U3 APPRENDRE 5 - Flashcards

1
Q

Met welke regelmatige werkwoorden is wat bijzonders aan de hand?

A

Aimer, adorer, préférer, détester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebruik je in het Frans na deze werkwoorden?

A

le, la, l’, les

In het Nederlands gebruik je hier geen lidwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mijn ouders zijn dol op tennis

A

Mes parents adorent le tennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb liever muziek.

A

Je préfère la musique.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hou je veel van honden?

A

Tu aimes beaucoup les chiens?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Claire heeft een hekel aan geschiedenis.

A

Claire déteste l’histoire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly