U3 APPRENDRE 4 Flashcards
1
Q
het schoolvak
A
la matière
2
Q
blijven zitten
A
redoubler
3
Q
doen aan
A
pratiquer
4
Q
de training
A
l’entrainement (m)
5
Q
vaak
A
souvent
6
Q
goed in
A
fort en
7
Q
de verandering
A
le changement
8
Q
herhalen
A
répéter
9
Q
ik moet (moeten)
A
je dois (devoir)
10
Q
tekenen
A
dessiner
11
Q
de dag
A
le jour
12
Q
behalve
A
sauf
13
Q
serieus
A
sérieux, sérieuse
14
Q
een hekel hebben aan
A
détester
15
Q
het lokaal
A
la salle