Dose-response en risicobeoordeling Flashcards

1
Q

Wat is risicobeoordeling?

A

Op basis van wetenschappelijk onderzoek wordt de hazard, blootstelling en risico bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is risicomanagement?

A

Het is een beleidsmatige afweging, dat inhoudt dat een bedrijf beperkende maatregelen selecteert en implementeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is risicocommunicatie?

A

Een interactieve uitwisseling van informatie en meningen over risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is toxicologie?

A

Het bestuderen van schadelijke effecten van een biologische, fysische of chemische agentia op een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Via welke route wordt een stof het effectiefst opgenomen in het lichaam?

A

Via inhalatie, omdat een stof gelijk in de bloedstroom terecht komt en de darm en lever hiermee worden vermeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de kinetiek van een stof?

A

Wat het lichaam met de stof doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de dynamiek van een stof?

A

Wat de stof met het lichaam doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar bestaat de biokinetiek (ADME) uit?

A

Absorptie (oraal, dermaal, inhalatie), Distributie, Metabolisme (biotransformatie) en Eliminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is biotransformatie?

A

Biotransformatie is het veranderen van de structuur van een stof zodat het makkelijker vervoerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de drie fasen van biotransformatie:

A

Fase I: Oxidatie/Hydrolyse/Reductie: het toevoegen van een polaire groep waardoor een reactief handvat ontstaat dat nodig is voor fase II.
Fase II: Conjugatie: de stof wordt beter oplosbaar gemaakt door een wateroplosbaar molecuul te koppelen aan het reactieve handvat van de stof. De stof kan zo makkelijker worden uitgescheiden.
Fase II: Eliminatie/excretie: actief transport van de stof uit de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn therapeutische chemische stoffen?

A

Stoffen die in een hoge/lage mate een ongewenst effect kunnen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn adverse, schadelijke of toxische effecten?

A

Effecten die schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, dier en milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor ongewenste toxische effecten kunnen ontstaan?

A

Chemische allergie, idiosyncratische reactie, acuut of vertraagde toxiciteit, interactie van chemische stof met een andere stof, ontstaan van tolerantie, of een stof reversibel of irreversibel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn manieren van ons lichaam om te voorkomen dat cellen dood gaat door cytotoxiciteit?

A

Anti-oxidanten (glutathione, vitaminen), fase II biotransformatie, reductief maken ipv oxidatief, adaptatie, genexpressie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke organen hebben een kleinere kans om vergiftigd te worden en waarom?

A

De lever en nieren, omdat zij een hoog metabolisme en hoge bloed doorvoer hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de Bench Mark Response?

A

De BMR is een vooraf vastgestelde verandering in effect (bijv. 10%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Bench Mark Dose?

A

De BMD is een dosis/concentratie die de vooraf vastgestelde verandering bij een BMR van 10% in effect veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is ADI en hoe bereken je dit?

A

Acceptable Daily Intake –> NOAEL/Safety factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn doelen van een risico analyse?

A
  1. Risico-batenafweging
  2. Risico waarden vaststellen
  3. Prioritisering
  4. Risico monitoring
20
Q

Wat zijn de stappen van een toxicologische risicobeoordeling?

A
  1. Vaststellen van de blootstelling
  2. Identificatie van intrinsieke gevaarlijke eigenschap (hazard)
  3. Karakterisering eigenschap (dosis-effect)
  4. Vaststellen van het risico
21
Q

Gewoon lezen

A

Fase I: Alkylatie, oxylatie, oxidatie, aminatie
Fase II: glucuronidation, sulfation, methylation, acetylation, glutathione conjugation, and amino acid conjugation
Fase III: ATPbinding cassette (ABC) family (e.g. PgP, MDR, BCRP

22
Q

Wanneer heeft een hazard een giftig effect in het lichaam?

A

Wanneer er een reactieve metaboliet ontstaat en datgeen een reactie aangaat met een kritiek target

23
Q

Wat is een toxicant?

A

Een toxische stof geproduceerd door of als bijproduct van menselijke activiteit

24
Q

Wat is de EC50?

A

Concentratie van een stof waarbij 50% van het effect van de stof wordt gezien

25
Q

Wat is de NO(A)EL?

A

Dosis/Concentratie waarbij er geen geobserveerde effecten van de stof gezien kunnen worden (No Observed (Adverse) Effect Level)

26
Q

Wat is de LO(A)EL?

A

Dosis/Concentratie waarbij er een minimaal effect van de stof zichtbaar wordt (Lowest Observed (Adverse) Effect Level).

27
Q

Wat is de ED50?

A

De dosis die bij 50% van de populatie een therapeutisch effect geeft.

28
Q

Wat is de TD50?

A

De (toxische) dosis die bij 50% van de populatie toxiciteit geeft.

29
Q

Hoe bereken je de therapeutische index? En is een hoge of lage TI veiliger?

A

TI= TD50 / ED50

Een hogere TI is veiliger.

30
Q

Wat is de farmacologie?

A

De gunstige effecten van agentia op levende organismen.

31
Q

Waar gaat mechanistische toxicologie over?

A

Cellulaire, biochemische en moleculaire mechanismen. (kan vervolgens vertaald worden naar dierproeven).

32
Q

Waar gaat regulatoire toxicologie over?

A

Het bepalen welke levels van de agentia veilig zijn (gebaseerd op toxicologische data).

33
Q

Waar gaat beschrijvende toxicologie over?

A

Testen voor toxiciteit en veiligheidswaarden (in vitro en in vivo).

34
Q

Reacties die helpen bij het toevoegen van een polaire groep tijdens fase I van biotransformatie zijn: (leer dit niet uit je hoofd, (althans denk ik niet nodig))

A

N- and Odealkylation, aliphatic and aromatic hydroxylation, N-and Soxidation, and deamination

35
Q

Reacties die wateroplosbare moleculen toevoegen zodat ze makkelijker kunnen worden uitgescheiden zijn: (leer dit niet uit je hoofd).

A

glucuronidation, sulfation, methylation, acetylation, glutathione conjugation, and amino acid conjugation.

36
Q

Wat is risicobeoordeling?

A

Een kwantitatieve schatting van mogelijk effect op gezondheid door blootstelling

37
Q

Welke onderwerpen hebben met kinetiek te maken?

A

Blootstelling (internal/external), dosis (intake/uptake) en biokinetiek (ADME)

38
Q

Reactieve intermediaren zijn belangrijk bij het ontstaan van cytotoxiciteit. Waar zorgen deze reactieve intermediaren voor?

A

De cel fysiologie veranderd doordat de reactieve intermediaren binden aan DNA, eiwitten en vetzuren. Hierdoor is er ATP depletie en een verandering in de Ca2+-huishouding.

39
Q

Wanneer heeft een stof in een grafiek een hogere potentie en wanneer een hogere efficacy?

A

Een stof heeft een hogere potentie wanneer deze in de grafiek het meest naar links ligt (en daarmee een kleinere EC50 heeft, dus minder stof nodig heeft om 50% van het effect te krijgen). Een stof heeft een hogere efficacy wanneer de lijn hoger ligt (de EC50 kan van beide stoffen even hoog zijn, maar kunnen alsnog verschillen in efficacy).

40
Q

Waar is de NOAEL in een grafiek te vinden?

A

De NOAEL is de hoogste blootstelling aan de stof zonder dat er effect is. Dus de NOAEL is het laatste puntje voordat de lijn stijgt (en er effect zichtbaar wordt).

41
Q

Waar is de LOAEL in een grafiek te vinden?

A

Het eerste puntje na de NOAEL.

42
Q

De bench mark dose wijs je aan op de y-as of x-as? En de bench mark response?

A

De y-as (dosis), de x-as (respons).

43
Q

Wat veroorzaakt een te lage concentratie aan vitamine A? En een te hoge?

A

Een te lage concentratie veroorzaakt blindheid, droge huid en toenemende infecties. Een te hoge concentratie veroorzaakt anorexia, bloedarmoede, bloedneus, spier- en gewrichtspijn.

44
Q

Wat is de margin of safety en hoe bereken je het?

A

Het is de verhouding tussen de lethale concentratie dat dodelijk is voor 1% van de populatie en de effectieve dosis voor 99% van de populatie. TD1/ED99

45
Q

(Van wikipedia, maar misschien belangrijk om te weten)? Is de LD50 of de margin of safety een betere safety index voor stoffen die zowel een gewenst als ongewenst effect hebben? Waarom?

A

De margin of safety is beter te gebruiken voor stoffen die zowel ongewenst als gewenst effecten hebben. Dit is omdat de margin of safety rekening houdt met het feit dat bij het ene individu een dosis een gewenst effect kan geven en bij de andere individu dit ongewenst kan zijn.