Protozoa Flashcards

1
Q

Wat is het grootste verschil tussen een protozoa en een lichaamscel?

A

Een protozoa is volledig functioneel op zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Protozoa zijn kleine organismen met een hoog reproductief potentieel, wat zijn daarvan de gevolgen?

A

Ze hebben een korte generatie tijd, er is snel resistentie bij protozoa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke klassen zijn van belang bij de protozoa?

A

We kennen er 7, 5 daarvan zijn veterinair gezien van belang ;

  • Sacromastogophora
  • Apicomplexa
  • Microspora
  • Ciliophora
  • Myxozoa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een flagel en cilien?

A

Een flagel is lang en daarna is er een beperkt aantal aanwezig. Cilien zijn kort, daarvan zijn er heel veel aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat weet je over de celkern van een protozoa?

A

De celkern is eukaryoot en wordt omgeven door een membraan, het is dus duidelijk afgelijnd. Meestal is het 1 celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke manieren van voortbewegen ken je bij de protozoa?

A
  • Gliding ; Dat is beweging zonder specifieke organellen.
  • Door middel van pseudopodien die gevormd worden.
  • Flagellen, daarbij zie een axonema en een contractiele cytoplasmatische wand.
  • Cilia, dat zijn korte flagellaire structen.

Het verschil tussen flagellen en cilia is dat er bij flagellen die meestal lang zijn er maar 1 is en cilien zijn kort en over de hele structuur verspreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over reproductie van bij de protozoa?

A

A-seksuele vermeerdering ;
Komt bij alle protozoa voor.

  • Binaire fusie – daarbij delen ze zichzelf op.
  • Bij de flagellaten is het longitudinaal
  • Bij de ciliaten is het transversaal
  • Bij de amoeben is dat random.
  • Multiple fission (schizogonie) dat zien we bij de apicomplexen veel, daar hebben we eerst deling van de kern tot 10 kernen ongeveer en dan een cytoplasmatische insnoering.

Seksuele vermeerdering ;
Niet bij alle protozoa
* Conjugatie, het paren van 2 organismen met uitwisseling van kernmateriaal. Bij silicaten kun je meerdere kernen krijgen, we hebben een macro- en micro-nucleus. Als de ciliaten conjugeren dan hebben we een uitwisseling van de micronucleus.
- Synogamy/sporogony, bij apicomplexen zijn microgmeten de mannelijke de de macrogameten de vrouwelijke. Als die samensmelten krijg je een zygote.
Vaak komt er in die zygote a-seksuele vermeerdering. Het is vaak volgend op syngamy.
Er worden cysten gevormd, dat is de weerstandsvorm die we in de omgeving terug gaan vinden, ze zijn een bron van infectie om andere dieren te gaan infecteren. We spreken van sporozoiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk proces volgt meestal op syngamy?

A

Syngamy is seksuele reproductie bij de apicomplexen. Je hebt dan microgameten (mannelijk) en macrogameten (vrouwelijk) en die gaan versmelten, je krijgt een zygote.
In de zygote kan er a-seksuele vermeerdering gaan plaats vinden. Men spreekt van de sporogony, daarbij worden er sporozoiten gevormd, dat zijn cysten die weerstandig zijn in de omgeving en als bron van infectie zijn om andere dieren te infecteren en zo de cyclus rond te gaan maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat weet je in 1 zin over de sacromastogophora?

A

Deze groep kun je opdelen in twee groep.

  • Sacrodina ; dat zijn de amoeben, zijn extracellulair.
  • Mastigophora ; deze hebben flagellen (1 of meerdere) zitten meestal extracellulair maar sommige intracellulair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat weet je over apicomplexa?

A

Dat is een groep van protozoa, deze bevatten een apicomplex. Dat is een organel wat dient om intracellulair te gaan. Je ziet het met de elektronen microscoop. Ze zijn zeer gastheerspecifiek en het zijn obligaat intracellulaire parasieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat weet je over microspora?

A

Dat het een groep van parasieten is die onder de protozoa valt en dat het intracellulaire parasieten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat weet je over de ciliophora?

A

Het zijn de dragers van cilien, ze zijn extra cellulair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt de binaire fusie bij flagellanten, silicaten en amoeben?

A

Bij de flagellanten verloopt deze longitudinaal, bij de ciliaten is dat transversaal en bij de amoeben is dat random.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor voortplanting zien we vaak bij apicomplexen?

A

Multiple fission, we spreken ook wel van schizogony. Dat is dat eerst de kern gaat delen om een grotere kern te krijgen en dan krijg je cytoplasmatische insnoeringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat weet je over mucoflagellaten?

A

Deze vallen onder de mastigophora, de flagellanten komen voor op de mucosa, je krijgt mucosale infecties. Bv gastrointestinaal en op de geslachtsmucosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat weet je over kinetoplastida?

A

Dat zijn de haemoflagellaten, het zijn dus bloedflagellanten. Je hebt een haematofage vertebraten gastheer nodig die de tussengastheer vort en de infectie overbrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het wezenlijke verschil tussen een cyste vormer en degene die dat niet doen bij de protozoa?

A

Degene die geen cyste vormen die moeten overgedragen worden door middel van direct contact.
Degene die cyste vormen die kunnen dieren besmetten vanuit de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voor wat dient een apicomplex?

A

Om op een species specifieke manier intracellulair te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de Eimeriida?

A

Dat zijn apicomplexen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Onder welke groep vallen de malaria parasieten? (Bij de protozoa)

A

Haemosporida dat zijn apicomplexen. We zien het bv bij pluimvee maar vooral bij de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn apicomplexen?

A

Coccidea, deze gaan intracellulair gaan en vormend dus coccidien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 3 belangrijke groepen van apicomplexen ken je?

A
  • Eimeriida
  • Haemosporida
  • Piroplasmida
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke belangrijke ziekte valt onder de piroplasmen?

A

Babesia, dit is een piroplasmida en valt onder de coccidea en dus bij de apicomplexen. We zien babesia als importinfectie bij de hond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke parasiet valt onder de microspora bij de protozoa?

A

Nosema, dat is een darmparasiet bij bijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat weet je over retortamonadida?

A

Het zijn mucoflagellaten, dat wilt zeggen dat ze de mucosa gaan infecteren.
Ze vallen onder de protozoa.

Typische organismen die in de darm voorkomen, ze zijn niet pathogene commensalen en behoren tot de normale darmflora.
We hebben het genus chilomastix en retortamonas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat weet je over de chilomastix en de retortamonas?

A

Dat zijn mucoflagellaten die vallen onder de retortamonadida.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat weet je over hexamita?

A

Het zijn mucoflagellaten, dat wilt zeggen dat ze de mucosa gaan infecteren.
Ze vallen onder de protozoa.

H. Maleagridis komt voor bij kalkoenen in de dunne darm. Vooral bij jonge kalkoenen is niet zo frequent.
We hebben ook H. Columbae bij duiven, dit kan darmontsteking met diarree geven en bij zeer jonge duiven tot sterfte zorgen bij ernstige infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem de verschillende namen die voor giardia worden gebruikt.

A

Giardia intestinalis, lamblia en duodenalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

In welke categorie plaats je giardia?

A

In de categorie van mucoflagellaten, ze infecteren de mucosa. Het zijn protozoa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe kun je giardia onderverdelen?

A

In verschillende assemblages

  • Assemblage A ; Uitsluitend bij de mens
  • Assemblage B ; Bij de mens en kalveren. Het is een zoons.
    Assemblage C en D ; Bij de hond
  • Assemblage E ; Bij het kalf.
  • Assemblage F ; Bij de kat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat kun je vertellen in het algemeen over giardia? (verspreiding en morfologie)

A

De verspreiding is wereldwijd, het zijn cyste vormers en ze hebben een eenvoudige intestinale cyclus.

Giardia heeft een typisch dubbele kern en er zijn hechtschijven die het toelaten dat de trofozoite zich kan vastzetten op de villi van de enterocyten van de dunne darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Vormt giardia cysten?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat weet je over de giardia cysten?

A

Een rijpe giardia cyste bevat 4 kernen en 2 trofozoieten.

Ze zijn relatief weerstandig in de omgeving.
Het is een infectie die je typisch op kan doen via het drinkwater.

De cysten zijn relatief infectieus, als je er 10 opneemt dan is de kans groot dat je een klinische infectie krijgt.

Ze zijn enkel gevoelig aan uitdrogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Geef het verloop van een giardia infectie

A

De infectieuze cysten worden opgenomen, de wand wordt verteerd in de maag en de trofozoit komt vrij. Deze komt vrij in de dunne darm en gaat zich dan door aseksuele vermeerdering longitudinaall delen. Dat gaat snel.
Ze hechten zich dan op de entrocyten, zeer oppervlakkig en gaan zich vasthechten.

Naarmate dat de trofozoiten naar achteren gebracht worden door de darmpersitaltiek gaande door de veranderende zuurstofspanning een cyste maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het diagnostisch stadium van giardia?

A

De cyste, deze bevat 4 kernen en dus 2 trofozoieten.

Als er een zeer profuse diarree is dan gaat de passage zo snel dat er geen tijd is voor de parasiet om een cyste te maken. Je gaat dan trofozoiten terug vinden in de mest. De trofozoiten kunnen de maag niet passeren en daardoor spelen ze geen rol bij de infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat weet je over een klinische infectie met giardia?

A

Er is een soort van darmontsteking die gekenmerkt wordt door diarree.
Je krijgt steatorre, dat is vettige diarree.
De guardia gaat met zijn hechtschijven het epitheel volledig afdekken waardoor de resorptie van vetten in de voeding niet meer plaats vindt en je dus vettige diarree krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Met wat kan de mastigophora behandelen?

A

Met uitzondering van de haemoflagellaten kun je ze behandelen met nitroimidazoles. Daaronder valt de metronidazole ( merknaam is flagyl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat weet je over nitroimidazoles??

A

Dat deze teratogeen zijn bij de zwangerschap. Doordat ze zich vasthechten met hechtschijven die opgebouwd zijn uit tubuline is het aangeraden om bij de zwangerschap albendazole te gaan gebruiken. Dat is minder actief dan metronidazole maar wel veiliger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Onder welke groep vallen de trichomonadida?

A

Onder de mucoflagellaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Zijn trichomonadida cyste vormers?

A

Nee, je wordt dus besmet door direct contact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Noem 4 belangrijke genussen die vallen onder

A

T. Tenax
T. Collumbae
T. Vaginalis
T. Fetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat weet je over T. Vaginalis?

A

Het is een STD. Deze komt voor bij de mens.
Het is een protozoa die valt onder de trichomonas.

Bij mannen verloopt die aandoening eerder subklinisch, soms wat irritatie aan de urethra.
Bij vrouwen verloopt dat erger, je krijgt ontsteking van de mucosa, roodheid en overdreven mucusvorming en een branderig gevoel.

Off-host kan de trofozoit maximaal 12-24 uur overleven op een vochtige handdoek.
De trofozoiet gaat de pH van de vagina omhoog brengen daardoor verlaagd de afweer tegen infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat weet je over T. Collumbae?

A

Dat is het geel in de bek bij duiven.
De volledige naam is trichomonas collumbae. Dat zijn mucoflagellaten.

In de slokdarm, krop, farynx en sinussen zitten gele necrotische massas.
Ze kunnen zelfs systemisch worden.
Dit geeft sterfte.

Hoe wordt een dier besmet? Door middel van kropmelk wat aan de jonge gegeven wordt en ook door het gebruik van gemeenschappelijk drinkgoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat weet je over T. fetus?

A

Dit is een mucuflagellaat, de volledige naam is trichomonas fetus.
Het komt voor bij koeien en is de veroorzaker van abortus in het eerste trimster.

Een koe kan dit oplopen op het moment dat ze gedekt wordt of bij de KI. Stieren zijn subklinisch besmet en moeilijk te behandelen. Het zorgt bij koeien voor endometritis.
Er is geen immuunrespons. Een koe kan dus telkens opnieuw besmet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat weet je over Histomonas?

A

Dit is een overgangsklassen naar de amoeben.

We kennen het genus H. Meleagridis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat weet je over H. Meleagridis?

A

Dat dit blackhead veroorzaakt bij kalkoenen.
Kippen en wilde vogels kunnen ook besmet zijn maar dat is dan meestal subklinisch.

We spreken van blackhead omdat de kop roodzwart is.

De cyclus gaat als volgt ;
Binnentreden in eitjes van heterakis gallinarum - opname van het eitje - eens in darm aangekomen gaat de trofozoit naar het ovarium van heterakis en gaat in het bevruchte eitje van de larve zitten.
Als larve van heterakis in caecum komt (door middel van L3 larve) dan komt trofozite vrij en wordt er een a-seksuele deling gedaan.

Een kalkoen die een infectie heeft doorgemaakt heeft levenslange immuniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn de symptomen van blackhead?

A

De cecae kunnen necrose ondergaan en we zien ook leverulcers.
Die ulcera zijn een pathogonomisch teken.

Roodzwarte kop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een andere naam voor kinetoplasten?

A

Haemo-flagellaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Waarom is het niet verstandig om kippen en kalkoenen samen te houden?

A

Vanwege histomonas meleagridis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat weet je over de behandeling van kinetoplasten?

A

Dat zijn haemoflagellaten, deze kun je niet behandelen met nitroimidazolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waarom spreken we van kinetoplasten?

A

Omdat ze een kinetoplast bezitten, dat heeft een aparte hoeveelheid DNA en ligt aan de basis van de flagel die ligt in de falgelaire pocket.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is een undulerend membraan en waarbij zien we dat terug?

A

Het is een verbinding tussen het celmembraan oppervlakte en de flagel. het is een soort vlieg en je kan het vergelijken met een vin.
Het zorgt ervoor dat er een efficiënte manier is om doorheen bloed te migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is de functie van de glycocalyx van de haemoflagellaten?

A

Het ontwijken van immuniteitsreacties van de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welke groep van haemo-flagellaten is van belang?

A

Trypanosomatidae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat weet je over de morfologie van de trypanosomatidae in het algemeen?

A

Er zijn 4 verschillende vormen ;

  • Amastigoot - daarbij is er een flagel rudimentair aanwezig. Dat komt voor bij vertebraten en is intracellulair.
  • Promastigoot - Daarbij hebben we een flagel die ingepland is aan de voorkant van het organisme. Deze zien we bij de invertebraat, dus in het geval van Leishmania zien we die bij de zandvlieg.

Afrikaans en Amerikaanse trypanosomen hebben een epimastigoot, dan is de flagel ingepland ter hoogte van de kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is een epimastigoot?

A

Dat is een trypanosoma met een flagel ter hoogte van de kern. We zien het bij Afrikaanse en Amerikaanse trypanosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is een promastigoot?

A

Dat is een trypanosoma met een flagel aan de voorzijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Onder welk soort parasieten vallen de trypanosoma?

A

Onder de protozoa, en dan onder de groep van de haemo-flagellaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is een trypomastigote?

A

Dat is een trypansoma waarbij de flagel aan de achterzijde is ingepland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Welke vormen van leishmania ken je?

A
  • Viscerale leishmaniasis (VL) deze gaan de viscerale organen aantasten.
  • Cutane leishmaniasis, daarbij zie enkel maar huidletsels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat zijn de vectoren van Leishmania?

A

Zandvliegen, dus de phlebotomum.

Afhankelijk van de nieuwe of oude wereld zijn er verschillende genussen van zandvliegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Noem een ander woord voor zwart koorts en door wat wordt het veroorzaakt?

A

Zwarte koorts noemen we ook wel kala azar. Je hebt een zwart verkleuren van de huid.
Dit komt voor bij Leishmania.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat is het verschil tussen L. Infantum en chagasi?

A

Daar is geen verschil tussen, het zijn dezelfde ziekte.
In de tijden dat de spanjaarden de nieuwe wereld gingen verkennen namen ze L. Infantum mee en in de nieuwe wereld heeft met dat toen L. Chagasi genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is MCL?

A

Mucocutane leishmania, dat wilt zeggen dat de parasiet verder in de huid doordringt tot in de submucosa en dan via de lymfevaten uitbreid waardoor je een relatief erge infectie kan krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Is leishmania altijd een zoonose?

A

Ja met uitzondering van L. Donovani en L. Tropica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Door wat wordt dry oriental sore veroorzaakt?

A

Door L. Tropica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Door wat wordt moist oriental more veroorzaakt?

A

Door L. Major, dat is relatief pathogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Weergeef de cyclus van leishmania

A

Zandvlieg gaat promastigoten injecteren, die worden opgenomen door lokale macrofagen ter hoogte van de inoculatie plaats. Daar gaan ze a-seksueel delen als amastigoten.
Die deling gaat door tot de cel barst en dan komen de amastigoten vrij in het bloed waardoor ze nieuwe macrofagen gaan infecteren.

Ze gaan naar de organen met de meeste witte bloedcellen, dat zijn de target organen voor viscerale leishmania.
Daaronder vallen de lever, milt en het beenmerg.
Je krijgt zwelling van lever en milt en decretie van het beenmerg.

Macrofagen circuleren met amastigoten - als zandvlieg opnieuw gaat zuigen bij geïnfecteerd persoon dan gaat de cel kapot in de darm van de parasiet - Er is een temperatuurs verandering van 37 naar 25 graden en dat is de prikkel om terug promastigoot te worden.
Die gaan zich vermeerderen (ongeslachtelijk) en dan gaan ze naar de speekselklier van de gastheer zodat ze opnieuw geïnjecteerd kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Bij welke mensen is L. infantum een probleem?

A

Bij mensen met immunosupressie.

HIV en leishmania versterken elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat zijn de symptomen van viscerale leishmania?

A

Kala-azar, dat is een buikzwelling waarbij je sterke lever en miltzwelling krijgt gecombineerd met koorts, bloedarmoede en inflammatie en uiteindelijk sterfte na 1 of 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Voor wat staat PKDL?

A

Post kala azar dermal leishmaniasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat houdt PKDL in?

A

Het is viscerale leishmania waarover wespreken maar soms als de behandeling van leishmania niet volledig efficiënt is dan kan de parasiet allemaal kleine huidulcera veroorzaken. Die kunnen over het ganse lichaam voorkomen. Dat heeft een belangrijke sociale impact.
De huid bevat dan ook enorm veel amastigoten en dat kan er voor zorgen dat de infectie zich wijd verspreid. dus door 1 PKDL-patient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat weet je over cutane leishmania?

A

je ziet huidulcera, het is nattig en nogal pathogeen. Je krijgt ook secundaire bacteriële infecties en de mogelijkheid tot myaisis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat moet je weten over de hond in combinatie met leishmania?

A

Dat de hond een reservoir dier is, meestal dan hebben die dieren een goede samenleving (vaak blijft het bij een subklinische infectie) in zo een geval maar dat is niet bij de hond in combinatie met leishmania.

Bij de hond geeft de viscerale infectie ook uitgesproken cutane klinische manifestatie bv neusbloeding, dof haarkleed, zeer lange nagels en vermageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat is de behandeling van honden met Leishmania?

A

Allopurinol levenslang. De hond vrij krijgen van leishmania is onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat weet je van antimoon verbindingen?

A

Dit wordt gebruikt ij de behandeling van viscerale leishmania.
Het moet geïnjecteerd worden en heeft veel side effects. Ook ontstaat er resistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat weet je over het middel miltefosine?

A

Dat wordt gebruikt voor behandeling van Leishmania, en is voorbehouden aan het gebruik bij de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat voor soort organismen zijn amoeben?

A

Darmorganismen met uitzonderling van E. histolytica, die werkt histolytisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Wat weet je over E. gingivales?

A

Dat is een amoebe, deze komt voor bij slechte mondhygiëne. De volledige naam is Entamoeba gingivales.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Noem 2 belangrijke Entamoeben die lastig van elkaar te onderscheiden zijn

A

E. Histolytica en E. Dispar.

De E. Dispar is a-pathogeen en valt onder de commensalen van de darm. De E. Histolytica kan dodelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Hoe maak je het onderscheid tussen E. Histolytica en E. Dispar?

A

Door middel van de cysten.
De trofozoiten die zichtbaar zijn in de cysten bevatten bij E. Histolytica voedselvacuolen met daarin rode bloedcellen en enterocyten. Dat is bij E. Dispar afwezig.

Daarnaast valt E. Dispar onder de commensalen, daar tegen worden er geen antistoffen gevormd.
Dus als er antistoffen aanwezig zijn dan is het E. Histolytica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Waar komt E. Histolytica voor?

A

In tropische landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Is E. Histolytica een zoonose?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Hoe noemen we de niet pathogene vorm bij E. Histolytica?

A

De minuta vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Hoe noemen we de pathogene vorm bij de E. Histolytica?

A

De magna vorm. Deze zijn in staat om cellen te gaan fagocyten en ook om histolytisch te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Wat weet je over het verschil tussen een infectieuze en een niet-infectieuze cyste bij E. Histolytica?

A

Een niet infectieuze cyste heeft 2 kernen. Een volwaardige cysten heeft er 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Wat is het verloop van een infectie met E. Histolytica?

A

Eerst zal het een subklinisch iets zijn, naar mate dat het letsel toeneemt gaan we overgaan naar een mucoide diarree. Op een gegeven moment ontstaat er een mucohaemorrhagische diarree en finaal ontstaat er een erge vorm van dysenterie of haemorrhagische necrotische diarree wat kan leiden tot perforatie van de darm waarbij er een amoebe peritonitis kan ontstaan.
Als dat het geval is heb je koort, kans op de peritonitis en kans op sterfte is groot.

Het kan ook in de bloedvaten geraken en naar de lever gaan, daar ontstaan abcessen. Ook kan het via de lever het mediastinium doorboren en in de long komen. Je kan amoeben dan aantreffen in het spuiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Bij welke parasiet kunnen we het ontstaan van pseudotumoraal weefsel in de wand van het colon zien?

A

Bij E. Histolytica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Wat weet je van een extra-luminal entamoeba?

A

Dat dit een vergevorderd stadium is en dat de overlevingskansen zeer beperkt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Met wat kan je entamoeben behandelen?

A

Met nitroimidazoles.

91
Q

Wanneer kan je geïnfecteerd worden met vrijlevende amoeben?

A

Als je op de verkeerde plek bent op het verkeerde moment.

Het is een toevallige infectie.

92
Q

Waarom is een infectie met een vrijlevende amoebe meestal vrij ernstig?

A

Omdat deze niet aangepast is.

93
Q

Wat is PAM en door wat wordt het veroorzaakt?

A

PAM staat voor primaire amoebe meningoencephalitis. Het wordt veroorzaakt door Naegleria fowleri. Komt zelden voor.

94
Q

Hoe kom je aan de aandoening PAM?

A

Het staat voor primaire amoebe meningoencephalitis.
Je komt er aan door te gaan zwemmen in warm water. Je kan de geflagelleerde vorm of de trofozoite opnemen (van de Naegleria fowleri.)
Deze gaan via het zeefbeen de hersenen gaan infecteren. Uiteindelijk sterf je binnen 72 uur.

95
Q

Wat weet je over acanthamoeba?

A

Is geassocieerd met een koude biotoop. Een infectie treedt op bij mensen met immunosupressie.
Via wondjes of het respiratoir stelsel is er opname van de trofozoiet, dat kan een infectie geven.

96
Q

Wat weet je over lenzen en parasieten?

A

Je moet de hygiene nauwgezet naleven. Als dat niet het geval is kunnen er acanthamoeben in de vloeistof gaan groeien.

Daarbij komt ook dat de cornea immunologisch geïsoleerd is van de rest van het lichaam.
Er is dus geen immuunbescherming.
Als de acanthamoeben zich vasthechten dan kan je keratitis gaan ontwikkelen dat geeft vertroebeling van de cornea en zorgt voor een zichtbelemmering.
Het is niet te behandelen. We spreken van amoebe keratitis. A. Castellani geeft dat

97
Q

Door wat wordt lens keratitis veroorzaakt?

A

Door acanthamoeben, de A. Castellani.

98
Q

Wat is amoebe keratitis?

A

Hetzelfde als lens keratits, het wordt veroorzaakt door A. Castellani.

99
Q

Wat weet je over apicomplexen in het algemeen?

A

Een apicaal complex dient om een organel in de cel te laten dringen. Apicomplexen zijn heel gastheerspecifiek en het zijn allemaal intracellulaire parasieten die sporevormers zijn.

Qua reproductie is er een afwisseling tussen aseksuele vermeerdering (schizogony en sporogony) en seksuele vermeerdering (gametogony)

100
Q

Welke 3 classen hebben we bij de apicomplexen?

A

We hebben de coccidae, haemosporidia en de piroplasmidia.

101
Q

Bij Eimeria waar moet je dan aan denken?

A

Aan coccidiose.

102
Q

Wat weet je over sacrocystidae?

A

Deze parasieten vallen onder de apicomplexen, dus onder de protozoa. Ze zijn in staat om cysten te maken in vlees.

103
Q

Wat weet je over cryptosporidiidae?

A

Dat het een overgangsvorm is tussen isospora naar toxoplasma.
En dat cryptosporidium een typische drinkwarer infectie is.

104
Q

Wat weet je over haemosporidia?

