Trematode Flashcards

1
Q

Wat zijn de trematoden?

A

Zuigwormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zijn trematoda gesegmenteerd?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 belangrijke subklassen kent de trematoda?

A
  • Monogenea ; Visparasieten. Hebben een directe cyclus

- Diginea ; Hebben een indirecte cyclus. Er is dus een tussengastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar komen trematoda vooral voor?

A

In het gastro-intestinale stelsel en de annexen daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een belangrijke annex van het gastro-intestinale stelsel

A

De lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor welke gastheer hebben de trematoden een hoge specificiteit?

A

Voor de 1e tussengastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de tussengastheer bij de trematoden?

A

Een gastropode dat zijn de slakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bepaald de verspreidingsgebieden van infecties met trematoda?

A

Het voorkomen van de receptieve slak die als eerste tussen gastheer dient. Je krijgt dus redelijk plaatselijke infecties krijgen die in relatie staan met de plaatsen waar de slakken gedijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We hebben een lage specificiteit voor de eindgastheer bij de trematoden, wat kan je daar uit op maken?

A

Dat je zoonoses gaat krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zitten we met een zout of een zoetwater biotoop bij de trematode?

A

Een zoetwater biotoop. We hebben ofwel een zoetwater modderslak ofwel een zoetwater waterslak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom noemen we een trematode ook wel een platworm?

A

Omdat deze aan beide zijden is afgeplat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem een aantal belangrijke algemene kenmerken van trematoden?

A

Ze zijn bilateraalsymmetrisch, hebben een zeer onvolledig digestief systeem en zijn hermafrodiet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke trematode zijn niet hermafrodiet?

A

De Schisozoma, schiso betekend scheiding. Zoma betekend lichaam. Dus scheiding van lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertel alles wat je weet over het verteringsstelsel bij de trematoden

A

Ze hebben een orale zuignap, dat is een soort mondopening. Dit geeft een rol bij de opname van voeding.

Daarop volgt een pharynx en dan krijgen we de blinde darm. Deze kan in min of meerdere mate vertakt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een cirrus bij de trematode?

A

Een soort penis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor wat dient de ventrale zuignap bij trematoden?

A

Is centraal gelegen en dient voor vast te zuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Mehlis klier bij trematoden?

A

Dat is de schaalklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het recetaculum seminis bij trematoden?

A

Hier worden de zaadcellen opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met welke snelheid worden er eitjes geproduceerd door de trematoden?

A

Met een snelheid van 1 eitje per minuut. Je hebt dus ongeveer 1440 eitjes per dag. Dat is weinig.
Daarom is er ook nog een a-seksuele vermeerdering in de tussengastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voor wat dient de orale zuignap?

A

Voor opname van voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een distoom?

A

Een trematode met zowel een orale als een ventrale zuignap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een amfistoom?

A

Een orale zuignap en een ventrale zuignap onderaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Voor wat dient de ventrale zuignap?

A

Voor de vasthechting en beperkt voortbewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de buitenwand van de trematode en de cestode?

A

Het tegument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat weet je over het tegument?

A

Het is een levend weefsel, is een laag van syncitiele cellen die belangrijk zijn voor de opname van voedingsbestanddelen uit de omgeving. Door middel van het tegument vindt het hoofdaandeel van de opname van voedingsbestandsdelen plaats. Die capaciteit is in de darm beperkt.

Het tegument bevat ook plooien en microvilli waardoor de opname capaciteit is vergroot.
Het tegument beschermt weinig tegen externe invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat doet praziquantel en voor wat gebruik je het?

A

Het zorgt voor een inhibitie van de de turnover van het tegument en gaat de vitale functie inhaleren. Dit werkt op zowel trematoden als cestoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zie je bij trematoden op het tegument en niet bij cestoden?

A

Je ziet daar actine stekels. We spreken ook wel van de aanwezigheid van tuberkels, die de pathogeniciteit doet toenemen. De vorm en de densiteit van de stekel kun je gebruiken om de identificatie te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat kun vertellen over de spierwerking bij trematoden?

A

De spieren spelen niet veel een rol. Er is wel een circulaire en longitudinale spierlaag maar die doen niet zo veel. Bijgevolg is het zenuwstelsels ook redelijk primitief.

De tussenstadia die zelf een gastheer moeten opzoeken die hebben wel wat organellen om hun gastheer te kunnen vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat weet je over producten die interferentie hebben met de neuromusculaire transmissie bij trematoden en cestoden?

A

Die gaan weinig invloed hebben want trematoden en cestoden bewegen nauwelijks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bij welke trematode is de cacea sterk vertakt?

A

Bij de F. hepatica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het kanaal van Laurer en bij welke groep zien we het terug?

A

Het is een kanaal wat uitkomt op het tegument, en naar buiten gaat. Langs deze weg komen de spermatozoïden die afgezet zijn in de omgeving toch naar binnen. We zien het bij de trematode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beschrijf de eerste 2 stappen van de levenscyclus van de trematode

A
  1. Zygote - Het bevruchte ei komt via de genitale porus naar buiten. Zijn meestal ongeembryoneerde eitjes. Pas in de omgeving vindt de embryonatie plaats. Het eitje heeft een operculum.
  2. Myracidium -Dit is een gecilieerde larve, die via het operculum het eitje verlaat. Waarom heeft deze cilien? Omdat deze moet kunnen zwemmen naar de slak.
    Een myracidium kan zichzelf niet voeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat weet je over een myriacidium?

A

Deze volgt op de zygote. Is geclieerd omdat deze moet zwemmen naar de slak. De myracidium kan zichzelf niet voeden.

Ze hebben penetratie glads, dat zijn proteolytische enzymen en penetratieklieren zodat ze de voetzool van de slak kunnen binnendringen. Ze hebben ook fotoreceptoren waardoor ze naar het oppervlakte zwemmen van het water was de waterslakken aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welk stadium volgt er op het myracidium stadium?

A

De sporocyst of de redia stadia. De redia volgt op de sporocyst maar dat hoeft niet perse zo te zijn.

Wat je moet weten ; er is a-seksuele vermeerdering in de slak en dat kan door middel van sporocyst of redia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat volgt er op het redia/sporocysten stadium?

A

De cercaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Vertel alles wat je weet over de cercaria

A

Dit zijn larven met een staart waarmee ze kunnen zwemmen. De reproductie organen zijn partieel aanwezig en ze gaan de slak actief verlaten. Ze zijn nog niet infectieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat volgt er op de cercaria?

A

De metacercaria, dat zijn infectieuze cercaria. Die kunnen een passieve infectie veroorzaken bij de eindgastheer.

De cercaria zwemt en hecht zich vast aan een waterplant en gaat encysteren (dit kan ook zijn in een 2e tussengastheer)en dan krijg je de metacercaria of de cercaria gaat rechtstreeks de gastheer aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer zien we furcocercaria?

A

Deze zien we bij de Schistosoma. Ze kunnen blijven zwemmen en percutane infecties veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Noem alle stadia van de standaard levenscyclus bij de trematoden

A
  1. Zygote
  2. Myracidium
  3. Sporocyst
  4. Redia
  5. Cercaria
  6. Metacercaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe overwinterd een F. Hepatica?

A
  • Als eitje is dat beperkt.
  • Als metacercaria is mogelijk
  • Maar de grootste overwintering is in de slak.
    De slak is niet actief in de winter maar in de lente wel, dan wordt ook de parasiet actief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat gebeurt er met de parasiet in de slak als de omstandigheden ongunstig zijn?

A

Dan gaat de parasiet getrieerd worden om dochtergeneraties in de slak te vormen eerder dan de cercaria los te laten.
Bij gunstige omstandigheden is de cercaria zo geconditioneerd dat ze zo snel mogelijk de cercaria los laten in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat weet je over Echinostoma in het algemeen?

A

Valt onder de trematoden.
Heeft 1 zuignap en die bevat een hakenkrans.
Het is een parasiet bij vogels en de eerste gastheer is een zoetwaterslak. De metacercaria zitten in slakken en kikkervisjes.
We kennen de E. Revolutum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Geef de cycli van de E. Revolutum

A

We hebben eitje die door een eend wordt uitgescheden, onder invloed van externe factoren zoals temperatuur krijgen we al dan niet een snelle embryonale van het eitje. De meriacidium larve wordt vrijgesteld. (in onze omstandigheden gaat er daar ongeveer een maand overheen)

Obligate specifieke gastheer is de waterslak, daar krijgen we a-seksuele vermeerdering.
De redia geeft cercaria vrij. die voeden zich niet en gaan een 2e tussengastheer opzoeken.

Ze gaan in het spierweefsel van een volgende slak infectieus worden en daar metacercaria vormen. Een kikkervisje kan ook besmet worden door cercaria.
Als de eend kikkervisjes of slakken eet dan wordt die besmet en wordt er een juveniele trematode vrijgesteld die zich gaat ontwikkelen in de darm of het rectum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Noem de naam van de klassieke leverbot

A

F. Hepatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de tropische vorm van de F. hepatica?

A

F. Gigantica, deze is iets groter dan de F. Hepatica die bij ons in de gematigde streken voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke trematode is de grootste?

A

De F. magna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Bij welke dieren zien we F. Magna terug?

A

Bij herten. Schapen/runderen/varken zijn abnormale gastheer voor de F. Magna.

48
Q

Wat is de lokalisatie van F. Magna in het lichaam?

A

In het lever parenchym, dit is anders dan de F. Hepatica en de F. Gigantica, deze zitten in de galgangen.

49
Q

Wat is de lokalisatie van F. Hepatica en F. Gigantica?

A

In de galgangen.

50
Q

Wat doet de F. Magna in het hert?

A

Het gaat in het parenchym van de lever gaan en vormt daar een cyste. Alleen bij herten is er een opening van de cyste in het parenchym naar de galgangen, dat betekend dat de eitjes via die gemaakte connectie en door de galgang naar buiten kan. Dat geeft eitjes in de faeces. We spreken een patente cyclus. De cyclus is rond omdat er de infectieuze stadia worden aangemaakt.

F. Magna is niet aangepast aan rund en schaap. De parasiet blijft in het parenchym van de lever rond gaan en vindt geen rust. De schade zal groter zijn.
Er is geen connectie bij die dieren tussen de cyste en de galgangen. Dus de eitjes komen nooit in de faeces en kunnen dus geen andere dieren besmetten. We noemen dat een blinde gastheer. De cyclus loopt dood.

51
Q

Bij welke trematode zien we een blinde gastheer?

A

Bij de F. Magna. De cyclus loopt niet door bij schaap en rund omdat er daar geen ‘wegen’ aangelegd worden tussen de cysten en de galgangen. De parasiet vindt geen rust en blijft migreren. Er komen ook geen eitjes in de mest.

52
Q

Wat is de lymnea en bij welke parasiet zien we het?

A

Bij Faciola hepatica zien we het, het is de poelslak (zoetwater slak) die dient als eerste gastheer.

53
Q

Van wat leeft een poelslak en waar zie je ze vooral?

A

Ze leven van bepaald soort algen. Je vindt ze in bv volgelopen trekkersporen en rond drinkbakken.

54
Q

Wat weet je over de morfologie van de F. Hepatica?

A

Ze zijn bladvorming en hebben een kegelvormig uiteinde. Ze hebben een orale zuignap.
Ze hebben zeer sterk vertakte cecae.
Ze hebben een tegument met stekels.

55
Q

Welke antiparasitair middel gebruik je bij een besmetting met F. hepatica?

A

Triclabendazole, dit is zowel actief op immature stadia als het adulte stadia. Praziquantel gaat wel invloed uitoefenen op het tegument maar vermits de F. hepatica een sterk vertakte cacae heeft zal dit weinig invloed hebben.

56
Q

Welke dieren kunnen geïnfecteerd worden door F. hepatica?

A

Runderen, schapen, paarden, konijnen en de mens.

Bij paarden en konijn zien we vooral subklinische infecties. Schapen en runderen kunnen erg ziek worden.

57
Q

Geef uitleg over de cycli van de F. Hepatica

A

Valt onder de trematoden

Adulte leverbot in de galgang. Eitjes gaan via ductus choledocus naar buiten. In de mest of stoelgang.
De uitgescheiden eitjes zijn niet geembryoneerd.
De miracidium larve gaat zich ontwikkelen als de temperatuur goed is (>10 graden celcius) en als de overige omstandigheden goed zijn (als het opgestapeld zit in de mest dan gaat de embryonatie niet door).

Ontwikkeling van miracidium kan 1 maand duren ongeveer.
Als deze volgroeit is dan wordt die vrijgesteld en de miracidium zwemt vrij in de vochtfilm en moet binnen 12 uur een slak infecteren want kan zichzelf niet voeden. In de slak valt de cilien mantel af en krijgen we a-seksuele vermeerdering naar sporocyst en redia. Uiteindelijk krijgen we na 2 maanden cercaria die worden vrijgesteld.
Ze komen vrij en gaan op een waterplant vasthechten, verliezen hun staart en omringen zich met een weerstandige wand.

58
Q

Hoe wordt een mens of dier besmet door f. Hepatica?

A

De mens kan besmet worden door waterkers.
Je kan enkel maar geïnfecteerd worden door de metacercaria en niet door middel van een volwassen F. hepatica. Dus je kan niet besmet worden door het eten van een slecht verhitte lever.

Dieren worden besmet door te grazen in de buurt van drinkplaatsen en dergelijke.

59
Q

Hoe verloopt een besmetting van F. Hepatica eens de metacercaria zijn opgenomen?

A

Bij orale opname ; de metacercaria komen in de maag van het dier terecht en gaat naar de dunne darm. Onder invloed van trypsine en pepsine wordt de wand verteerd en komt er een jonge F. hepatica uit de metacercaria. Die wordt vrijgesteld in de dunne darm.

Gaat de darmwand doorboren in het duodenum, komt in de peritoneale holte terecht. Gaat richting de lever migreren. Gaat het leverkapsel doorboren en in het leverparenchym migreren en groeit uit van immatuur naar adult.

60
Q

Wat is de pp van de F. Hepatica?

A

Dat is de prepatente periode, deze duurt ongeveer 3 maanden bij de F. hepatica.

61
Q

Wat doet de F. Hepatica in de lever?

A

Gaat migreren en schade veroorzaken. De lever heeft een grote regeneratieve capaciteit. De rechtstreekse leverschade zal meevallen bij lage infecties.
Als we aan het einde van de prepatente fase komen dan gaan de leverbotten adult worden en gaan ze zich nestelen in de galgangen. Ze gaan eitjes produceren en die uitscheiden via de gal, dat maakt dat de cyclus rond is.

62
Q

Bij welke trematode zien we soms erratische migratie?

A

Bij de F. Heptatica.
Dat kan gebeuren als de weg naar de lever niet gevonden wordt. Vanuit het peritoneum kunnen ze alle kanten op.
Ze vinden dan ergens anders niet de factoren die ze nodig hebben om verder te migreren, ze gaan sterven en lokaal infecties geven.

63
Q

Hoe lang kan een leverbot overleven in een dier?

A

Tot 10 jaar.

64
Q

Wat is de pathologie van F. hepatica?

A

Ze hebben stekels op het tegument. Dat geeft irritatie, de galgangen zullen zeer sterk verdikt zijn door bindweefsel.
Dit zien we typisch bij runderen, we spreken van pijpenstelenlevers.

Als een jonge fluke doorheen de darm gaat kan deze ook een aantal bacterie meesleuren waardoor er bacteriële infecties kunne ontstaan in de darmwand of in de peritoneale holte.

65
Q

Bij welke parasiet en diersoort spreken we van pijpenstelen levers?

A

Bij de F. Hepatica. We zien pijpenstelen levers bij besmette runderen. Doordat de F. Hepatica een stekel op het tegument heeft kan dit zorgen voor zeer sterk verbindweefselde galgangen.

66
Q

Welke gevolgen zien we bij welke diersoort van F. Hepatica?

A
  • Runderen ; Pijpenstelen levers, chronische fibrotische infecties
  • Schapen ; Acute infecties met hypoproteinemie en oedeem. Kunnen massaal sterken aan leverbot.
  • Paard en konijn ; Eerder subklinisch besmet.
67
Q

staat de oefening van F. hepatica hierin?

A

Nee, dus apart lezen en uitwerken.

68
Q

Wat weet je over de soorten infecties bij F. Hepatica? (Z/W)

A

Dat je een zomer en een winterinfectie kan hebben.

  • Winterinfectie ; Eitjes en slakken die overwinteren, als de slakken in de lente actief worden dan gaan ze ook direct de cercaria uitscheiden. De infectiedruk is lager. De symptomen zullen bij een winterinfectie lager zijn dan bij een zomerinfectie.
  • Zomerinfectie ; Ten gevolge van de piek van slakken die enorme hoeveelheden metacercaria uitscheiden.
69
Q

Met wat ga je F. hepatica behandelen en waarom? En wat zijn andere behandelingen?

A

Praziquantel gaat niet werken omwille van de sterk vertakte blinde darm die aanwezig is. Daarom dient er behandeld te worden met triclabendazole.
Dit is zowel actief op het immature als adulte stadia. Interval tussen behandelen is 3 maanden.

Andere opties kunnen zijn ;

  • Door middel van koperzouten de slakken behandelen
  • De biotoop van de slak ongunstig maken door er voor te zorgen dat er geen stilstaand water is.
70
Q

Door wat wordt de pensbot veroorzaakt?

A

Door paramhistomidae

71
Q

Van welke 2 trematoden kun je menginfecties terug vinden bij herkauwers? En hoe komt dat?

A

Tussen de pensbot (paramphistomidae) en F. hepatica.

Dit komt doordat ze beiden dezelfde biotoop hebben.

72
Q

Beschrijf kort de cyclus van de paramphistomidae

A

De pensbot zit vastgezogen in het rumen. Er worden eitjes gevormd die ongeembryoneerd worden uitgescheiden. Het duurt ongeveer een maand eer we een meriacidium hebben, die gaat in de slak ongeslachtelijke voorplanting doen. We krijgen cercaria die rondzwemt, zich daarna vasthecht aan een plant.

73
Q

Hoe raakt een dier besmet met paramphistomidae?

A

Door middel van het opeten van waterplanten waarop de metacercaria aanwezig is.

74
Q

Hoe raakt paramphistomidae in het rumen?

A

De wand van de metacercaria moet verteerd worden, dat gebeurt enkel in de maag. Het infectieuze stadium wordt vrijgesteld in de dunne darm.

De paramphistomidae kruipt in de wand van de dunne darm en gaat retrograad migreren tot deze in het rumen zit.

75
Q

Wat weet je van de pathogeniciteit van paramphistomidae?

A

Wanneer de pensbot in het rumen zit is die opzich niet zo pathogeen. De pathogeniciteit komt vooral vanwege de retrograad verplaatsing die kan zorgen voor massale bloedingen en ontstekingen.

76
Q

Noem de naam van de kleine leverbot

A

Dicrocoelium dendriticum

77
Q

Wat is uitzonderlijk aan de D. dendriticum?

A

Dat er geen zoetwater biotoop is. De eerste tussengastheer is een landslak en de tweede tussen gastheer is een mier

Komt niet veel voor in onze contreien

78
Q

Waarom is er geen menginfectie tussen F. Hepatica en D. Dendriticum mogelijk?

A

F. Hepatica heeft een zoetwater biotoop terwijl D. dendriticum dat niet heeft.

79
Q

Geef de cyclus van D. dendriticum

A

Zit in de galgangen van de gastheer, we zien het vooral bij schapen.
Eitjes worden uitgescheiden via de ductus choledocus en komen in de mest terrecht.
De eitjes zijn al volledig geembryoneerd en bevatten dus al de meracidium larve. Deze blijft nog in het eitje zitten als extra bescherming (bescherming tegen de droge omstandigheden)

De slak gaat zelf het geembryoneerde eitje met de meriacidium opnemen. Dat is een landslak, daar krijg je dan a-seksuele vermeerdering in.
Je krijgt cercarium die worden vrijgesteld, er zitten er 100derden in een slijmbal die de slak vrijstelt. De mier eet die op, daarin worden er cercaria gevormd die uiteindelijk zichzelf omvormen naar metacercaria en als de schaap dat opeet dan raakt die daarmee besmet.

80
Q

Wat is het gevolg wanneer een mier besmet wordt met D. dendriticum?

A

Dan zal er bij de mier een gedragsverandering ontstaan.
Ze nemen veel cercaria op maar 1 daarvan is dan niet infectieus en gaat naar de ‘hersenen’ gaan. Dat zorgt voor gedragsveranderingen.

De mier klimt op de grashalm, ‘nachts neemt de temperatuur af. Daardoor krijgt de mier kramp in de monddelen waardoor ze vastgehecht zit op de top van de grashalm. Schapen grazen zeer vroeg in de morgen en nemen gemakkelijk die mier op.
Als het warmer wordt dan kan de mier wel weer zijn normale activiteit opnemen.

81
Q

Wat gebeurt er in een schaap na een besmetting met D. dendriticum?

A

De metacercaria worden via de mier opgenomen. In de dunne darm komt het in de galgangen terrecht.

D. dendriticum krijgt via de ductus choledocus omhoog en gaat in de galgalgen adult worden.

82
Q

Waarom is D. dendriticum minder gevaarlijk dan de F. hepatica?

A

2 radenen :

  • We hebben geen parenchymteuze migratie bij de D. dendriticum, deze gaan via de ductus choledocus omhoog kruipen.
  • Ze hebben minder steekels op hun tegument, wat dus zorgt voor minder irritatie.
83
Q

Met wat kun je D. dendriticum behandelen?

A

Met praziquantel

84
Q

Onder welke groep van wormen valt D. dentricum?

A

Die valt onder de groep van de trematode = zuigwormen.

85
Q

Onder welke groep van wormen valt de prostogonimus?

A

Onder de trematoden

86
Q

Waarom gaat de infectie van prostogonimus niet door bij mannelijk pluimvee?

A

De adulte vorm van prostogonimus zit in de bursa en de oviduct. De bursa atrofieert bij ouder wordende dieren. Bij vrouwelijke dieren kunnen zich in de oviduct bevinden.

87
Q

Geef uitleg over de cyclus van prostoglonimus

A

Eieren worden uitgescheiden - opname via zoetwaterslak - aseksuele vermeerdering in de slak - Cercarium wordt vrijgesteld - opname door larven van waterjuffer - cercarium gaan zich opstapelen in larve - waterjuffer gaat vervellen en verpoppen en bij adulte libelle heb je infectieuze metacercaria.

Libelle opgenomen door watervogel of kip en zo is de cyclus rond.

88
Q

Waarom is prostogonimus zeldzaam geworden? /

A

Omdat de waterjuffer zeldzaam is geworden door vervuiling van water.
Probleem zal je ook alleen merken bij pluimvee met buitenbeloop in waterrijke gebieden.

89
Q

Wat is de pathologie van prostogonimus?

A

Als adulten in de oviduct zitten kunnen ze ontsteking veroorzaken die ervoor kan zorgen dat je buikleg krijgt.

Als oviduct ontstoken is en ovarium laat eitje los dan wordt het via het normaal via het infundibulum opgenomen. Als het ontstoken is dan niet en dan kan het eitje in de peritoniale holte terecht komen en daardoor een steriele peritonitis geven.

90
Q

Onder welke groep van wormen valt de heterophyes metagonimus?

A

Onder de trematoden, dat zijn de zuigwormen.

91
Q

Wat weet je van H. metagonimus?

