Cestoden Flashcards

1
Q

Hoe kun je de groep van cestoden ook wel noemen?

A

Lintwormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke 2 groepen kun je de cestoden opdelen?

A

In een primitieve groep en een meer geëvolueerde groep.

  • Pseudophillidae ; dat zijn de primitieve cestoden. Geaccosieert met een zoetwater biotoop. Dat is de overgangsvorm tussen cestoden en trematoden. Die scheiden continue eitjes uit.
  • Cyclophillidae ; die hebben de waterbiotoop verlaten en zitten volledig in de land biotoop. De eieren zitten verpakt in proglottiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de algemene eigenschappen van de cestoden

A

Ze zitten uitsluitend in het gastro-intestinaal stelsel. Komen voor in de dunne darm.
Ze zijn bedekt met een tegument.
Hebben een indirecte cyclus.
Er is geen vrijlevend stadia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is typerend aan de hexacant larve en bij welke parasiet vinden we dit terug?

A

Deze zien we terug bij cestoden. Die heeft 6 haakjes die gegroepeerd zijn in 3 groepjes van 2.
Als je dit ziet bij microscopie gaat het altijd om een lintworm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat weet je over de specificiteit van de gastheer en tussengastheer bij cestoden?

A

Dat er een lage specificiteit is voor de tussengastheer en een hoge specificiteit is voor de eindgastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertel de algemeenheden van de morfologie van de cestoden

A

Dorsoventraal afgeplat en gesegmenteerd. Er is geen coeloom en darmstelsel.
Alle voedselopname vindt plaats via het tegument.
Ze zijn hermafrodiet en per segment herhaald zich dat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je de kop van de lintworm?

A

De scolex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noem je de hals van de lintworm?

A

De germinatieve zone ook wel de kiemzone genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je 1 segment bij de lintworm?

A

Stobila

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is strobilatie?

A

Dit is bij cestoden het vormen van een strobila maar vaker noemt men een strobila een proglottide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft een cestode een zuignap?

A

Als die er zijn dienen deze enkel voor de vasthechting. Orale zuignappen bestaan niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het rostrellum bij een cestode kan al dan niet gewapend zijn, wat houdt gewapend zijn in?

A

Als de hakenkrans aanwezig is spreken we van een gewapende lintworm.

Als de hakenkrans afwezig is spreken we van een ongewapende lintworm.

De meeste lintwormen zijn gewapend.

Het dient ervoor om bijkomend vast te hechten tussen de villi van de dunne darm zodat de lintworm niet afgedreven wordt door de peristaltiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de hals ook wel genoemd van de de lintworm?

A

Germinatieve zone of ook wel kiemzone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de volgorde van de verschillende segmenten van de cestode

A

Eerst heb je de immature segmenten, dan de mature segmenten en daarop volgen de gravide proglottiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem het woord dat weergeeft dat het mannelijke geslachtstelsel eerder rijp is dan het vrouwelijke geslachtsstelsel en bij welke soort worm zien we dat?

A

We spreken van Protandry dit zien we terug bij de cestoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is bij de cestode of de trematode de oppervlakte vergroting sterker?

A

Bij de cestoden zijn de microvilli intenser en er zijn geen stekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom zijn excisatorisch neurotransmitter GABA en inhibitorisch neurotransmitter acetylcholine niet actief op cestoden?

A

Omdat deze voor het overleven in de darm niet afhankelijk zijn van spierbewegingen. Dit in tegenstelling tot de nematoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er als er een proglottide wordt vrijgesteld? *met de worm zelf

A

Er worden neuropeptides afgescheiden ter hoogte van de scolex door de neurosecretaire cellen. Als er achteraan een neuropeptide los komt gaat er een terug koppeling naar de scolex en er worden dan nieuwe segmenten aangemaakt. Daarop kom je telkens uit op een continue lengte.

Een andere toepassing van neuropeptiden is bij koudbloed dieren - in de zomer meer proglottiden aan maken dan wanneer het koud is in de winter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe verloopt de vertering van de cestode?

A

Door middel van het tegument. Er zijn geen cecae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk middel kan als anticestode dienen?

A

Praziquantel. Dit werkt in op het tegument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem de primitieve lintworm

A

Pseudophilliadea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is er afwijkend bij een primitieve lintworm en hoe noem je ze?

A

We noemen we pseudophilidadea, die hebben geen typische zuignappen maar zuiggroeven. Dat zijn plooien ter hoogte van de scolex. Dat is een bothrium.

De proglottiden zijn breder dan dat ze lang zijn.
Er is een permanente uterus opening. De eitjes worden niet opgestapeld in de proglottide maar continue uitgescheiden in de faeces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een bothrium?

A

Dat zijn de zuiggroeven te hoogte van de scolex bij de primitieve lintwormen, de pseudophilliadea.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat weet je over de taenia?

A

Het is de grootste groep van cestoden.
Ze hebben een klassieke scolex met proglotidden die langer zijn dan dat ze breed zijn.
Gravide proglottiden zitten vol met eitjes en die proglottiden kun je in de mest terug vinden.

We zien uitsluitend vertebrate tussengastheren terug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Noem een groep van alternatieve lintwormen

A

Diphylobothrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Verklaar en weergeef de verschillende stadia van pseudophillidea

A

We beginnen met het ei, dit bevat een operculum en is niet te onderscheiden van het trematode eitje.

Hierop volgt een larve, de coracidium larve. Deze is gecilieerd want moet naar de gastheer zwemmen.
Daarop volgt de hexacant larve, men noemt dat een onchosphera.

De tussengastheer bij de pseudophillidea is een waterkreeft. Die wordt geïnfecteerd door een coracidium en in het waterkreeftje ontstaat metacestode-1 (=blaasworm)
We noemen dat bij pseudophillidea procercoïd. De zoetwaterkreeft wordt opgenomen en we krijgen een metacestode-2 dat noemen we de plerosercoïd. Je ziet de zuiggroeve en de start van de segmentatie.
De lintworm is zich aan het vormen.

Wat is de eindgastheer? Een vertebraat die wordt besmet door het eten van een 2e tussengastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat weet je algemeen van D. latum?

A

Volledig spreek je van diphyllobothrium latum. Bothrium zijn de zuiggroeven. Dus het is een alternatieve lintworm (cestode) die onder de pseudophillidea valt.

Deze lintworm kan zeer lang zijn, tot 10 meter. De proglottiden zijn breder dan dat ze lang zijn (kenmerk v. alternatief zijn).
Je krijgt permanente uitscheiding van ongeembryoneerde eitjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar zie je D. latum veel? In welke gebieden?

A

Rond de poolcirkel. Vooral dus in scandinavische landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Geef de cyclus van de D. latum

A

Eitjes worden ongeembryoneerd vrijgesteld, afhankelijk van de temperatuur wordt er een coracodium vrijgesteld.
Gaat in zoetwaterkreeft verder ontwikkelen tot een procercoide.
Daardoor gaat zoetwaterkreeft minder goed zwemmen. Makkelijke prooi voor kleine visjes. Daar groeit procercoide uit tot plerocercoide.
In de vis stapelt dat zich op.
Het is al een aanleg voor de lintworm zelf. Moet zich enkel nog vastzuigen en beginnen te groeien.
Prepatente fase is kort namelijk 4 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is typisch voor de pathologie van D. latum?

A

Gaat in competitie voor vitamines en voedselcomponenten. Dat doet iedere lintworm maar typisch voor de D. latum is dat die sterk vitamine B12 capteerde waardoor je zelf een tekort krijgt.

(enkel bij Finnen die bepaald genetisch defect hebben waardoor ze minder efficiënt B12 kunnen opnemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Onder wat vallen de spirometra species?

A

Onder de alternatieve (pseudophillidea) cestoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe kan de opname van Spirometra plaats vinden?

A

Op 3 manieren
- Via het drinkwater dat een kreetje bevat en een precercoide. De mens wordt dan een vertebraten tussengastheer.
Je krijgt ontwikkeling van plerocercoiden, dat geeft sparganose.
Mens wordt een wachtgastheer, waarbij plerocercoiden zich opstapelen en die kunnen lang overleven en de verwarring geven met een kanker gezwel.

  • Alternatieve geneeskunde, in sommige landen is het gebruikelijk om kikker of slangenvlees op bepaalde wonden te leggen. Dit kan sparganose geven.
  • Via opname van rauwe vis die besmet is met een pleroceroid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bij welke parasiet zien we het voorkomen van de aandoening sparganose?

A

Bij Spirometra, dat is een cestode die valt onder de pseudophillidae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de behandeling en preventie van sparganose?

A
  • Koken van voedsel en filtratie van drinkwater. Enkel een doek kan soms al voldoende zijn.

Eens je geïnfecteerd bent moeten de ‘gezwellen chirurgisch verwijderd worden. Praziquantel werkt onvoldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de volledige naam van L. intestinalis en onder welke klasse vallen ze?

A

Ligula intestinalis.

Deze valt onder de cestoden, de alternatieve groep van cestoden namelijk pseudophillidea.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat weet je over de L. intestinalis?

A

Het is een parasiet die bij reigers voorkomt.

De plerocercoiden in de vissen kunnen zo lang worden dat de peritoniale holte er vol mee kan zitten.
Door bepaalde neuropeptiden krijg je een parasitaire castratie.
De vissen worden onvruchtbaar, en worden trager. Ze gaan daardoor naar het oppervlakte zwemmen waardoor ze gemakkelijk door reigers gepakt worden.

De prepatente periode in de reiger zelf is kort omdat die plerosercoiden al zo lang zijn. Van zodra ze zich vastzetten in de darm zijn ze al bijna patent zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke groep van cestoden zijn verder ontwikkeld?

A

Cyclophylidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het verschil in aantal blaaswormen tussen de pseudophillidae en de cyclophylidea?

A

Bij de pseudophillidea zien we er 2. Bij de cyclophylidea hebben we er maar 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Heeft de embryonatie al plaats gevonden bij een eitje dat uitgescheiden is door de groep van de cyclophylidea?

A

Ja. De hexacant larve zit al klaar in het eitje op het moment dat het eitje wordt uitgestoten.
Bij de pseudophillidae zit moet er eerst nog een embryonatie plaat vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vertel welke 4 blaaswormen er zijn bij de cyclophylidea?

A
  1. Cystirceroid
  2. Cysticerc
  3. Coenurus
  4. Hydatide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Bij welke tussen gastheer wordt er een cysticercoid gevormd?

A

Dat is een blaasworm bij de invertebrate tussengastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe ziet een cysticercoid er uit?

A

Dit is een blaasworm bij de invertebrate tussengastheer.

Ziet eruit als een stemvork.
De ronde cirkel in het midden is de aanleg van de scolex.
Die scolex is ingestulpt in een microscopisch blaasje.
Als dit in de gastheer komt dan stulpt de kop uit en kan de ontwikkeling verder plaats vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke blaaswormen zien we van de cyclophilidea bij de vertebrate gastheer?

A
  • Cysticerc
  • Coenurus
  • Hydatide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Vertel wat je weet over een cysticerc

A

Deze kunnen we zien we bij de cestoden van de cyclophilidea die een vertebrate tussengastheer hebben.

Dit is de klassieke blaasworm, de meest voorkomende soort blaasworm. Ze hebben een ingestulpte kop en het blaasje is zo groot als een erwt.
Bij sommige species is de strobilatie al begonnen en spreken we van een stobilocerc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is een strobilocerc?

A

Dat is een cysticerc die al begonnen is met strobilatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zie je terug bij de blaaswormen die minder segmenten hebben?

A

Voor degene die vallen onder de cestoden en dan de groep cyclophilidea zien we dat er in de blaasworm verschillende kopjes zitten.

We hebben :
- Coenurus ; dit is een blaasworm met verschillende kopjes
- Hydatide ; De lintwormen die maar 5 mm zijn hebben maar 1 proglotidde, in plaats van meerdere kopjes per blaas maken ze meerdere blazen met meerdere kopjes.
Blazen in blazen.
Het is een grote blaas die massaal veel solexen bevat en iedere scolex kan uitgroeien tot een lintworm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is een orbatide mijt?

A

Een humusmijt. Deze leeft op vochtige organische substraten en zorgt voor de humusvorming van organisch materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Onder welk soort wormen valt de mesocestoiidae?

A

Onder de cesteoden en dan de cyclophillidae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Vertel alles wat je weet over mesocestoiidae

A

De eerste tussengastheer is een orbatide mijt. Men weet niet zeker of dat de enige tussengastheer is of dat er nog meer zijn zoals kevers en vliegen.
We krijgen in de orbatide mijt de vorming van een cystercercoid.
De 2e tussengastheren zijn zoogdieren en daar krijgen we een tetrahyridium larve, die a-seksuele vermeerdering gaat doen in de peritionale holte van die dieren. Daar veroorzaken ze weinig last maar het zorgt wel voor een obese muis. Die kan dus gemakkelijk slachtoffer zijn van een kat.

Pathologie bij hond is minimaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Kan een hond een tweede gastheer zijn bij mesocestoiidea?

A

Ja dat kan.
- Als de hond een humusmijt op neemt met het cystercercoid erin dan kan de hond 2e tussengastheer zijn.
In de peritoniale holte gaat de tetrahyridium larve zich ontwikkelen. De hond heeft daar geen last van.
- De hond is niet te infecteren door middel van eieren. De eieren die door de hond uitgescheiden worden zijn niet infecties voor de hond zelf.

Er kunnen van dit soort worm tegelijk larve in het peritoneum zijn als volwassen wormen in de darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is de behandeling bij mesocestoiidae?

A

Praziquantel, het valt onder de cestoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Bij welke groep van dieren zijn de anoplocephalidae van belang?

A

Bij hoefdieren.
Het is een groep van lintwormen die valt onder de cyclophilidae van de cestoden.De eerste tussengastheer met vorming van cysterceroiden is de humusmijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat weet je van de A. magna?

A

Deze zit voluit in de dunne darm. De dunne darm bij paarden is fysiologisch minder van belang. De pathologie is heel laag.

De eerste tussengastheer met vorming van cysterceroiden is de humusmijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat weet je van P. mamillana en wat is de volledige naam?

A

De volledige naam is paranoplecephalidea mamillana, deze wordt ook wel de dwarf tape worm genoemd. Is iets kleiner dan 5 cm. Pathologie is verwaarloosbaar.

Het is een cestode die onder de cyclophiliadae valt.

De eerste tussengastheer met vorming van cysterceroiden is de humusmijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat weet je van M. Expansa?

A

Komt voor bij schapen, geiten en runderen die grazen op een schapen weide.
Voorkomen van de worm in de dunne darm.

Valt onder de cestoden.
De eerste tussengastheer met vorming van cysterceroiden is de humusmijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat weet je van M. Benedeni?

A

Deze komt voor bij het rund in de dunne darm. De pathologie is zeer beperkt. De eerste tussengastheer met vorming van cysterceroiden is de humusmijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is in het algemeen het diagnostisch stadium van lintworm?

A

De proglottiden in de mest. Maar het kan ook zo zijn dat de proglottiden al kapot gaan in de darm dan is het diagnostisch stadium vrije eitjes.
Het kan ook een combinatie van de 2 zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Is er sprake van zelfbevruchting bij cestoden?

A

Wel op het niveau van de worm maar niet op het niveau van de verschillende segmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Hoe noemen we een hexacant larve ook wel?

A

Een onchospera, dat betekend drager van haakjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Benoem de verschillende stadia bij de pseudophillidea?

A

Ei met opperculum > Coracidium > Onchosphera/hexacant larve > Procercoid = metacestode-1 = blaasworm > Plerocercoïd = metacestode-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is de tussengastheer bij de pseudophillidae?

A

Dat is een zoekwaterkreeftje, die wordt door de coracidium geïnfecteerd.
Pseudophillidae zijn de alternatieve cestoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe raakt een eindgastheer besmet met pseudophillidae?

A

Door het eten van de 2e tussengastheer. Dat zijn meestal vissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Noem 3 species die je kent van de pseudophillidae

A
  1. Diphyllobothrium latum
  2. Spirometra mansonoides
  3. Ligula intestinalis
64
Q

Bij welke diersoorten komen sparganose voor?

A

Kat, hond en de mens.

65
Q

Hoe noemen we de blaasworm bij de invertebrate tussengastheer?

A

Cysticercoid.

66
Q

Wat zie je bij lintwormen die minder segmenten hebben, dus een mindere reproductiviteit als aanpassen?

A

Dat ze een blaasworm hebben met verschillende kopjes.

Deze vallen onder de cyclophyllidae en komen voor bij een vetebrate tussengastheer.

67
Q

Wat weet je over A. perfoliata?

A

Het gaat over anoplocephalidae perfoliata, dat is een lintworm in de dunne darm bij paarden die zit ter hoogte van de ileoceacale klep. Het is een lintworm van 5-8 cm. Dat kan koliek geven bij de paarden.

68
Q

Waarom is de pathologie van A. Magna laag bij paarden?

A

Omdat deze in de dunne darm zit, deze is minder van belang bij paarden dan de dikke darm.

69
Q

Koliek als gevolg van A. Perfoliata waar vindt je dat vooral terug?

A

Bij biotopen die humusmijten goed ondersteunen. Dat zijn humusrijke vochtige oude weiden. Daar is de biotoop voor de humusmijt ideaal. 1

70
Q

Wat weet je over A. perfoliata in het alleen en over de cyclus?

A

Het gaat over anoplocephalidae perfoliata, dat is een lintworm die voorkomt bij paarden.

Na prepatente fase van 5-6 weken krijg je uitscheiden van proglottiden in de mest, die kunnen deels al kapot zijn, dus je kan ook aparte eieren in de mest terug vinden.

Paardenmest is een biotoop voor humusmijten. Die bevatten cysterceroiden. De paarden nemen de humusmijt op, de scolex stulpt uit, en na een 6 weken heb je een volwassen lintworm.

71
Q

Over overwintert de A. perfoliata?

A

Het gaat over de anoplocephalidae perfoliata, dat is een lintworm en valt dus onder de cestoden.

De humusmijten gaan in een soort winterslaap en zijn pas actief in de lente. Dan pas zijn ze infectieus. Dus de grootste overleving van de worm vindt plaats in de mijt.
de eitjes zelf overleven slecht.

Het probleem van deze infectie gaat zich dus voordoen vanaf de lente tot de herfst.
Vogels kunnen passieve verspreiding van eitjes geven.
Ze pikken ook de mest open waardoor de mest verspreid raakt en dus ook de eitjes.

72
Q

Waarom wordt een paard geïnfecteerd met A. perfoliata in de lente tot herfst?

A

Het gaat over de anoplocephalidae perfoliata, dat is een lintworm en valt dus onder de cestoden.

Ze worden dan geïnfecteerd omdat de humusmijten dan actief zijn.

73
Q

Bestaat er bij een lintworm leeftijdsimmuniteit in het geval van A. perfoliata?

A

Nee, alle leeftijden zijn gevoelig. Als je een paard behandeld met praziquantel dan is er geen immuniteit en weerstand tegen herinfectie.

74
Q

Welke paarden zijn risico groepen voor A. Perfoliata?

A

Oudere paarden. Het duurt wel even voordat de ileoceacale klep kapot gaat en minder functioneert en je zo koliek krijgt.

75
Q

Wat weet je algemeen over Moniezia?

A

Dit van onder de anoplocephalidae, dat is een lintworm bij de cestode. We hebben en cysterceroid bij de humus mijt.

We kennen moniezia expansa bij schaap en geit en monieza benedeni bij runderen.

We zien het bij schapen en runderen.
Het is een lente probleem. Ook dit heeft te maken met de humusmijt.
Proglotiden zitten in de schapenkeutel.
Normaal gesproken is er weinig pathologie, er is ook een soort van leeftijdsimmuniteit. Enkel bij lammeren jonger dan 6 maanden kan een behandeling noodzakelijk zijn.

76
Q

Wat is een piriform apparaat?

A

Dat is aanwezig bij een hexacant larve, dat is een chitine uitsteeksel. We zien daarna om het een moniezia of anoplocephalidae is larve is. De functie daarvan is nog onbekend.

77
Q

Waar in welke categorie van wormen kun je D. caninum terug vinden?

A

Het gaat hier over Dipylidium caninum. Deze valt onder de cestoda en de cyclophyllidae.

78
Q

Bij welke diersoorten komt D. caninum voor?

A

Bij de hond, kat en de mens in de dunne darm want het is een lintworm.

79
Q

Wat is de tussen gastheer van D. Caninum?

A
  • Ctenocephalis cati, dat is de kattenvlo. Die komt ook bij de hond het meeste voor.
  • Trichodectes canis, dat is de honden wachthuis.
80
Q

Bij welke worm spreken we over double pored cucumber seed typeworm?

A

Bij de D. Caninum. Deze heeft 2 geslachtsstelsels vandaar de naam.

81
Q

Bij welke worm zie je ei-cocconen?

A

Bij de D. caninum, dat is daar zeer typisch voor. Het zijn 20/30 eitjes die omgeven zijn door een soort membraan.
Is een zeer bepalend diagnostisch stadium.

82
Q

Wat is een zeer bepalend diagnostisch stadium bij D. Caninum?

A

De eicoconnen, die bevatten 20/30 eitjes die omgeven zijn door een membraan.

83
Q

Is er bij D. Caninum leeftijdsimmuniteit mogelijk?

A

Nee. Herbesmettingen kunnen dus continue plaats vinden.

84
Q

Geef uitleg over de cyclus van de D. caninum

A

We hebben de hond en de kat, de D. caninum zit in de dunne darm, de proglotiden worden in-tact in de faeces uitgescheiden of kruipen actief uit de anus. Dat geeft jeuk.

Als de proglotiden vervallen krijg je ei-coccons. Die komen in de omgeving van de hond of kat. De Ctenocephalis cati larve neemt de eitjes op. Er kunnen een aantal cysterceroiden in de larven zitten, ze zijn dan nog niet infectieus. Na het vervellen krijgen we de volwassen vlo met de infectieuze cystercercoiden. Als een hond of kat aan grooming doet dan kunnen ze een vlo opnemen wat ervoor zorgt dat je na 1 maand volwassen wormen hebt in de dunne darm tussen de villi.
De associatie tussen D. caninum en de vlo is zeer hoog. Dus een hond met vlooien dient ook ontwormt te worden.

85
Q

Wat weet je over het voorkomen van D. Caninum bij de mens?

A

Vooral kinderen zijn gevoelig, door de opname van een vlo kan je een lintworm ontwikkelen.

86
Q

Waarom is het van belang om vanuit hygiënisch oogpunt de hond en kat regelmatig te ontwormen en te ontvlooien?

A

Vanwege de zoonose van D. Caninum een lintworm tegen te gaan.

87
Q

Wat is hyperparasitisme en noem een voorbeeld

A

Het is dat de ene parasiet de andere parasiet nadeling gaat beïnvloeden. We zien dat bij dipylidium caninum, als de larve van de vlo te zwaar besmet wordt met cystercercoiden gaat de vlo afsterven.

88
Q

Bij welke honden/katten zien we vooral D. caninum?

A

Bij de stadskat en hond.

89
Q

Wat weet je algemeen over Davainae?

A

Dit is een cestode, dus een lintworm.

We zitten met tussengastheren en het komt voor bij hobbykippen met buitenbeloop.
Davainae proglottina is een zeer kleine lintworm met maar 4 proglottiden. Deze zit zeer diep tussen de villi van het duodenum en is zeer pathogeen.

Raillietina komt voor in de dunne darm, is groter en minder pathogeen.

90
Q

Wanneer is behandeling tegen lintworm bij kippen aangeraden?

A

Als er davainae in het spel is, anders niet.

91
Q

Welke lintworm zien we typisch bij duiven?

A

Raillietina bonini.

92
Q

Wat weet je over d. proglottina?

A

Davainae proglottina. Dit is een cestode die voorkomt bij hobbykippen met een buitenbeloop.

In de mestdrop van de kip zie je heel kleine lichte puntjes van ongeveer 2mm.
De tussengastheer is een landslak.

Het zijn zeer kleine lintwormen van maar 4 proglottiden.
Relatief pathogeen omdat ze diep tussen de villi zitten van het duodenum, daardoor gaan ze enteritis geven.
Door de haemorrhagische enteritis kun je gaan naar necrose en zelfs sterfte.
We zien de sterfte dan eerst bij de jonge kippen.

93
Q

Wat weet je over Raillietina?

A

Deze lintwormen komen voor bij kippen, zitten niet zo diep vastgehecht als de Davainae. ze zijn ongeveer 15 cm lang.
Vliegen zijn de tussengastheren. De eitjes hebben een typisch morfologie.

94
Q

Door het eten van landslakken, mieren, vliegen en kevers kunnen kippen last krijgen van….

A

Davainae proglottina en Raillietina species. Ze vallen beiden onder de davainae.

95
Q

Wat is D. proglottida voor soort worm?

A

Een lintworm, dus valt onder de cestode. Onder de familie van de Davainae.

96
Q

Onder welke familie vallen de Raillitenta?

A

Onder de familie van de Davainae.

97
Q

Waarom is er zo een verschil in pathogeniteit tussen de D. proglottida en de raillitenta?

A

Omdat de D. Proglottida veel dieper tussen de villi zit dan de Raillietina species.

98
Q

Wat weet je over de naamgeving van H. Nana?

A

Hymenolepis nana, dat is een lintworm die bij knaagdieren voorkomt.
Omdat deze een directe cyclus heeft, dus zonder tussengastheer spreken we ook wel van vampyrolepis nana.

99
Q

Is de H. Nana gewapend?

A

Ja

100
Q

Hoe groot is de H. Nana?

A

Klein, nana staat voor klein. Het is een gewapende lintworm die maar 1 tot 4 cm groot is.

101
Q

Wat weet je over de eieren van de H. Nana?

A

Ze hebben een zeer dikke wand.

102
Q

Is de H. Nana primitief of niet?

A

Ja is een primitieve lintworm, de proglottiden zijn breder dan dat ze lang zijn.

103
Q

Geef uitleg over de cyclus van de H. Nana?

A

Er komt een eitje vrij in de faeces, opname gebeurt via voedsel, water of via de handen.
Het kan ook zo zijn dat er een ei opgenomen wordt door een vlo of kever, dan gaat er zich een cystercercoid ontwikkelen, als dat opgenomen wordt door een mens of een roden dan kan er zich ook een infectie voordoen.

Typisch is dat bij de mens er een auto-infectie is. In de toppen van de villi ontstaan cystercercoiden, deze ontwikkelen zich zeer snel. Zonder dat ze verder naar buiten gaan komen ze los en ontwikkelen ze zich als lintworm in het ileale gedeelte van de darm.

104
Q

H. Nana fraterna bij welke dieren komt dat voor?

A

Dat is een subspecies van H. Nana die vooral knaagdieren infecteert.

105
Q

Wat weet je van vampyrolepid/hymenolepis nana nana?

A

Dat gaat dan specifiek over de auto-infectie bij de mens.

106
Q

Wat is de behandeling bij hymenolepis?

A

Praziquantel

107
Q

Bij welk diersoort komt H. Diminuta voor?

A

Dat is de rattenlintworm.

108
Q

H. Dimuta is die gewapend of niet?

A

Hymenolepis diminuta is een niet-gewapende lintworm.

109
Q

Bij welke hymenolepis zien we auto-infectie bij de mens?

A

Bij H. Nana en niet bij H. Diminuta

110
Q

Hoe raakt een mens besmet met H. Diminuta?

A

Door bv ontbijtgranen waarin een dode kever zit met cystercercoiden.

111
Q

Hoe wordt de hymenolepis diminuta ook wel genoegd?

A

Rat tapeworm

112
Q

Noem de parasiet bij rat tapeworm

A

Hymenolepis diminuta.

113
Q

Wat weet je van H. Diminuta?

A

Het is de ratten lintworm, deze is ongewapend. De cyclus verloopt altijd via een kever. Als mens raak je besmet door bv een geïnfecteerde kever in ontbijtgranen die cystercercoid bevat.
Het is niet pathogeen.

Deze worm wordt gebruikt om antiparasitaire middelen op te testen.

De worm komt dus voor bij ratten en wordt ook wel de rat tapeworm genoemd. De worm verplaatst zich in de darm, overdag zit de worm in het achterste gedeelte van de darm. In de nacht zit de worm in het voorste gedeelte van de darm. Dat heeft er mee te maken waar de voeding zit op welk moment. Een rat is een nachtdier.

114
Q

Wat weet je algemeen over de Taeniidae?

A

Ze hebben altijd een vertebrate tussengastheer en vaak is dat een herbivoor of knaagdier.
De eindgastheer zijn omnivoren (de mens) en carnivoren.

Ze hebben een enkelvoudig geslachtsstelsel.
De eitjes zijn specifiek van morfologie en voor de hele groep zijn ze morfologisch niet van elkaar te onderscheiden.
Direct na uitscheiden zijn ze infectieus.
We zitten hier met geëvolueerde cestoden dus we hebben te maken met cystercer, coeurs of hydattide/echinococcus.

De cysticerc van bepaalde species is in het spierweefsel aanwezig, dus in het vlees.

De meeste van deze lintwormen zijn gewapend, de T. saginata die bij de mens voorkomt is ongewapend.

115
Q

Geef de cyclus van de T. Saginata

A

De worm zit in de dunne darm, er wordt 1 proglotidde per dag uitgescheiden. Zo een proglottide is ongeveer 1,5 cm lang, bevat relatief veel eitjes en kan actief de anus uit kruipen.

De eitjes hebben 6 haakjes en een radiaire wand, dat zijn allemaal kleine kanaaltjes die zuurstof toelaten bij de oncosfeer.
Ze zijn direct infectieus.

Stel een rund neemt de oncosfeer op dan wordt de wand verteerd in de lebmaag en de dunne darm wordt het vrijgesteld.
Via de bloedbaan gaat de oncosfeer, via het portale stelsel, en de cystercercoid wordt verdeeld naar de spieren. Daar ontstaat een blaasje van een erwt groot ongeveer.
We spreken van cysticercis bovis. Deze vindt je vooral terug ter hoogte van de goed doorbloede spieren.
(kauwspieren, tongbasis, hart, diafragmatische pijlers, oogspieren)
De karkassen van runderen worden daarop gecontroleerd bij de slacht.

Vanaf 6 maanden beginnen de cystercercen te verkalken en zijn ze niet meer infectieus.

116
Q

Wat zijn de symptomen bij de mens van T. Saginata?

A

Nausea, braakneigingen, diarree afgewisseld met constipatie en vermageren.

117
Q

Wat gebeurt er wanneer er bij een rund cysterceren worden gevonden in het vlees?

A

We spreken van cysticercis bovis. Deze vindt je vooral terug ter hoogte van de goed doorbloede spieren.
(kauwspieren, tongbasis, hart, diafragmatische pijlers, oogspieren)
De karkassen van runderen worden daarop gecontroleerd bij de slacht.

Het dier wordt afgekeurd, toch kan het vlees in de consumptie komen na 1 week invriezen

118
Q

Waar zien we vooral het voorkomen van T. Saginata?

A

Voor in landen waar er veel rauw rundervlees wordt gegeten bv Argentinie, EU en VS.
Om de cystercen af te doden moet je het vlees echt doorbakken, maar dat is meestal niet gewenst.

Bij hindoestanen zien we geen besmettingen en bij moslims juist wel.

1 persoon kan verantwoordelijk zijn voor het besmetten van een hele regio.

119
Q

Wat weet je over verschillen tussen T. Saginata en T. Solium?

A

De cyclus is gelijkaardig toch zijn er enkele verschillen.

  • Bij T. Saginata kruipen de proglottiden actief uit de anus. Dat is niet het geval bij T. Solium. Bij de T. Saginata hebben we 1 proglottide per dag.
  • Bij T. Solium hebben we minder eitjes per proglottide, daardoor worden er meer afgezet in een keer en zien we vaak een proglottide ketting.
120
Q

Wanneer komt T. Solium vooral voor?

A

In ontwikkelingslanden waar mensen in nauw contact leven met varkens.
De sanitaire voorzieningen zijn vaak slecht en mensen gaan defeceren waar ook varkens in de buurt zijn. Varkens zijn verzot op humane mest.
Als er een ketting van proglottiden in zit dan kunnen ze een zware infectie krijgen met cystercercis cellulose in de spieren. Dat zijn dezelfde spieren als bij runderen.

121
Q

Hoe kun je als mens geïnfecteerd worden met T. Solium?

A

Door opname van een stuk rauw varkensvlees.

122
Q

Kunnen mensen ook tussengastheer zijn bij T. Solium?

A

Ja dat kan, als ze toevallig een eitje opnemen.
Je krijgt de ontwikkeling van cystercercis, we spreken van C. Racemosae. Dat kan zich voordoen in alle organen in clubsief de hersenen.

123
Q

Wat is C. Racemosae?

A

Cystercerc Racemosae komt voor bij de mens. Dat is wanneer een mens, door opname van een eitje van de T. Solium een tussengastheer is. Er is ontwikkeling van cysterceren en dat kan zich voordoen in alle organen inclusief de hersenen, dit kan leiden tot de dood.

124
Q

Voor wat staat NCC?

A

Neurocystercercose, dat is dus typisch bij T. Solium. Dat is wanneer de mens door opname van een eitje tussengastheer is geworden.

125
Q

Is T. Solium gevaarlijk voor de mens?

A

Ja, niet omwille van de adulten maar vooral vanwege de cysterceren die in het lichaam kunnen ontstaan als een mens een tussengastheer is.

126
Q

Hoe noem je het als er cysterceren in de mens gaan ontwikkelen (na opname van een eitje

A

C. Racemosae

127
Q

In welke gebieden komt T. Solium voor?

A

Vooral in tropische en subtropische gebieden.

128
Q

Wat weet je over autoinfecties in relatie tot T. Solium

A

Het is een vorm van auto-infectie. Het eitje kan rechtstreeks opgenomen worden. De Hexakant larve kan door de dikke darmwand gaan en cystercercosis veroorzaken. Dat is dus zonder dat de parasiet het lichaam verlaat.

129
Q

Kan je geïnfecteerd worden met T. Solium via het drinkwater?

A

Ja.

130
Q

Wat is de behandeling van T. Solium?

A

Praziquantel.

131
Q

Als de eindgastheer een rund, schaap of geit is bij de taenia species wat is dan meestel de tussengastheer?

A

De hond en de wilde carnivoor.

Vaak gaat het over herdershonden die al eens de kans krijgen om slachtafval op te nemen.

132
Q

Wat weet je van T. Ovis?

A

Taenia ovis, we vinden de cystercercen terug in de hartspier, diafragma en skeletspieren. Dat kan leiden tot afkeuren in het slachthuis. Komt hier minder voor omdat we geen intensieve schapenhouder hebben. De tussengastheer is de hond en de vos.

133
Q

Wat weet je van T. Hydatigena?

A

Daar hebben we cysterceris Tenuicollis. Deze gaan in de peritonriale holte aan het momenten vasthangen in grote aantallen. Vooral bij rund en schaap. De honden worden besmet door het eten van slachtafval.

134
Q

Bij welke soort worm zien we cystercercis Tenuicollis?

A

Bij T. Hydatigena.

135
Q

Wat weet je over M. Multiceps?

A

Deze vast onder de cestode, het is een kleinere lintworm en we hebben de coeurs cerebralis. Die start als een blaas van een erwt groot en kan zo groot worden als een tennisbal. Dat kan zorgen voor druk en atrofie letsels.
Deze gaat in de hersenen van schapen zitten, daardoor heb je unilaterale atrofie. De schapen kunnen draaiziekte hebben, ze lopen telkens in een cirkel. Is niet te behandelen.

136
Q

Bij welke parasiet zien we draaiziekte bij schapen?

A

M. Multiceps

137
Q

Bij wat zien we coenorus cerebralis?

A

Bij de M. Multiceps, dat komt voor bij schapen en geeft draaiziekte.

138
Q

Wat weet je van T. Taeniaeformis?

A

Deze is zeer belangrijk, komt voor bij de kat en de wilde felidae.
We hebben cystercercis Fasciolaris die komt in de lever en de buikholte voor.
Als de kat een knaagdier opeet, dan komt dat in de darm en gaat zich ontwikkelen tot een worm.

We hebben hier te maken met een strobilocerc, dat is een cystercerc die al de eerste strobilatie heeft ondergaan, daardoor is er een korte prepatente fase.
Er is dus snel een volwassen worm in de kat aanwezig.

Deze worm zien we eerder bij de boerderijkat.

139
Q

Wat is een strobilocerc?

A

Dat is een cystercerc die al de eerste strobilatie heeft ondergaan, daardoor is er een korte prepatente fase.
We zien dat bij T. Taeniaeformis bij de boerderijkat en bij T. Pisiformis bij de jachthond.

140
Q

Wat weet je van T. Pisiformis?

A

We hebben daarbij C. pisiformis, deze leeft in de lever en de peritoniale holte. Heeft ook een strobilocerc.

Is redelijk sterk verspreid bij jachthonden.
Er worden geen proglottiden uitgeschreid maar ze vervallen ind er darm. De individuele eitjes komen vrij en komen bij een knaagdier terecht.
Als een hond slachtafval opneemt kan je een zeer hoge besmetting krijgen bij de hond.

