tox HC W1 Flashcards

1
Q

Wat is toxicologie

A

leer der vergiften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

acute vergiftiging

A

is het resultaat van een eenmalige, kortdurende bloostelling van mens of dier aan een giftige stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blootstelling

A

Mens of dier komt in aanraking met een verbinding of product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

forensische toxicologie +

A

alle aspecten van toxicologie in relatie tot de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 soorten van FT

A

Post mortem - is de dood stofgerelateerd?
Human Performance Toxicologie - gaat over gedrag toestand persoon
Environmental Tox - vervuiling door bv dumping of ongelukken met effecten op mens en milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 fasen van forensische tox

A

Pre analytische fse - monsterkeuze
Analytische fase - kwalitatief (screening/identificatie) en kwantitatief (gehaltebepaling)
postanalythische fase - interpretatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dosis

A

hoeveel er van de stof is ingenomen en bepaald ook wanneer een stof giftig is. Bepaald alles: geen effect, therapeutisch effect, gewenst niet therapeutisch effect, ongewenste effecten en dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vergiftiging

A

Een medisch of maatschappelijk onaanwaardbare situatie, waarin een mens is terecht gekomen, ten gevolge van een voor dat individu te hoge dosis van een exogene stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

manieren inname van stof

A

oraal, inhaleren, onder tong, injecteren, huid, rectaal, oog , neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Farmacologie

A

Farmacokunetiek - wat doet het lichaam met een stof
Farmacodynamiek - wat doet een stof met het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Absorptie

A

stof moet in bloedbaan komen door celmembranen te passeren - selectief doorlaatbaar. Passieve diffusie - van hoog naar lage concentratie geen energie. actief transport - energie om tegen de normale diffusie in te kunnen werken kan verzadiging optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bioavailibility

A

Hoeveelheid geabsorbeerde stof te.o.v hoeveelheid toegediende stof - procentueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

factoren bioavailitbility

A

oplosbaarheid - opgelost sneller dan vast
concentratie - diffusie sterker bij groter concentratie verschil
oppervlakte - groter is beter
Bloedtoevoer - toegenomen is beter
pH -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Distributie

A

Verdelen van stof over het lichaam. Goed doorbloedde gebieden eerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly