Extra oefenvragen Flashcards

1
Q

Wat is een exposoom?

A

Alle factoren van buitenaf die invloed hebben op je lichaam waarmee je gedurende je gehele leven mee in aanraking komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van een bepaald onderzoek zijn er een aantal meetpunten waaruit een grafiek wordt getekend. De hellingshoek is 2,57 en de p-waarde was 0,003. Kan er een verband gevonden worden tussen de determinant en uitkomst op basis van de p-waarde?

A

Nee, er kan geen verband gevonden worden tussen de determinant en uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een toxische stof heeft een corrosief effect op de hand. Wat wordt er verder voor onderzoek gedaan?

A

Niks; er wordt geen nader onderzoek gedaan. Een van de andere mogelijkheden van de multiple choice was het testen of het een toxisch effect heeft op ogen van konijnen (dit doen we dus niet, want we weten al dat de stof schadelijk is).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn ZZS’s?

a. Stoffen die verboden zijn in Europa
b. Stoffen die in het verdrag van Stockholm staan
c. Stoffen die niet in het eten mogen voorkomen
d. Stoffen die erg persistent zijn en bio-accumulatief

A

d. Stoffen die erg persistent zijn en bio-accumulatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een probleem bij toxicologisch onderzoek?

a. Vaak is het effect van een mengsel bekend, maar de ‘losse’ stof niet
b. – verzin iets –
c. Het is lastig om oorzaak en gevolg te identificeren
d. Ethische bezwaren zijn vaak een drempel

A

a. Vaak is het effect van een mengsel bekend, maar de ‘losse’ stof niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie schat risico lager in?

a. Mannen en ambtenaren
b. Mannen en industrievertegenwoordigers
c. Vrouwen en kinderen
d. Vertegenwoordigers van ECHA

A

b. Mannen en industrievertegenwoordigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is PFA?

A

Water- en vetafstotende stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stof wordt niet gebruikt om plastic week/hard te maken?

a. PFA
b. BPA
c. Ftalaten
d. PFOA

A

d. PFOA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de LD50 en wanneer kan het gebruikt worden?

A

De LD50 (lethale dosis) is de hoeveelheid van een stof die bij 50% van een populatie tot de dood leidt. Het kan gebruikt worden bij acute blootstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er was een grafiek/plaatje waarbij je moest kunnen aanwijzen wat de LOAEL, NOAEL en LOEC was. Zorg in ieder geval dat je die goed weet.

A

Joe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Casus: baby wordt blootgesteld aan stof X door de omgeving (moeder?). Wat hoort hierbij? (ik snap het antwoord zelf niet).

A

DOHD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Welke waarde kan men gebruiken als de EC50 niet bekend is?
    a. BMC
    b. LOEC
    c. ED50
    d. NOAEL
A

a. BMC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een kenmerk van ADI?

a. Om het te berekenen deel je NOEC/10
b. Er hoort standaard een verschil van factor 100 tussen
c. Bij het berekenen van de ADI wordt bij kinderen standaard een factor 10 lager berekent
d. Om het te berekenen deel je LOAEL/100

A

c. Bij het berekenen van de ADI wordt bij kinderen standaard een factor 10 lager berekent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verloop van presystemische eliminatie?

A

Oraal - absorptie maag/darm-kanaal - poortader - lever - gal - faeces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer wordt een stof als toxisch beschouwd?

A

Als de schade niet meer te compenseren is door het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een kenmerk van een hormoonverstorende stof?

A

Verstoort endocriene systeem en richt schade aan.

17
Q

Een reactie met een vetzuur-peroxyl bestaat uit 3 fases: initiatie, propagatie, terminatie. Wat gebeurt er bij de stap van propagatie?

A

Het vetzuur-peroxyl bindt een H+ aan een vetzuur (hierdoor wordt het meer hydrofiel en kan het makkelijker worden opgenomen en uitgescheiden)

18
Q

Wat is de ultieme toxicant van CCI4 en hoe veroorzaakt het leverschade?

A

CI, door lipide peroxidatie

19
Q

Waarom is de bijnier vaak een target voor toxische stoffen?

A

De bijnier is heel lipofiel en veel toxische stoffen zijn vetachtig.

20
Q

In welke zone is schade door CCI4 in de lever acinus te zien?

A

Zone 3

21
Q

In welke generatie is een transgenerationeel effect van een toxische stof die in P0 wordt toegepast teruggevonden?

a. P1
b. P2
c. P3
d. P1-3

A

c. P3

22
Q

Wat is de klinische manifestatie van acute CCI4 intoxicatie?

A

Steatose

23
Q

Iets met: 30. BPA 0,00005 potentie gedeeld door 20.000 nm = 1 nm E2. Male estrogen receptor (Ik heb geen idee in welke vraag/antwoord dit stond).

A

Joe

24
Q

Er is een dose-respons curve geplot met op de Y-as de RFU, en de X-as de nM van de stof die is gebruikt. In deze grafiek zijn 3 stoffen afgebeeld, stof A, E2 (estradiol) en stof B. Beeld je even in dat deze alle drie een sigmoidale lijn hebben, stof A het meest links in de grafiek, E2 in het midden en stof B het meest rechts in de grafiek.
Wat kan je op basis hiervan zeggen over stof A?

A

Dat stof A 5x zo goed aan de receptor bind als E2.

25
Q

Wat is een kenmerk van toxische eiwitten?

A

Persistente eiwitten vermijden eiwitinductie

26
Q
  1. Een zwak zuur heeft een pKa van 6,0. Waar wordt deze stof het beste opgenomen?
    a. Bij een pH van 6,0 (mond)
    b. Bij een pH van 3,0 (maag)
    c. Bij een pH van 9,0 (darmen)
A

b. bij een pH van 3,0 (omdat het is een zwak zuur, wat betekent dat het in een nog zuurdere omgeving het sneller uit elkaar zal vallen)

27
Q

Welke stof komt van nature voor in het milieu?

a. Dioxines
b. Fijnstof
c. PFAs
d. Aflatoxine

A

a. dioxines

28
Q
  1. Het figuur laat een typische dose-response curve zien. De letters F t/m I zijn data punten van een biologisch effect van gemeten is in een experiment. Het sterretje (*) geeft aan dat het effect statistisch gezien significant verschillend is van de controle. Hierbij lastig te zeggen hoe de figuur eruit ziet, in ieder geval is de vraag vervolgens met welke letter de NOAEL wordt weergegeven.
A

OK

29
Q

Waar staat REACH voor?

A

Restriction, Evaluation, Authorisation of Chemicals

30
Q

Er is een onderzoek gedaan in het gebied rondom een industrie waar een gevaarlijke stof ook in het water terecht kan komen. Een mede-onderzoeker stelt voor dat het resultaat kan afwijken door Forensen (mensen die ergens anders wonen dan dat ze werken). Waar moet rekening mee worden gehouden?

a. Dat ze met de auto naar werk gaan waardoor BMI hoger is
b. Er hoeft geen rekening mee gehouden te worden
c. Uitkomst wordt overschat
d. Uitkomst wordt onderschat

A

d. Uitkomst wordt onderschat