A

Heterophyes metagonius. We weten daarvan dat het een zeer kleine trematode is, deze gaat zeer diep tussen de vili zitten.

92
Q

Geef de cyclus van H. metagonimus

A

Dat is de heterophyes metagonimus, een trematode.

Het eitje is na uitscheiden geembryoneerd, opname door slak, opname door vis, opname door grote vis, opname door visetende zoogdieren.
Mens is een toevallige gastheer afhankelijk van de eetgewoontes maar wel een normale gastheer. De cyclus gaat dus ook in de mens zijn normale verloop hebben.

Risico is armere gebieden is groter. Waarom? Sanitaire voorzieningen zijn slecht.

93
Q

Wat is chlonorchis?

A

Chinese leverbot

94
Q

Wat weet je over chlonorchis?

A

We noemen deze ook wel de chinese leverbot.

Dat het als eitje geembryoneerd wordt uitgescheiden. Meracidium is niet vrijgesteld. Blijft in het eitje zitten tot slak het opneemt. A-seksuele vermeerdering. Cercaria worden opgenomen door klein visje. Wordt opgenomen door grote vis.
Bij het eten van rauwe vis wordt je besmet.

Klimmen via ductus choledocus omhoog en gaan zich in de galgangen nestelen.
Geven minder irritatie dan de F. hepatica. Op lange termijn zouden ze kanker kunnen doen ontwikkelen maar de meeste dieren leven niet zo lang.

95
Q

Wat weet je algemeen over de Schistosoma?

A

Ze zijn gescheiden van geslacht, dus ze zijn niet hermafrodiet. Dat is dus met uitzondering van alle andere trematoden.

Ze hebben een tegument. Het mannetje heeft grote zuignappen. Het vrouwtje heeft een ronde vorm en leeft in een gyneacofoor kanaal.
Mannetje + vrouwtje zijn altijd in permanente copulatie.

96
Q

Wat weet je over de eitjes van de Schistosoma?

A

Dat ze geen operculum hebben maar wel een stekel.

97
Q

Hoe noem je een cercaria bij een Schistosoma? Wat is de functie daarvan?

A

Een furcocercaria omwille van de gevorkte staart. Ze kunnen daardoor goed zwemmen en actief de gastheer gaan opzoeken.

98
Q

Geef uitleg over de cyclus van de Schistosoma

A

De uitscheiding van de eitjes gebeurt via de faeces of urine. De eitjes zijn volledig geembryoneerd bij uitscheiding.

Meracidum larve komt vrij uit het eitje als het in zoetwater komt wat een lagere temperatuur heeft dan de lichaamstemperatuur.
Ze kunnen geen voeding opnemen dus beperkte overleving. Ze gaan in waterslak daar vindt ongeslachtelijke voortplanting plaats en daarna komen ze vrij als furcocercaria.
Deze zijn luminotroop en negatief egotroop.

Dringen de huid binnen en verliezen hun staart gaan dan als immature Schistosoma doorheen de lymfevaten migreren en gaan naar het hart en de longen. Uiteindelijk komen ze na 2/3 maanden in de veneuze vaten van het maagdarm stelsel. Daar vindt copulatie plaats en moeten er eitjes gevormd worden.

99
Q

Hoe overleeft Schistosoma in de bloedbaan en hoe komen de eitjes naar buiten?

A

Ze kunnen het immuunsysteem ontwijken door incorporatie van de gastheer antigenen waardoor het immuunsysteem ze niet herkend.

Eitjes worden gelegd in het bloedvat zelf. Reactie van het bloedvat is dat deze zo snel mogelijk afgezonderd moeten worden door epitheel overgroei. Eitjes zijn op die manier geisoleerd. Als ze ter hoogte van de bloedvaten van de blaaswand zitten dan zullen de eitjes uitbreken in de richting van de blaas.

Slechts 1/3e van die eitjes die vindt die weg, de rest van de eitje breken uit in de bloedvatwand zelf. Verspreiden door het lichaam en komen in de capillairen. Lichaam gaat een fibrotische reactie geven om eitjes af te zonderen. We hebben een fibrotische knobbel die gevormd is, dat is een gramuloma. Deze zijn niet te behandelen. De pathologie hangt af van hoeveel gramulomas er zijn.

100
Q

Wat weet je over het behandelen van Schistosoma? (6 punten)

A
  • Slakken bestrijden
  • Door middel van vissen biologische controle doen.
  • Waarschuwingsborden plaatsen
  • Mensen opleiding geven
  • Betere sanitaire voorzieningen
  • Praziquantel gebruiken in endemisch gebied om te voorkomen dat de adulten nooit tot eiproductie geraken.
    Uitscheiding van eitjes is intermitterend, daarmee moet men rekening houden bij urine/faeces onderzoek.
101
Q

Welke 3 species ken je van Schistosoma?

A

S. Haematobium - S. Mansoni - S. Japonicum

102
Q

Welke Schistosoma species zien we vooral in de blaas en welke in de darmen.

A

S. Haematobium - blaas
S. Manosi - zit in het midden, minimaal uitscheiding via urine en vooral via faeces.
S. Japonicum - Faeces.

103
Q

Welke Schistosoma species is zeer pathogeen?

A

De S. Japonicum heeft de hoogste pathogeniciteit.

104
Q

Welke van de Schistosoma species is een zoons?

A

S. Japonicum is een zoonese, S. mansoni zit er tussen in . S. haematobium is geen zoonose.

105
Q

Wat zijn de symptomen bij de mens van Schistosoma?

A

Bilharziosis. De meeste infecties verlopen subklinisch. Pas na jaren in endemisch gebeid gaat dit voor problemen zorgen. Hangt ook af van de infectiedosis.

106
Q

Bij welke parasiet zie je cercaria dermatitis?

A

Bij de Schitsoma. Het is een huidontsteking met rodel papels. De furcocercaria die naar binnen gaat veroorzaakt lokale ontsteking. De eerste keer reageer je nog niet zo sterk maar daarna wel. Het trekt vanzelf wel want de furcocercaria migreren weg.

107
Q

Wat weet je over acute Schistosomiasis?

A

Dat er tijdens de migratie weinig symptomen zijn.
De patente fase geeft wel een massale reactie. Als je een vreemd antigeen in het bloed brengt dan kan je koorts krijgen.

Men spreekt van Katayama lever. Bij S. mansoni is dat mild. Bij S. Japonicum kan dat zelfs tot de dood leiden.
Je krijgt hematurie en bloederige diarree.
S. Haemotobium zien we geen koorts

108
Q

Bij welke aandoening zien we Katayama fever?

A

Bij Schistosoma.

109
Q

Wat gebeurt er bij chronische granulomatosis bij een Schistosoma infectie?

A

Je krijgt orgaanfalen door het opstapelen van die granumola vorming

110
Q

Wat is de veroorzaker van zwemmersexceem/swimmer itsch

A

S. Onrithobilharzia

111
Q

Geef de cyclus van S. Ornithiobilharzia

A

Eitje komen in het water - slak neemt dat op - Infestatie met furcosercarium in het water - in de huid maar missen speciefieke gastheerfactoren. kunnen niet verder evolueren.
Veroorzaken dermatitis en sterven ter plaatse.
Kan de keren erna ondragelijke jeuk geven. Wondjes kunnen bacteriële infectie geven door het krabben.

112
Q

Geef een naam van een worm die voorkomt bij eenden en die valt onder de trematoda

A

Echinostoma revolutum.

113
Q

Wat weet je over het aantal gastheren bij E. Revolutum?

A

Er zijn 2 tussengastheren. De eerste gastheer is de zoetwater slak, deze wordt geïnfecteerd door middel van miracidium larven. De tweede gastheer is een zoetwater slak of kikkervisje.
Als een eend de slak of het kikkervisje opeet dan wordt de eend de eindgastheer.

114
Q

Hoe groot is de F. Hepatica?

A

3 cm ongeveer.

115
Q

Wat is een fluke?

A

Dat is F. Hepatica, we spreken ook wel leverbot.