Toxicokinetiek ADME Flashcards
Een stof kan geabsorbeerd worden via orale inname. Er bestaan twee systemen waarin een stof terecht kan komen, welke?
Enterohepatische circulatie en presystemische eliminatie.
Wat is de enterohepatische circulatie?
De stof komt in de dunne darm terecht en gaat hier circuleren tussen het duodenum en de lever. Hierdoor vindt er een herhaling van absorptie, conjugatie, eliminatie en deconjugatie plaats.
Wat is presystemische eliminatie?
De stof gaat het gehele verteringsstelsel door en wordt zo geëlimineerd voordat distributie kan plaatsvinden.
Wat is er zo gevaarlijk aan absorptie na inhalatoire inname van gassen?
De opname van gassen in de longen gaat heel snel. Via de longcirculatie kan de stof in heel veel delen van het lichaam terecht komen.
Wat doen lipofiele stoffen?
Ze hopen op in vetweefsel en komen vrij bij vetmobilisatie bij het afvallen of bij de productie van moedermelk.
Waar hopen Pb++, Sr++ en F- zich op en hoe komen ze vrij?
Ze hopen op in de botten en komen vrij bij Ca-mobilisatie.
Waar hoopt cadmium zich op en wat vormt het?
Het hoopt zich op in de lever en nieren en bindt daar aan metallothioneïne. Dit gevormde complex (Cd-MT) is nefrotoxisch.
Waarvoor is biotransformatie nodig?
Het is de chemische omzetting na opname en voor toxines geldt dat het voor een versnelde uitscheiding en ontgiftiging zorgt.
Biotransformatie van stoffen gaat niet altijd via dezelfde weg, soms hebben stoffen al eigenschappen die nodig zijn voor biotransformatie. Beschrijf hoe een hydrofiele, polaire, lipofiele en een te hoog lipofiele stof biotransformatie ondergaat:
Hydrofiele stof: is al wateroplosbaar, dus kan gelijk via fase III worden uitgescheiden.
Polaire stof: via fase II en III.
Lipofiele stof: ondergaan van fase I, II en III. Bij fase II kan het via gal of nier al worden uitgescheiden.
Hoog lipofiele stof: eerst opgeslagen in vet en daarna fase I en III.
Wat houdt de induceerbaarheid van een enzym in?
Het vermogen van een organisme om de activiteit en/of synthese van een enzym te verhogen ten gevolge van de blootstelling aan een substraat voor dat enzym.
Wat zijn de gevolgen wanneer een organisme de activiteit/synthese van een enzym kan verhogen?
Het zorgt voor een versnelde afbraak bij herhaalde blootstelling, maar ook voor gewenning.
Via welke routes kan een stof worden uitgescheiden?
Urine, faeces, exhalatie, zweten, haren, lactatie.
Wat is het verschil tussen pinocytose en fagocytose?
Bij pinocytose ontstaat er een instulping in het celmembraan, waar extracellulair vloeistof zich vult. De instulping sluit weer en het vloeistof bevind zich in de cel (in een vesicle). Bij fagocytose strekt het celmembraan zich uit over hetgeen wat wordt opgenomen.
Wat is receptor gemedieerde endocytose?
Substraat bindt extracellulair met receptor –> opgenomen door endosoom –> substraat gedissocieerd met receptor –> receptor gerecycled en naar oppervlakte gebracht, substraat wordt gedegradeerd.
Wat is exocytose?
Het omgekeerde van endocytose, om bijvoorbeeld afvalstoffen uit de cel te transporteren.
Wat is de Kow en waarom is het belangrijk om de Kow te weten?
De Kow is een maat voor lipofiliciteit (hydrofobie). Om het stofgedrag te kunnen bepalen. Stoffen met een hoge Kow kunnen gemakkelijk membranen passeren via diffusie en hopen dus sneller op in vetweefsel.
Wat is een vereiste bij alle ADME-processen?
Membraanpassage
Gefaciliteerde passieve aspecifieke processen gaan aan de hand van?
(Eiwit)kanalen
Gefaciliteerde passieve specifieke processen gaan aan de hand van?
(Eiwit)carriers
Welke stof passeert gemakkelijk het membraan via simpele passieve diffusie?
Lipofiele stoffen
Wat houdt simpele passieve diffusie in?
De diffusie van bepaalde stoffen is aspecifiek, er is geen hulp van membraaneiwitten nodig en diffusie gaat niet tegen het gradiënt in.
Wat houdt gefaciliteerde passieve diffusie in?
De diffusie van bepaalde stoffen gaat aan de hand van membraaneiwitten (kanalen of carriers).
Wat houdt direct/primair actieve diffusie in?
De diffusie gaat tegen een gradiënt in en er is ATP nodig.
Wat houdt indirect/secundair actieve diffusie in?
De diffusie gaat tegen een gradiënt in en het herstelproces kost ATP.
Noem een voorbeeld van direct actief transport via een uniport.
Ca-ATPase pomp is een voorbeeld, hierbij gaat calcium één richting op; namelijk in de cel. Deze pomp verbruikt direct ATP om calcium tegen een gradiënt in de cel in te krijgen.
Noem een voorbeeld van direct actief transport via een antiport.
Na/K pomp is een voorbeeld, Na gaat de cel uit en K komt de cel binnen.