A

Deze valt onder de apicomplexen, dus de protozoa. Onder de haemosporidia vallen de plasmodiidae, dat zijn de malaria parasieten.

105
Q

Wat zijn pyroplasmidia?

A

Dat zijn apicomplexen, deze vallen onder de protozoa.

Babesia en theileria vallen daaronder, dat wordt overgedragen door teken.

106
Q

Welke 2 belangrijke genera ken je van de Eimeriidae?

A

de Eimeria en de Isospora.

107
Q

Hoe noem je de oocysten van de Eimeriidae?

A

Die noem je coccidia.

108
Q

Zijn Eimeriidae intracellulair of extracellulair?

A

Ze zijn intracellulair, ze vallen onder de apicomplexen. Om intracellulair te geraken hebben ze een apicaal complex.

109
Q

Wat heb je naast gastheer specificiteit bij de Eimeriidae nog meer?

A

Side specificiteit, ze hebben een bepaalde voorkeur in de darm. Er is dus cellulaire specificiteit.
Dat gaat invloed hebben op de pathogeniteit.

110
Q

Wat is merogonie?

A

De deling bij Eimeriidae.
Je begint eerst met kerndeling, dan krijg je cytoplasmatische insnoeringen waarbij de parasieten individueel vrijomen.

Merogonie is een stadium waarbij de cytoplasmatische insnoering nog niet heeft plaats gevonden. Als de cytoplasmatische insnoeringen plaats hebben gevonden dan spreken we van merozoieten, deze zijn in staat om cellen te gaan infecteren.

111
Q

Wat is typisch voor de oocysten van Eimeriidae?

A

Een typisch morfologisch kenmerk is de dikke wand, daarbij is er een binnenste en een buitenste wand.
De cysten zijn daardoor relatief moeilijk te verwijderen uit de omgeving.

Iedere oocyste bevat 4 sporocysten, in iedere sporocyst zitten er 2 sporozoieten. Dat betekend dat je 8 sporozoieten hebt in totaal. Dat geld voor de Eimeria.

Voor de isospora geld dat er ook 8 sporozoieten zijn, je hebt 2 sporocysten met 4 vrije sporozoiden.

Cryptosporidium heeft 4 vrije sporozoieten.

Oocysten laten het toe om identificatie te doen. De afmeting, vorm en kleur spelen een rol. Dat is expertise werk.

112
Q

Wat weet je over de sporogonie van de oocysten?

A

We hebben het over de apicomplexen. De oocysten worden meestal ongeembryoneerd uitgescheiden. De sporogonie gebeurt in de buitenwereld bij bepaalde temperatuur, zuurstof en vochtigheid.
Meestal duurt het 2 dagen voor je een volwaardige oocyste gaat vinden.

113
Q

Wat weet je over oocysten van Emeriidae qua verwijderen?

A

Dat desinfectie lastig is, ze zijn resistent aan bleekwater. Branden in een optie. In kippenstallen gebruikt men formol. UV-licht is schadelijk.

Spontane inactivatie is niet evident.

114
Q

Voor wat staat PV in relatie tot coccidiose?

A

Parasitofoor vacuole, de schitzogonie gebeurt in een intracellulaire vacuole. .

115
Q

Vertel alles wat je weet over coccidiose bij de kip

A

De kip gaat ongesporuleerde oogcysten uitscheiden. Na 2 tot 5 dagen worden er infectieuze oogcysten gevormd.

Die blijven resistent in de omgeving.
De kip neemt het op, de wand wordt verteerd en de individuele sporozoiten gaan de darmcellen infecteren.

Je hebt dan een parasitofoor vacuole. De schizogonie gebeurt in een intracellulaire vacuole. De merozoiten komen vrij en gaan nog meer enterocyten infecteren.
Het aantal schizont generaties ligt genetisch vast.
Bij de laatste chizont generatie gaat de gametogony in werking treden.
Er worden micro en macro gameten gevormd. De microgameten zijn geflagelleerd en kunnen bewegen. De macrogameten hebben korrels dat zijn de wallforming body’s.
Daarvan hebben type 1 en 2.
Type 1 vormt de buitenste wand van de oogcyste. Type 2 geeft een resistente wand door het vervloeien van de korrels.
Op het moment dat de oocyste wordt uitgescheiden is de wand volledig en de cyclus is dan rond.
De schitzogonie kan zeer sterk zijn en cellen kapot maken, dat gat ervoor zorgen dat er uitgebreide letsels zijn.

116
Q

Wat weet je over wall forming bodys?

A

Die zijn aanwezig in de macrogameten bij coccidiose, daarvan hebben we type 1 en 2.
Type 1 vormt de buitenste wand van de oocyste en type 2 vormt de binnenste wand.

117
Q

Waarom is het zo dat het maximaal aantal oocysten niet uitgescheiden wordt?

A

De kip gaat immuniteit aanmaken, dus de effectiviteit gaat afnemen. Het kan ook zo zijn dat er een tekort is aan gastheercellen. Dus als de infectie zeer uitgebreid is dan kan de parasiet de cyclus niet volledig maken.
Ook gaat de peristaltiek in de darm een deel van de stadia afdrijven.
Er is ook afdrijving van epitheel. Er is telkens vernieuwing van het darmepitheel.

118
Q

Wat weet je over het verschil van incidentie van Eimeriidae bij mest- en legkippen?

A

Eimerriidae zijn de coccidia.

E. Acervulina en E. Maxima die komen vooral voor bij mestkuikens.
E. Necatrix en E. Tenella komen vooral bij legkuikens voor.
E. Brunetti kan bij allebei voorkomen.

Ze zijn niet enkel gastheer specifiek maar ook side specifiek. Ze hebben dus een voorkeur voor een bepaalde plek in de darm.

119
Q

Wat is de locatie van de E. Acervuline in de darm?

A

Dit zit vooraan in de darm, dus in het duodenum.

120
Q

Wat is de locatie van E. Maxima en E. Necatrix in de darm?

A

Het zit ter hoogte van de middendarm.

121
Q

Wat is de locatie van E. Tenalla in de darm?

A

Deze zit in het caecum. Dat is de meest pathogene. Dat is een letale infectie.

122
Q

Wat is de locatie van E. Brunetti in de darm?

A

Deze zit ter hoogte van einddarm.

123
Q

Wat is de meest pathogene Eimeriidae die voorkomt bij kippen en wat is de minst pathogene?

A

De meest pathogene is E. Tenella, daarop volgt de A. Necatrix.

124
Q

Wat weet je over de immuniteitsopbouw na een infectie met Eimeriidae bij kippen?

A

Bij E. maxima zien we een goede immuniteitsopbouw, waardoor bij lage infectiedruk het probleem bij E. Maxima leefbaar zal zijn. Bij hoge infectiedruk slaat dat door.
Matige immuniteit zien we bij E. Acervulina en E. Brunetti.
De meest pathogene vorm E. Tenella geeft de minste immuniteit.

125
Q

Welke Eimeria zien we bij kippen? Noem er 5.

A

E. Acervulina, E. Maxima, E. Necatrix, E. Tenella en E. Brunetti.

126
Q

Wat weet je over de oocyst productie bij eimeridae bij kippen?

A

Een zeer hoge oocyst productie zie je bij A. Acervulina, daar gaat bij slechte omstandigheden (dus slechte sanitaire toestand) zeer snel de infectiedruk stijgen.
Zwakere oocysten zien we vooral bij E. Tenella en E. Acervulina.

127
Q

In welke 2 groepen kunnen we de geneesmiddelen bij coccidiose opdelen?

A

In ionoforen en niet-ionofoor.

128
Q

Welke Eimeriidae species zien we bij kalkoenen?

A

E. Meleagrimitis in de dunne darm.

E. Adenoides in de dikke darm.

129
Q

Wat weet je over de coccidiose bij kippen (zowel leghennen als mestkuikens) wat is de behandeling en welke ‘programma’s kunnen er gevolgd worden?

A

Mestkuikens ;
Anticoccidiose middelen doorheen het voer. We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen ionoforen en niet-ionoforen.

Doordat er veel resistentie is bij coccidiose hebben we 2 types van programma’s om dit te vermijden.

  • Rotatieprogramma ; hierbij wordt er eerst een ronde monofoor gedaan en daarna een rond niet-ionofoor.
  • Shuttle programma ; Roteren tussen ionofoor en niet-ionofoor. Dus de 1e 3 weken ionofoor en dan week 4 + 5 niet-ionofoor en in de laatste week niets gezien de wachttijd.

Leghennen ;
De legperiode start rond de 22-26 weken. Er kunnen geen anticoccidiose middelen gebruikt worden gezien we residuen gaan terug vinden in de eieren/
Daardoor wordt er gebruik gemaakt van de natuurlijke immuniteit.
- Trickle infections ; Hierbij gaat men actief volledig virulente coccidien verspreiden in het hok aan een zeer lage infectiedruk.
Hygiene en infectiedruk moeten onder controle blijven anders is er een uitbraak.
- Precocius strains ; dat is een soort vorm van vaccineren. Dat gebeurt met stammen die niet alle schizont generaties rond krijgen. Bv. E. Tennela heeft 2 generaties, maar de eerste is dan voldoende om immuniteit te geven.

130
Q

Welke echinococcus vinden we terug bij duiven?

A

E. Labbeana.

131
Q

Welke species van echinococcus komen voor bij het konijn?

A

E. Stiedai, dat veroorzaakt levercoccidiose.

E. Flavescens komt het meest voor en infecteert de dikke darm.

132
Q

Wat weet je over konijnenvoer in relatie tot coccidiose?

A

Commerciele voeders bevatten altijd een anti-coccidium. Dat is een niet-ionofoor namelijk Robenidine.

133
Q

Wat is robenidine?

A

Een niet-ionofoor die in konijnbrokken zit ter voorkoming van coccidiose.

134
Q

Welke coccidiose vormen zien we bij rund?

A

E. Zuemmii en E. Bovis.
E. Zuemii is de meest pathogene species. Dit komt voor als de infectiedruk zeer hoog is. Bij en dergelijk hoge concentratie van dieren kan je dan directe transmissie krijgen.

135
Q

Bij welke dieren komt E. Zuemmii voor?

A

Bij runderen, dat is coccidiose.

136
Q

Wat weet je over coccidiose bij schapen?

A

Dat het bij lammeren wel een rol kan spelen. E. ovinoidalis en E. Ovina spelen een rol.
De E. Ovinoidalis is de meest pathogene.

137
Q

Wat weet je over E. Ovinoidalis?

A

Dat is coccidiose dat voorkomt bij schapen. Dit is de meest pathogene.

138
Q

Wanneer zie je een uitbraak van E. Bovis?

A

bv in de feedlots in amerika. Er worden veel dieren samen gebracht. De immuniteitsvorm is sterk.
Bij oudere dieren is het geen probleem, maar ze kunnen wel drager van de infectie zijn, en dus een bron vormen voor jongere dieren.

139
Q

Heeft een paard coccidiose?

A

Nee, je gaat er nooit problemen mee krijgen. Er is weinig over geweten en de prepatente fase is zeer lang.

140
Q

Wat is normaal gesproken ongeveer de prepatente fase van coccidiose?

A

Ongeveer 1 week, maximaal 2.

141
Q

Bij welke dieren zie je cyste-isospora?

A

Bij carnivoren.

We kennen de cyste-isospora canis, en de felis.

142
Q

Onder welk genus valt neospora?

A

Onder het genus cysto-isospores.

143
Q

Onder welk genus valt toxoplasma?

A

Onder het genus cysto-isoporus onder de eimeridae.

144
Q

Wat weet je over Isospora?

A

Dat kan voorkomen bij de mens. Het komt wel steeds minder voor omdat de behandeling van HIV/AIDS steeds beter verloopt.

145
Q

Hoe gaat de cyclus van isospora?

A

We starten met een oocyste, deze gaat embryoneren in de buitenwereld. Een oocyste wordt opgenomen, de sporozoieten komen vrij, we krijgen schizogonie en merogonie en uiteindelijk de gametogonie. Dan is de cyclus rond.

Als een parenthemische gastheer een oocyst gaat opnemen, de cyclus gaat dan niet verder omwille van de gastheer specificiteit intestinaal. Dan kan het zijn dat de sporozoiten zich doorheen de darmwand boren en zich extra-intestinaal gaan encysteren in de spier.
Men spreekt van een monozoiete, als dat vlees opgegeten wordt dan kan de cyclus weer verder gaan.
Er is dus een intestinale als extra-intestinale cyclus mogelijk.

146
Q

Wat weet je algemeen over de sarcocystidae?

A

Het zijn protozoa. Dat het cyste vormers zijn in het vlees.
We hebben een indirecte cyclus en bij de eindgastheer hebben we een intestinale cyclus.

Bij de tussengastheer is er een a-seksuele vermeerdering. Bij de eindgastheer is er een seksuele vermeerdering.
We hebben een isospora type oocyste met 2 sporocysten en 4 sporozoieten.

147
Q

Op welke manier kan een kat besmet worden met toxoplasma?

A

Door het rechtstreeks opnemen van een oocyste en door het opnemen van een vogel of muis bv die weefselcysten heeft.

148
Q

Hoe gaat een mens zich besmetten met toxoplasma?

A
  • Door de kattenbak, de oocysten zijn na 3 tot 5 dagen infectieus.
  • Via ongewassen groenten, omdat katten de groentetuin als kattenbak kunnen gebruiken.
  • Door middel van opname van rauw vlees met weefselcysten.

In uitzonderlijke gevallen ;

  • Door orgaan transplantatie en je ontvangt een orgaan met weefselcysten.
  • Door bloedtransplantatie.
149
Q

Wat gebeurt er als je als mens een oocyste opneemt?

A

De oocyste komt in de maag, de wand wordt verteerd. De 8 sporozoieten komen vrij en die gaan de darmwand doorboren. Ze komen in de bloedbaan terecht en gaan macrofagen infecteren. Je krijgt daar een a-seksuele intracellulaire deling, we spreken van tazyzoieten.
Een cel kan maximaal 16 tagyzoiten bevatten voor deze barst, men spreekt dan van een rosette.
Als de cel gebarsten is worden er nieuwe cellen geïnfecteerd. Dit gaat door totdat de gastheer immuniteit begint te vormen, de delingen gaan trager en tachyzoiten worden bradyzoieten. We spreken van een weefselcyste. De wand rondom die bradyzoiten is een bescherming tegen antistoffen. Je kan het zien als een slapende vorm die overleeft in het lichaam. Dat gaat zorgen voor jarenlange persistentie.

150
Q

Wat gebeurt er wanneer een kat een vogel of muis opneemt met bradyzoieten?

A

Dan krijgt je omzetting naar tachyzoieten eens het vlees verteerd is. Ze kunnen dan bij de kat een intestinale cyclus veroorzaken of opnieuw een extra intestinale cyclus.

151
Q

Bij welk dier hebben we bij toxoplasma een volledige cyclus?

A

Bij de kat, die kan na opname oocysten uitscheiden.

152
Q

Wat is het gevaar bij zwangere vrouwen aan toxoplasma?

A

Dat ze een transplancentaire infectie krijgen. De vrucht is dan besmet en die heeft geen afweer. De tachyzoieten worden gezien als lichaamseigen en gaan zorgen voor prenatale afwijkingen wat kan leiden tot abortus.

153
Q

Wat is de prepatente fase na opname van een oocyst ten opzichte van een weefselcyste van toxoplasma?

A

Bij opname van een oocyst hebben we een prepatente fase van 3 tot 5 weken. Bij opname van een weefselcyste is de prepatente fase 3 tot 5 dagen.

154
Q

Wat kan er gebeuren als je als mens sterke immunosupressie hebt en je bent besmet met weefselcysten van toxoplasma?

A

Dat kan ervoor zorgen de brachyzoieten opnieuw worden geactiveerd en dat je een opflakkering krijgt van de infectie met vermeerdering van tachyzoieten.

155
Q

Zijn tachyzoieten een infectiebron voor de mens?

A

Nee, want die zijn niet weerstandig aan het maagzuur. Bradyzoieten zijn wel een infectiebron want die zijn resistent aan maagzuur en pepsine.

156
Q

Hoelang na de infectie met toxoplasmose ontstaan er bradyzoieten?

A

Na 2 tot 3 weken.

157
Q

Wat zijn de symptomen bij een normale, niet immunosupresief persoon bij een primo-infectie van toxoplasma?

A

Je krijgt wat koorts, spierpijn, en eventueel wat milde lymfeklier zwelling.
In gevallen van zware immunosupressie kan het zijn dat er acute encephalitisch of myocarditisch ontstaat. Dat kan lethaal zijn maar is enkel in zeer uitzonderlijke gevallen.

158
Q

Wat gebeurt er als je tijdens de zwangerschap geïnfecteerd wordt met toxoplasma met de baby?

A

De baby heeft nog geen afweer, daardoor gaat het als lichaamseigen gezien worden.

