Trauma & Stress gerelateerde problemen Flashcards

1
Q

Wat zijn de hechtingsstijlen van Mary Ainsworth?

A
  1. veilig gehecht - secure attachement
  2. gedesorganiseerd gehecht - anxious attachment
  3. onveilig-vermijdend gehecht - avoidant dismissive attachment
  4. onveilig-afwerend gehecht - avoidant fearful attachement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de type ingrijpende gebeurtenissen.

A
  1. enkelvoudig trauma: één ingrijpende gebeurtenis.
  2. meervoudig trauma: verschillende ingrijpende gebeurtenissen, of meermaals éénzelfde ingrijpende gebeurtenis.
  3. meervoudig interpersoonlijk trauma: interpersoonlijke context en langdurig karakter, afhankelijk van zorg.

Enkelvoudig of meervoudig zegt nikss over de ernst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn variaties in (normale) reacties op ingrijpende gebeurtenissen?

A
  • angst en verhoogde spannning.
  • reageren nauwlijks (freeze of faint reactie).
  • snel de draad van het leven weer oppakken.
  • veranderd gedrag van enige weken tot één maand.

Kan verschillen per leeftijdsfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van traumagerelateerde problemen?

A
  1. Gebeurtenis:
    - type gebeurtenis, slachtoffer of getuige?
    - gescheiden van ouders tijdens of direct na gebeurtenis.
    - gevolgen van gebeurtenis.
    - blootstelling aan media of juridische procedures.
  2. Jeugdige:
    - stress voor of na de gebeurtenis.
    - voorgaande ingrijpende gebeurtenissen of psychische problemen.
    - interpretatie van gebeurtenis en eigen reactie.
  3. Ouders/omgeving:
    - Gebrek aan sensitiviteit door ouders
    - ervaringen van ouders met gebeurtenis
    - functioneren van gezin na gebeurtenis
    - gebrek sociale steunbronnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn beschermende factoren bij de ontwikkeling traumagerelateerde problemen?

A
  1. Gebeurtenis: hechtingsfiguren in de buurt.
  2. Jeugdige:
    - volwassenen aanwezig die veiligheidkan bieden.
    - adequate psychosociale vaardigheden.
    - inpreteren en relativeren van gebeurtenis.
  3. Ouders/omgeving:
    - betrokkenheid ouders
    - betrokkenheid omgeving
    - veilige gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn reacties op ingrijpende gebeurtenissen per leefijd?

A
  1. 0-3 jaar: vertraagde ontwikkelingsmijlpalen, vaak aspecifieke klachten.
  2. 4-6 jaar: kunnen zich nog niet of moeilijk inleven in andere personen en verwijten vaak zichzelf (ontwikkeling theory of mind?).
  3. 6-12 jaar: verplaatsen in anderen is mogelijk (theory of mind).
  4. 12+ jaar: lijkt meer op reacties van volwassenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf een acute stress stoornis.

A

Ernstige reactie tussen 3 dagen - 1 maand na gebeurtenis.
- herhalende opdringerige herinneringen aan de gebeurtenis
- negatieve gedachten en stemming
- veranderd geval van realiteit
- problemen (deel) gebeurtenis te kunnen herinneren
- vermijding
- slaapproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf signalen van post traumatische stress stoornis.

A
  1. herbelevingen: nachtmerries, intense angst
  2. vermijding: gedachten, praten over, plaatsen, mensen en voorwerpen vermijden.
  3. verhoogde prikkelbaarheid: hypervigilantie, moeite ontspannen, snel geïrriteerd.
  4. negatieve overtuigingen: over zichzelf en over de wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke trauma- en stress-gerelateerde stoornissen zijn er besproken tijdens het college?

A
  1. acute stress stoornis
  2. post traumatische stress stoornis
  3. reactieve hechtingsstoornis
  4. ontremd-sociaal contactstoornis
  5. aanpassingstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je ondersteuning bieden bij het omgaan met ingrijpende gebeurtenissen?

A
  • bespreek mogelijk negatieve gevolgen zo snel mogelijk na een gebeurtenis.
  • construeer een feitelijk verhaal zonder te diep op emoties in te gaan.
  • focus op het terugbrengen van structuur in het dagelijks leven.
  • waarborg de veiligheid.
  • betrek jeugdigen bij psycho-educatie en mogelijke behandelingen.
  • structureel vragen naar ingrijpende gebeurtenis
  • vraag het kind/ouders toestemming een ingrijpende gebeurtenis met informanten te bespreken
  • heeft het kind toestemming van ouders te praten loyaliteitsconflict
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen ouders hun kind ondersteuenen?

A
  • laat ouders een rustige basis zijn.
  • uitleg geven aan het kind, en nadruk op dat je er voor het kind gaat zijn.
  • dagelijkse routine oppakken.
  • gesprek aan gaan over het kind over emoties bij ‘acting out’.
  • met het kind samen een begrijpelijk verhaal construeren.

NIET schuld bij het kind leggen, confronteren met trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke signaleringsinstrumenten zijn er besproken?

A
  1. Life Event Checklist screening ingrijpende gebeurtenis
  2. Child Revised Impact of Events Scale screening trauma gerelateerde problemen
  3. Strenghts and Difficulties Questionnaires screening psychische problemen
  4. Child Behaviour Checklist screening psychische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer verwijs je door naar gespecialiseerde zorg?

A
  1. Geen afname in stressreactie na 4 weken.
  2. Dusdanige stressreactie dat 4 weken wachten onverantwoord is.
  3. Opeenstapeling van risicofactoren waardoor het onwaarschijnlijk is dat de jeugdige er op eigen kracht uit komt.
  4. comorbiditeit met andere psychische stoornissen, bijkomende beperkingen of kind > 4 jaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly