TT 21/22 HER Flashcards

1
Q

Centrale ataxie

A

normale vibratiezin en proprioceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wrm geen anticholinergica bij ouderen?

A

verwardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dystonie

A

moeite bewegen 1 lichaamsdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

puls-stap respons

A
  • PPRH
    ○ Brengt het oog snel in een nieuwe positie
    • PPH
      ○ Fixatie op die positie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zenuwwortels en spierzwakte

A

C4-C5 = m. deltoideus en bovenarm
C5-C6 = biceps en pols, gevoelloos duim
C6-C7 = triceps, gevoelloos middelvinger
C7-T1 = handgreepzwakte, gevoelloos pink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dopaminerge neuronen zijn gelegen in de ??? en hebben hun eindigingen vooral in het ???

A

substantia nigra
striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meest voorkomende vezels in brein

A

parallelvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Labiel affect =

A

De zichtbare en hoorbare expressie van de emotionele reactie (affect) (1p) wisselt herhaaldelijk en abrupt (1p), zonder duidelijke externe aanleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Intracraniele druk klachten

A
  • Hoofdpijn
    • Misselijkheid
    • Braken
      Visusdaling/dubbelzien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Limbic lobe en system verschil

A

Amygdala
Hypothalamus
dorsamediale thalamus
prefrontale schors
ventral striatu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broca afasie

A

Broca afasie = Frontaal
Wernicke = Temporaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maligne neuroleptica syndroom

A
  • Bijwerking antipsychotica
    • Na enkele weken ontstaan
    • Behandeling
      ○ Anticholinergicum
      ○ Stoppen antipsych
      ○ Dopamine agonist
      ○ Benzo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe weten we dat autisme een genetisch component heeft

A
  1. Er zijn veel genen gevonden die geassocieerd zijn met autisme
  2. Er is een heel erg hoge concordantie voor autisme in 1-eige tweelingen, niet voor 2-eige tweelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Capsaicine

A

agonist van TRPV-1 kanalen in nociceptoren van de tong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

goede en slechte pijn locaties

A

goede pijn: (primaire/secundaire) somatosensibele cortex (1p)
slechte pijn: anterieure gyrus cinguli, insula, amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Caudasyndroom

A

afwezige spanning van de sfincter ani, atone overloopblaas, afwezig gevoel in het rijbroekgebied

17
Q

Centraal neuropathische pijn bij

A
  • Ruggenmerg laesie
    • MS
    • Beroerte
18
Q

Noem vier indicaties voor ECT

A

Medicatie-resistentie
Levensbedreigende situatie
Contra-indicatie voor medicatie
Eerder goed effect op ECT

19
Q

verschil simulatie en nagebootste stoornis

A

Bij simulatie is er een herkenbaar materieel gewin of extern motief, en bij een nagebootste stoornis niet.

20
Q

ACT doel

A
  • ACT probeert de manier waarop iemand omgaat met gedachten te veranderen door contexten te creëren waarin hun onbehulpzame functies verminderd worden
21
Q

Waarop berust de werking van clonidine bij het heroïne abstinentiesyndroom?

A

sympathicus onderdrukking