In het eerstee trimester dan krijg je afsterven en resorptie van het embryo.
In het tweede semester uitgebreide vrucht misvormingen en als we naar het derde trimester gaan dan krijgen we dat de retina aangetast wordt en dat kan blindheid geven. Die blindheid hoeft niet al tijdens de geboorte aanwezig te zijn maar kan ook op iets latere leeftijd naar voorkomen.
Ook mentale achterstand kan veroorzaakt worden door toxoplasma.

159
Q

Wat is de kans op prenatale besmetting in het eerste, tweede en derde trimester van de zwangerschap?

A
  • Tijdens het eerste trimester is de placenta nog zeer klein, de kans is dan 10%.
  • In het tweede trimester is de doorlaatbaarheid en de doorbloeding groter, dan is de kans 30%.
  • In het derde trimester is de kans 60%
160
Q

Wat is de prevalentie van toxoplasma?

A

Als je ouder bent is de kans groter dat je besmet bent.
Op de leeftijd van 20-30 jaar lopen vrouwen een risico van 50-80% om toxoplasma op te lopen. Er is maar een kans van 5-10% dat je dat dan daadwerkelijk tijdens de zwangerschap hebt. Als je een infectie tijdens de zwangerschap hebt is de kans 30-40% dat dat tranplacentair gebeurt.

161
Q

Bij welke vrouwen kunnen transplacentaire infecties voorkomen?

A

Bij vrouwen die op het ogenblik van de zwangerschap sero-negatief zijn.
Als je al geïnfecteerd geweest bent voor de zwangerschap dan maak je antistoffen die beletten dat er prenatale infecties gaan plaats vinden.

162
Q

Wat is een belangrijke oorzaak van abortus bij schaap en geit?

A

Toxoplasma
Bij schapen is er een vaccin bij.
Schapenvlees bevat trouwens ook meer brachyzoieten, omdat ze dichter bij de grond grazen dan runderen.

163
Q

Wat is de techniek om antistoffen aan te tonen van toxoplasma en wat is de dynamiek van de antistoffen?

A

De techniek is ELISA.
Qua antistoffen hebben we eerst IgM, deze gaan eerst omhoog, daarna dalen en daarop volgen de IgG’s. De IgG’s blijven levenslang aanwezig.

164
Q

Stel ; IgG is positief en IgM van toxoplasma is negatief tijdens de zwangerschap. Is er dan een probleem?

A

Nee

165
Q

Stel ; IgM als IgG van toxoplasma is negatief tijdens de zwangerschap. Is er dan een probleem?

A

Nee, maar opletten dat je niet besmet wordt tijdens de volledige zwangerschap.

166
Q

Stel ; IgM is positief en IgG in het geval van toxoplasma is negatief. Is er dan een probleem?

A

Dat hangt ervan af. Je bent waarschijnlijk recent besmet.
De ELISA testen durven bij IgM nog wel eens vals-positieve resultaten te geven. De vraag is dan is het echt een infectie of een vals positieve infectie.
Tussen IgM en IgG zit ongeveer 2 tot 3 weken. Daarnaast gaat men verschillende testen gebruiken (van verschillende producenten om vals negatief uit te sluiten)

167
Q

Stel er is seroconversie gedaan, dus IgM’s zijn IgG’s geworden bij toxoplasmose tijdens de zwangerschap, wat zijn dan de gevolgen en wat is het advies?

A

Je hebt een prenatale infectie, dat wilt nog niet zeggen dat je een transplacentaire infectie hebt gedaan.
De kans is 1/3 dat er een abortus moet overwogen worden.

Dus op het ogenblik van positief zijn onmiddellijk behandelen met sulfonamiden, foliumzuur antagonisten.
Die gaan de tachyzoieten remmen.

Je weet dan niet zeker of je op tijd was. Om te zien of er een transplacentaire infectie is of niet gaan met een vruchtwater punctie uitvoeren. Men gaat proberen antigenen van tachyzoieten proberen aan te tonen.
Als je positief bent dan gaat men kijken wat de sterkte is waarmee de antistoffen binden op de antigenen. Als dat hoog is dan is de infectie al langer voorbij. Als die laag is dan is de infectie nog maar net voorbij.
Dan kan de behandeling ingezet worden met een redelijke kans van slagen.

168
Q

Wat zijn de voorzorg maatregelen voor zwanger vrouwen om toxoplasma infecties te vermijden?

A
  • Kattenbak verversen binnen 2 dagen. Als je 3 dagen wacht heb je infectieuze oocysten.
  • Verse groenten kunnen ook oocysten bevatten, daarom is het belangrijk dat je ze goed wast.
    Rekening houden dat als ze van eigen teelt komen,de groenten, dat katten vaak de tuin gebruiken als kattenbak.
  • Bij de bereiding van rauw vlees moet je handschoenen gebruiken en opeten van rauw vlees tijdens de zwangerschap moet vermeden worden.
169
Q

Waarom zien we tegenwoordig een daling van de seroprevalentie van toxoplasma?

A

Omdat we leven in een diepvries maatschappij. We eten zelden rauw vlees.
Schapenvlees is erger besmet dan rundervlees, want schapen eten dichter bij de grond.

170
Q

Wie is er eindgastheer bij neosporum?

A

De hond.

171
Q

Wie is er tussengastheer bij neosporum?

A

het rund.

172
Q

Is neosporum een zoonose?

A

nee

173
Q

Is toxoplasma een zoonose?

A

Ja

174
Q

Wat ga je zien als afwijkingen bij neospora? (Zowel bij hond als bij rund)

A

We gaan zien dat we weefselcysten gaan aantreffen in de hersenen en het ruggenmerg.
Je krijgt dus neurologische symptomen.
We zien transplacentaire infecties bij de hond en het rund. Bij runderen kun je een mid-term abortus krijgen en bij geboren kalveren zien we een opklimmende paralyse, dat begint ter hoogte van de voorpoten en gaat naar achteren.
We krijgen ook zenuwstoornissen, spierontsteking en dermatitis.
Ook bij geboren pups zien we zenuw- en spier-afwijkingen. Vooral verlamming, stikstoornis en vroege sterfte.

Bij kalveren zie je ataxie, een zeer moeilijke gang, hyperflexie van de voorpoten en ook hydrocephalus, uitpuilende ogen een een laag geboortegewicht kunnen veroorzaakt worden door neospora.

175
Q

Leg de cyclus van neospora uit

A

De hond is de eindgastheer. We hebben een intestinale cyclus met schizogonie, en gametogonie met het uitscheiden van niet-geembryoneerde oocysten die in de buitenwereld gaan embryoneren.

De hond kan tussengastheer zijn maar ook eindgastheer.
Een andere tussengastheer is het rund. Het rund neemt oraal een oocyste op. Alle leeftijden szijn gevoelig.
Er ontstaat tachyzoieten en bradyzoieten. Die bradyzoieten zitten in de weefsels, dat zijn spier, hersenen en de longen.
Tijdens de dracht van het rund krijg je spontane reactivatie van weefselcysten die geven aanleiding tot transplacentaire infecties. Het rund zelf vertoon geen symptomen. We krijgen abortus of een besmet kalf, dat ook subklinisch geboren kan worden. De vaarskalveren worden besmet en die krijgen bij latere dracht er last van. Stierkalveren geven geen problemen.
Doordat er geen immuniteitsopbouw is krijg je abortusstormen.

176
Q

Hoe besmet een hond zich met neospora?

A

Door het opeten van oocysten krijg je een systemische infectie.

Worden er weefselcysten opgenomen dan is er een intestinale infectie.
De hond heeft geen symptomen. Wel worden er oocysten uitgescheiden.

Waar komen die weefselcysten vandaan? Placenta van koe opeten en slachtafval opnemen.

177
Q

Is er rund op rund besmetting van neospora?

A

Nee. De hond speelt een centrale rol hierin.

178
Q

Wat weet je over cryptosporidium?

A

Dat het een apicomplex is. Deze is minder gastheer specifiek. Het is een mogelijke drinkwater infectie. Zoonotische infecties kunnen dus ontstaan.

Ze komen voor in het darm en ademhalingsstelsel net onder de brush border, onder het epitheel maken ze een feeder organel maar ze zitten wel intracellulair.
Ze zitten aan de top van de enterocyten en de functionaliteit van de enterocyten wordt daardoor verstoord. Het geog is diarree die waterig is.

De oocysten zijn klein en relatief weerstandig en ongeveer zo groot als een rode bloedcel. Ze bevatten 4 sporozoieten.

179
Q

Noem 3 infecties die je op kan lopen via het drinkwater

A
  1. Giardia
  2. Cryptosporidium
  3. Guinea worm (zeer zeldzaam).
180
Q

Weergeef de cyclus van cryptosporidium

A

Er is een infectie met de oocyste, die komt vrij in de dunne darm. We krijgen 2 schizont generaties, daarop volgt de gametogonie.
We hebben bij C. Parvum 2 soorten oocysten. Een dikwandige die in de omgeving terecht komt en relatief weerstand is, en in het drinkwater terecht kan komen.
Bij de mens zijn er bij C. Parvum type 1 dunwandige oocysten die in de darm gaan barsten en aanleiding geven tot een autoinfectie (enkel bij de mens)

181
Q

Wat is de behandeling van cryptosporidium?

A

Er is geen behandeling mogelijk. Het kan ernstige gevolgen geven doordat er een waterige profuse diarree ontstaat.
Als er autinfectie is in combinatie met immunosupressie dan zit je met een groot probleem. Enkel glucose vloeistof toedienen is een mogelijkheid tot de immuniteit zich hersteld.

182
Q

Welk soort cryptosporidium zien we bij de mens?

A

C. Parvum type 1, specifiek voor de mens en primaten.

183
Q

Welk soort cryptosporidium zieke bij rund, schaap, geit, varken en de mens?

A

C. Parvum type 2. Dat is een zoonotisch probleem.

184
Q

Welk soort cryptosporidium kun je bij kippen tegen komen?

A

C. Baileyi, dat zit n de bursa en het ademhalingsstelsel. Maar is weinig pathogeen.

185
Q

Kun je bij katten cryptosporidium krijgen?

A

Ja we hebben daar C. Felis. Het is een infectie die bij erge immunosupressie kan voorkomen bv bij FIP.

186
Q

Hoe kan je oocysten van cryptosporidium aantonen?

A

Door middel van een tering kleuring. Zo kun je ze onderscheiden van mestpartikels.

187
Q

Wat weet je algemeen van de haemosporida?

A

Dat zijn de malaria parasieten. Ze hebben een indirecte cyclus. We hebben 3 families maar kijken hier enkel naar plasmodium.

Ze hebben een apicaal complex en een bewegelijke zygote, daardoor spreken we van een ookinete.
Malaria is op wereldniveau een van de belangrijkste ziekten.

De targetcel van plasmodium is de rode bloedcel.

188
Q

Wat is een ookinete?

A

Dat is de bewegelijke zygote van de haemosporida.

189
Q

Wat is malaria pigment?

A

De malaria parasiet moet de haemgroep gaan detoxificeren door het onoplosbaar te maken.
Daar is een enzymatisch mechanisme voor.
Het haemosine pigment is het onoplosbaar haem en dat kleurt bruin. In besmette cellen zie je soms bruine korrels en dat is dan het malaria pigment.

Het haemosine gaat de werking van de macrofagen onderdrukken waardoor de parasiet meer kans krijgt om die macrofagen te ontwijken.

190
Q

Wat doet haemosine in het geval van malaria?

A

Het gaat de werking van macrofagen onderdrukken waardoor de parasiet meer kans krijgt om de macrofagen te ontwijken.

191
Q

Welke 4 species van malaria kennen we bij de mens?

A

P. Falciparum
P. Vivax
P. Ovale
P. Malariae.

192
Q

Welke verschillende cyclussen kennen we bij malaria?

A
  1. Exo-erytrocytaire cyclus.
  2. Erythrocytaire cyclus.
  3. Sporogonische cyclus.
193
Q

Geef uitleg over de exo-erythrocytaire cyclus

A

Deze fase gaat 1 keer door en het duurt ongeveer 10 dagen eer de eerste rode bloedcellen zijn besmet.

We beginnen met de anophelus mug, deze gaat bloed zuigen.
Ze zijn solenofaag, dus ze prikken direct het bloedvat aan, dat is niet pijnlijk.

Er worden sporozoieten geïnjecteerd die gaan zeer snel (binnen een uur) via de bloedbaan naar de lever.
Daar hebben we een bepaalde recept op de levercel, het circum sporoziete antigeen dat gaat zorgen dat de sporzoieten de levercel herkennen en de lever kunnen binden dringen. In de lever ontstaat er een schizont generatie.
Deze cyclus verloopt volledig symptoomloos. De schizonten gaan merozieten vrijstellen en dan begint de volgende fase. De lever heeft enorme reserve qua cellen dus de exo-erytrocytaire fase verloopt probleemloos.

194
Q

Wat gebeurt er in de erythrocytaire fase?

A

De merozoieten die vrijgesteld worden door de schizonten van de lever gaan naar de rode bloedcellen.

We zien een ringstadium, dat is een trofozoiet die in een vacuole zit in de rode bloedcel.
Die gaat a-seksueel vermeerderen waarbij je schizonten krijgt. De rode bloedcel gaat barsten, de merozoieten worden vrijgesteld en gaan opnieuw rode bloedcellen infecteren. Die cyclus gaat altijd maar door.

De erytrocytaire cyclus is gesynchroniseerd, alle merozoieten komen op hetzelfde moment in de bloedbaan. De snelheid waarmee die cyclus gaat is afhankelijk van de species, maar we gaan uit van 48 uur. Dat betekend dat we om de 48 uur typische malaria symptomen hebt.

Naast de a-seksuele vermeerdering hebben we dan ook seksuele vermeerdering. er ontstaan gametocyten die langlevend zijn en die blijven dus lang circuleren. De morfologie van die gametocyten is verschillend waardoor je op basis van microscopisch onderzoek snel een diagnose kan stellen.

195
Q

Wat weet je over de sporogonische cyclus?

A

De gametocyten worden opgenomen uit de bloedbaan. De microflagellanten gaan flagelleren en ze gaan de macrogameten bevruchten. Je krijgt een zygote, die is bewegelijk en we spreken van een ookinete.
Dat vindt plaats in het maagdarmstelsel van de mug.
In de darmwand van de mug zien we a-seksuele vermeerdering, de sporogonie waarbij sporozoieten via del lichaamsholte naar de speekselklier gaan en bij de volgende zuigact geïnoculeerd kunnen worden.

196
Q

Welke species van malaria zijn in staat om hypnozoiten te vormen en wat houdt dat in?

A

P. Vivax en P. Ovale zijn hiertoe in staat.
De schizonten in de lever gaan in slaaptoestand en na jaren worden ze gereactiveerd waardoor je een event doormaakt.
Ze zijn dus belangrijk voor relapse.
Het geneesmiddel primaquine is hierop actief.

197
Q

Welk geneesmiddel is actief op hypnozoieten?

A

Primaquine.

198
Q

In welke landen komt malaria voornamelijk voor?

A

In landen rondom de evenaar.

199
Q

Waarom wordt malaria ook moeras koorts genoemd?

A

Omdat men dacht dat het veroorzaakt werd door slechte lucht van het moeras. Maar het moeras is de biotoop van de culicidae vdie malaria overbrengt.

200
Q

Welk geneesmiddel is actief op de erytrocytaire cyclus?

A

Chloroquine

201
Q

Wat is de verdeling van de malaria species?

A
  • P. Falciparum is 50% op wereldschaal. Vooral in centraal afrika en verre oosten.
  • P. Vivax is 40% Duffy bloedgroep factor. P. Vivax heeft de duffy receptor nodig om in een rode bloedcel te dringen. Duffy positieve mensen kunnen P. Vivax malaria krijgen.
  • P. Ovale is 1%
  • P. Malariae is 9%.
202
Q

Waarom is P. Falciparum de meest pathogene vorm van malaria?

A

Omdat die zowel oude als jonge rode bloedcellen aanpakt.
Ook vormt deze een soort knoppen op de membraan, die gaan agglutineren en kleven aan het endotheel. Alle besmette rode bloedcellen gaan samenplakken op het endotheel van organen en daardoor je een soort trombose krijgt.

Alle schizonten plakken vast en geven nier insufficiëntie en longoedeem omdat er microtrombose ontstaat in de capillairen.
Bij P. Falciparum heb je een incubatietijd van 12 dagen. Een paar cycli verder kun je dood zijn.

203
Q

Wat is recrudescense?

A

Dat is dat na behandeling een aantal schizonten zeer lang in het bloed aanwezig blijven en later een malaria opstoot kunnen geven.

204
Q

Wat weet je over Duffy receptoren?

A

Bij P. Vivax heeft de vivax duffy receptoren nodig om in een rode bloedcel te dringen. Als je die duffy factor niet hebt dan kun je die malaria niet krijgen.