141
Q

Wat weet je van M. Serialis?

A

We hebben de coenoerus serails, deze komt intramusculair en subbutaan bij hazen en konijnen voor. Daardoor zijn minder snel en gemakkelijk te vangen. De eindgastheer zijn de hond en de vos.

142
Q

Bij welke parasiet zien we de coenulis cerialis?

A

Bij de M. Serialis

143
Q

Onder welke familie vallen de Echinococcus species?

A

Onder de teanidae.

144
Q

Welke 2 echinococcus species ken je en in welke cyclus draaien ze?

A

E. Multilocularis - Draait in de wilde cyclus

E. Granulosus - Draait in de domestic cyclus.

145
Q

Wat weet je over de domestic cyclus van echinococcus?

A

Je hebt de relatie tussen hond en herkauwer. Deze draait dus rondom het huishouden. De kans dat je als mens in aanraking daarmee komt is groot. Bij de domestic cyclus hebben we het over Echinococcus granulosus.

146
Q

Vertel over het verloop van de cyclus van echinococcus

A

We zitten met een gastheer, dat kan een carnivoor zijn. De mens kan enkel maar tussengastheer zijn. De hond is de enige eindgastheer. De hond raak besmet door middel van slachtafval.

We hebben een lintworm in de darm van ongeveer 5mm lang. Die zit volledig tussen de villi in de dunne darm,. Er splitst een gravida proglottide af, die vervalt en komt in de mest terecht in de omgeving.
De eitjes zijn relatief weersatandig en kunnen opgenomen worden door een schaap of rund.
In het ergste geval kan je als mens een eitje opnemen.
Het eitje wordt opgenomen, de oncosfeer wordt vrijgesteld en gaat via het portable stelsel verspreiden in het lichaam. Er komt dat in de lever maar daarna ook in het hart en de longen.
In die organen gaan we hydatieve cysten aantreffen, dat begint als klein blaas maar groei door.
Je vindt ze terug in ; lever, long, hart, hersenen, milt en beenderen waar je spontane botbreuken kan krijgen.

147
Q

Wat weet je over de pathogeniteit bij echinococcus granulosus?

A

Degene die bij schapen en runderen roteert is zeer pathogeen voor de mens. De hydatieven veroorzaken enorm veel letsels.
Degene die voorkeur hebben voor paarden en varkens als tussengastheer zijn duidelijk minder pathogeen voor de mens.

148
Q

Wat veroorzaakt E. Granulosus?

A

Deze veroorzaakt een mooi afgelijnde cyste. Een deel van de fibreuze binnenland is afkomstig van de tussengastheer. De binnenste laag is afkomstig van de parasiet zelf.
Aan de binnenkant van de fibreuze laag ligt een kiemepitheel dat gaat permanent woekeren, en gaat scolixen produceren die dochterblazen gaan induceren.

De scolixen kunnen ook gaan verkalken, we spreken dan van echinococcus zand.

149
Q

Wat is echinococcus zand?

A

Dat is wanneer een hydatieve cyste gaat verkalken, dan zie je dat zand.

150
Q

Wat is de behandeling bij hydatieve cysten bij echinococcus?

A

Op de cystercercen is praziquantel niet actief.
Bij de hydatieven hebben we een zeer sterk woekerend kiemepitheel, dat blijft vermenigvuldigen.
De blazen die afgelijnd zijn met een dik kapsel kunnen chirurgisch verwijderd worden als ze op een bereikbare plaats aanwezig zijn.

151
Q

Wat doe je met de PAIR techniek?

A

PAIR staat voor puncture aspiraties infusion reaseperiation.
Dat is dat je de hydatieve blaas van de echinococcus met een dunne naald puncteert, en de vloeistof eruit zuigt. Dan breng een stof aan die het kiemepitheel kapot maakt, dat is bv formol of een hypertonische suikerioplossing.
Re-aspiration is dat je infusie van de vloeistof het er ook weer uit neemt.
Vaak wordt er bij infusion een kleurstoff ingebracht zodat het kiemepitheel wordt aankleed zodat er gecontroleerd kan worden of alles verwijderd is.

152
Q

Wat gebeurt er als er een hydatieve blaas open barst?

A

Dan gaan alle scolixen worden vrijgesteld en ga je daardoor in shock en ben je ten dode opgeschreven.

153
Q

Wat weet je over het verschil van de hydatieve blazen tussen E. multilokularis en E. Granulosus?

A

E. Multilocularis - Draait in de wilde cyclus, hierbij zien we de alveolaire vorm, die maakt geen mooi afgelijnde blazen.
Het is een soort kiemepitheel massa die woekert in de organen zonder een afgelijnde massa te vormen. Chirurgisch niet te verwijderen.

E. Granulosus - Draait in de domestic cyclus.
Mooi afgelijnde blazen. Chirurgisch te behandelen met de PAIR techniek.

154
Q

Wat is de behandeling van hydatieve blazen bij E. Multilocularis?

A

Omdat dit eerder een infiltrerende tumor is van het kiemepitheel in een orgaan kan je dat niet chirurgisch verwijderen.
Daardoor gaat men albendazole toepassen. Het is een tubuline inhibitor.
De spoelfiguren in de metafase gaan bestaan uit tubuline. Als je albendazole toepast dan ga je de celdeling remmen.

155
Q

Geef aan welke lintwormen zeer gevaarlijk zijn voor de mens, noem er 3 op volgorde.

A
  • E. Multilocularis
  • E. Granulosus
  • T. Solium