caldararu
Overlevering aangevraagd aan Duitse justitiële autoriteiten.
Het betreft een verzoek om overleving. Persoon was veroordeeld wegens rijden zonder rijbewijs.
Voorwaarden tot overlevering voldaan:
- Beginsel van wederzijdse erkenning - rechtsstatelijkheid erkend.
- Duitsland moest vertrouwen in rechtssysteem in Roemenië.
LET OP: werd wel op de proef gesteld. Detentieomstandigheden waren zorgwekkend, wegens:
- Overbevolking
- Intimidatie
- Ondervoeding
- Gebrekkige hygiënische voorzieningen
–> Overlevering kan worden voorkomen als art. 3 EVRM wordt geschonden, bij onmenselijke en vernederende omstandigheden. De uitvoerende lidstaat moet dan nadere vragen aan de uitvaardigende lidstaat stellen, en wanneer binnen een redelijke termijn antwoorden uitblijven of deze geen garanties bevatten, mag de overlevering beëindigd worden.
(3) Overzichtsarrest beroep op mensenrechtenschendingen in uitleveringsprocedures
(3) C-510/19
In 2017 heeft België een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen AZ. Een Belgische onderdaan is beschuldigd van valsheid in geschrifte. In december 2017 aangehouden in Nederland en overgeleverd. In 2018 een aanvullend EAB ingesteld.
–> een persoon die op grond van een EAB wordt uitgevaardigd niet door rechtelijke autoriteiten worden berecht of anderszins van vrijheid worden beroofd wegens andere (voor overleving) strafbare feiten (behalve bij toestemming).
Vraag is of OvJ een uitvoerende rechterlijke partij is?
- Nee, OvJ’s moeten onafhankelijk zijn.
- Moet sprake zijn van een effectieve rechterlijke bescherming.
(Bonus) Net zoals bij de uitvaardiging, kan bij de tenuitvoerlegging van een EAB de vrijheid van de gezochte persoon worden aangetast. In de procedure van uitvaardiging van een EAB kunnen de grondrechten op twee niveaus worden beschermd, terwijl in de fase van de tenuitvoerlegging de tussenkomst van de uitvoerende rechterlijke autoriteit het enige beschermingsniveau is waarin het kaderbesluit voorziet om ervoor te zorgen dat de gezochte persoon alle garanties krijgt die eigen zijn aan de vaststelling van rechterlijke beslissingen.
(3) C-354/20 PPU
C412/20 PPU
Nationale rechterlijke instanties moeten gevolg geven aan verzoeken tot uitlevering of overlevering die afkomstig zijn uit Polen. Het feit dat er structurele en fundamentele gebreken lijken te kleven wat betreft de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in deze staat maakt dat niet anders. Een weigering tot uitlevering of overlevering is alleen op zijn plaats als de uitvoerende rechterlijke autoriteit concreet en nauwkeurig is nagegaan in hoeverre die gebreken gevolgen kunnen hebben voor de persoonlijke situatie van de betrokkene en als is gebleken dat er een reëel gevaar is dat de gebreken de behandeling van het individuele geval kunnen beïnvloeden.
(4) Overname tenuitvoerleggingstraf
(4) Uitgangspunten bij bepalen strafmaat
De Rechtbank heeft bij de strafoplegging tot uitgangspunt genomen dat de ernst van het gepleegde feit beoordeeld dient te worden naar de normen welke gelden in het land waar dat feit is begaan. Aldus heeft de Rechtbank hetgeen is vooropgesteld miskend.
(4) Grenzen beoordelingskader omzettingsrechter, Wesam al D.
Veroordeling van de Amerikaanse rechter -onder meer- samenzwering tot moord op Amerikaanse staatsburger buiten de VS tot 25 jaar gevangenisstraf naar Nederlands recht omgezet in een gevangenisstraf van 8 jaar.
Grenzen van het beoordelingskader zijn gelegen in de door de Amerikaanse rechters vastgestelde feiten. Zowel de OvJ als de verdediging hebben die grenzen niet altijd scherp getrokken. Kwalificatie feiten naar thans geldende materiele recht. Amerikaanse detentieomstandigheden leveren geen flagrante schending van art. 3 EVRM op, maar leiden wel tot matiging van straf.
(4) Verbod van verzwaring, elektronische detentie
Verweer veroordeelde dat strafrechtelijke positie dreigt te worden verscherpt door de omzetting zal de rechter moeten onderzoeken.
- of invrijheidstelling (vervroegd of voorwaardelijk) waar verzoekende staat in over zou zijn gegaan.
Onderzocht wordt of veroordeelde slechter er aan toe is in Nederland. Dit geldt ook als detentie wordt omgezet in elektronische detentie.
(5) Ivan Gavanozov
Artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, gelezen in samenhang met deel J van het in bijlage A bij die richtlijn bedoelde formulier, moet aldus worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit van een lidstaat bij het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel in dit deel geen omschrijving hoeft op te nemen van de rechtsmiddelen die in voorkomend geval in zijn lidstaat tegen het uitvaardigen van een dergelijk bevel kunnen worden ingesteld.
(6) Consob
Een natuurlijke persoon tegen wie een administratief onderzoek wegens handel met voorwetenschap is ingesteld, heeft het recht om te zwijgen wanneer uit zijn antwoorden zou kunnen blijken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een inbreuk die met administratieve sancties van strafrechtelijke aard wordt bestraft, of dat hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het zwijgrecht kan echter niet rechtvaardigen dat de betrokkene niet meewerkt met de bevoegde autoriteiten, bijvoorbeeld door te weigeren om op een verhoor te verschijnen of door vertragingstactieken toe te passen.
(6) Rechtshulp en toegang advocaat
Essentie:
Verdachte in Nederlandse strafzaak wordt in Spanje verhoord met rechtsbijstand van Spaanse advocaat. Adequate rechtsbijstand? Geen schending van recht op eerlijk proces.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat ‘aan de relevante eisen is voldaan’ wat betreft (adequate) rechtsbijstand aan de verdachte voorafgaand en tijdens haar verhoor in Spanje als ‘verdachte in een Nederlandse strafzaak’.
Bonus:
- art. 3 lid 1 Richtlijn 2013/48/EU de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de verdachten of beklaagden recht hebben op toegang tot een advocaat.
- EU-lidstaat onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten en de verdachte wordt bijgestaan door een advocaat uit het land waar dit verhoor plaatsvindt
-gewezen op haar zwijgrecht en op het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat, en zij van haar recht op verhoorbijstand gebruik heeft gemaakt en tijdens het verhoor door een Spaanse advocaat is bijgestaan.
- niet te kennen heeft gegeven niet in staat te zijn adequate rechtsbijstand te verlenen en de verdachte destijds niet heeft verklaard geen adequate rechtsbijstand te hebben ontvangen.