tour 1 - étape 2 (begrijpen) Flashcards
1
Q
une croissance
A
een groei
2
Q
la malbouffe
A
de junkfood
3
Q
la moquerie
A
de spot
4
Q
fluide
A
soepel, vloeiend (hier: genderfluïde)
5
Q
céder à
A
toegeven aan
6
Q
estimer
A
denken, menen
7
Q
se mobiliser
A
zich mobiliseren
8
Q
subir
A
ondergaan
9
Q
détourner le regard
A
de blik afwenden
10
Q
être déterminé, déterminée (à)
A
vastberaden zijn (om)
11
Q
faire sa part
A
zijn deel doen
12
Q
se mettre en action
A
tot actie overgaan
13
Q
prendre un tournant (incoyable, supernant…)
A
een (ongelooflijke, verrassende…) wending nemen
14
Q
réduire son empreinte écologique
A
zijn ecologische voetafruk verkleinen
15
Q
se rendre compte de
A
zich bewust zijn van