Neurobiologische Ontwikkeling Flashcards
1
Q
Waar gebruik je theory of mind voor?
A
- gevoel bespreken
- adequaat reageren
- anderen vertrouwen
- afstemming op anderen
- verzonnen spel
- hulp aanbieden
- devil’s advocate
- sarcasme begrijpen
- inferenties maken
- empathie
2
Q
Welke theorieën zijn belangrijk voor perceptuele organisatie?
A
- weak central coherence theory (WCC-theorie)
- enhanced perceptual functioning theory (EPF-theorie)
- predictive coding theory (PCT theorie)
3
Q
Beschrijf de ontwikkeling van autisme (per leeftijd).
A
- baby’s en peuters (0-2 jaar)
- problemen met imitatie.
- problemen met oogcontact, reageren op geluiden en mimiek van ouders, problemen blik volgen en reageren op wijzen. - peuters tot kleuters (2-4 jaar)
- taalontwikkeling verloopt langzamer dan peers.
- communicatie met andere verloopt moeizaam.
- minder non-verbale communicatie dan peers. - basisschoolleeftijd (4-12 jaar)
- problemen sociale verwachtingen te voldoen.
- problemen met autonomie, planning en organisatie.
4
Q
Beschrijf diagnostiek van ASS.
A
- eerste signalen: sociaal domein en thuisomgeving.
- vroege onderkenning en preventie:
- toetsing van eerste signalen
- in kaart brengen hulpmogelijkheden
- diagnostisch traject in gang zetten - handerlingsgericht classificerende diagnostiek
- diagnosetraject
- verwijzing bij gegrond vermoeden van ASS.
5
Q
Wat zijn de biologische theorieën van ADHD?
A
- Responsinhibitie theorie
- Delay-aversion theorie
- Dual pathway model
- Cognitief-energetisch model
6
Q
Beschrijf ongespecificeerde ADHD.
A
Ook jongeren die niet volledig aan klinische eisen voldoen ervaren beperkingen.
- classificatie kan stigmatiserend effect hebben.
- beschrijf ook culturele, psychologische, somatische en sociale factoren die belemmeringen kunnen veroorzaken.
- betrek personen uit meer dan één context.
7
Q
Beschrijf diagnostiek van ADHD.
A
- verzamel informatie over de hulpvraag
- betrek de ouders bij het verzamelen van informatie
- zeker bij oudere jeugdige, betrek de jeugdige zelf. - wat moet je verhelderen in de anamnese
- in hoeverre passen problemen wel of niet bij ontwikkelingsfase
- hoe belemmeren de problemen het functioneren?
- analyses van sterke en zwakke punten