205
Q

Wat zijn de symptomen van malaria?

A

Het begint zeer a-specifiek. Bij de eerste vrijstelling en lyse van de rode bloedcellen waarbij er toxische metabole producten vrijkomen, daarbij wordt er ook haemoglobine vrijgesteld. Het lichaam reageert daarop met erge koorts.

Er wordt gereageerd op het vrijgesteld van de toxische metabolieten die ontstaan en het verlies van rode bloedcellen.
Eerst krijg je spierpijn, hoofdpijn en geen eetlust. Dan ontstaat er een koortscyclus die men paroxysm noemt. Dat is om de 48 uur. Het begint met koorts en die cyclus duurt ongeveer 8 uur. Dan gaat de koorts verminderen door te zweten en te bibberen gecombineerd met braakneigingen. Bij P. falicparum kan je zelfs in een delirium raken.

Het kapot maken van rode bloedcellen geeft anemie, heamoglobine moet via de nier worden uitgescheden. Dat kan nier-blokkade geven. De urine zal zwart zien van het hemoglobine.
We spreken van black water fever.

Als je het overleeft dan kan je ook geelzucht gaan ontwikkelen omdat de lever bilirubine niet kan gaan verwerken.

206
Q

Waarom spreken we bij malaria van black water fever?

A

Doordat alle cellen kapot gaan moet er enorm veel heamoglobine uitgescheden worden. Dat kan aanleiding geven tot nierblokkade. Daarnaast zal de urine zwart zien vanwege de hemoglobine.

207
Q

Wat is paroxysm?

A

De koortscyclus die ontstaat bij malaria. Dat is om de 48 uur.

208
Q

Wat weet je over malaria en immuniteit?

A

Als wij naar een malaria land gaan dan moet we preventief antimalaria middelen nemen. Mensen die daar wonen die nemen dat niet en overleven dat ook. Iemand die lang in een endemisch gebied woont gaat een soort immuniteit ontwikkelen op basis van premunitie. Je moet contineu een infectie hebben om de weerstand te behouden. Je moet de antigene stimulus blijven behouden om je te beschermen.

209
Q

Wat kan naast continue antigene stimulus ervoor zorgen dat inheemse bevolking minder gevoelig is voor malaria?

A

Sikkelcelanemie. Daardoor kan malaria minder snel groeien.

210
Q

Hoe stel je de diagnose van malaria?

A

Door middel van een bloeduitstrijkje. Daarin kanW je de verschillende stadia identificeren.

Alle stadia dat zijn de ringstadia, vroege trofozoieten, schizonten en vrije merozoieten en gametocyten.

  • P. Malaria ; alle stadia terug te vinden.
  • P. Falciparum ; Enkel maar ringstadia en gametocyten te vinden.
211
Q

Wat zijn de tussengastheren voor piroplasmen?

A

De teken.

212
Q

Wat zijn piroplasmen voor parasieten?

A

Erytrocytaire parasieten. Ze vernietigen de rode bloedcellen, geven soort. De mortaliteit is hoog.

Het zijn kleine intracellulaire parasieten. In de vertebraat zien we de merogonie en gametogonie.
Bij de invertebraat (dus de teek) zien we de sporogony.

213
Q

Wat weet je algemeen van babesia?

A

De babessiidae. daar heb je uitgebreide merogony.
Het zin peervormige stadia. Er zijn grote en kleine stadia, dat zijn de verschillende species.

Typisch is dat er in de teek een trans-ovariele (van adult naar eieren naar larven) transmissie is, en ook een trans-stadia transmissie is. (van teek naar nimfen die dat overgeven naar de adult.

Tropische infecties.

214
Q

Wat is de cyclus van B. Canis?

A

De teek gaat zich vasthechten op de hond en als je besmet is met sporozieten dan gaat die de cellen infecteren.
De trofozoieten zitten vrij in de rode bloedcel en dan volgt er een snelle binaire deling. De rode bloedcel wordt vernietigd en je krijgt telkens een nieuwe infectie tot het dier dood is.
Dat geeft dus enorme sterfte.
Sommige merozoieten gaan ontwikkelen tot gametocyten. Die gemetocyten zijn van elkaar niet te onderscheiden waardoor we spreken van isogameten.
Die blijven in de rode bloedcel circuleren.
De teek neemt een rode bloedcel op met een gamont, die gamont gaat ray bodies gaan geven.
Die ray bodies gaan de rode bloedcel verlaten en gaan conjugeren met elkaar, je krijgt een zygote. er wordt een ookinete gevormd, een primaire kinkte, die gaat zich in de organen en spieren van de teek innestelen en dan ontstaat er een secundaire kinkte.
Die gaat ofwel naar de speekselklier ofwel naar het ovarium.
Als ze naar het ovarium gaan worden ze transoverieel overlgerbacht waardoor de larven van de teek sporozoieeten bevat als ze uit het eitje komen en de gastheer aanvallen.
Als de secundaire kinkte naar de speekelklier gaat dan wordt de speekselklier zeer sterkt gestimuleerd waardoor er massaal sporogonie ontstaat. En zo is de cyclus rond.
Alle stadia van de teek zijn besmet.

215
Q

Wat is het beeld bij een bloeduitstrijkje wanneer er B. Canis canis aanwezig is?

A

Je ziet de peervormige merozoieten in de rode bloedcellen zitten.
Die gaan de bloedcel volledig opvullen en gaan barsten.
Ze kunnen permanent niet gesynchroniseerd rode bloedcellen gaan vernietigen en daardoor is de pathogeniteit van een infectie redelijk groot.

216
Q

Wat is de vector van B. Canis canis?

A

Teken ; de dermacentor en de ripicephalus.

217
Q

Wat kan je doen om B. Canis canis te vermijden?

A

Te vaccineren met het vaccin pirodog. Teken zien af te weren.

218
Q

Wat zijn de symptomen van B. Canis canis?

A

Depressie, anorexie, anemie en splenomegaly.

219
Q

Wat weet je over theileria?

A

Dat het een tropische infectie is waarbij ook de lymfe knopen gaan zwellen omdat hier ook witte bloedcellen zijn betrokken. Geeft zeer hoge sterfte.

220
Q

Wat weet je over nosema apis?

A

Deze valt onder de microsporedie valt onder de protozoa, je hebt een resistente sporen met een polair filament. Dat filament dient voor de passage van e infectieuze sporoplasma naar intracellulair.

We kennen nosema apis. Deze komt voor bij bijen, is een darmparasiet. Het geeft diaree.
Heeft een zeer complexe spore met een veersysteem en een polarkap.
Als die polar kap verteerd is dan gaat de veer uit de buis naar buiten schieten en wordt het een soort injectie naald waarbij het binucleated sporoplasma wordt geïnjecteerd in de enterocyten van de bij. Er begint een a-sekseuele deling tot de cel barst.
Er komen ook sporen vrij.
Diarree bij de bijen zie je dan aan het begin van de korf.
Men spreekt van bijen dysenterie. De dode bijen liggen naast de korf.

221
Q

Door wat wordt bijenenterie veroorzaakt?

A

Nosema apis.

222
Q

Wat weet je over cilophora?

A

We hebben een macro en microkern dan krijg je transversale deling. Ze behoren tot de commensalen van de darm.
We hebben de balantidium coli, het zijn cyste vormers die via de omgeving besmetting geven.

223
Q

Wat weet je van ichtyopthrius multifiliis?

A

Dat geeft witte stip bij aquarium vissen. Op de huid ter hoogte van de kieuwen krijgen we een trofozoiet. Die gaat zich voeden en witte stippen geven.
Als de trofozoiet voldoende volgroeit is dan zakt die naar de bodem en gaat daar encysteren onder de vorm gelatineuze massa.
Bij die massa ontstaat er deling waardoorr er binnen 8 uur tonieten worden gevormd. Die kunnen zwemmen want ze zijn geciteerd. Dan spreken we van theronten.
Ze gaan zich vasthechten op den kieuwen, huid en vinnen. en de vis gaat sterven.
In de vrije natuur is dit geen probleem want daar is geen infectiedruk. In een aquarium is bij 25 graden de cyclus rond in 4 dagen.
Dus om de 3 dagen nieuw water helpt.
Daarbij kun je ook nog de theronten remmen door methyleenblauw in het water te doen of door het water deels aan te zouten.

224
Q

Wat kun je doen tegen witte stip bij vissen?

A

Het aquarium iedere drie dagen verversen.
Water aanzouten
Methyleenblauw toevoegen.