le professeur peut vous/te demander de faire guelgue chose fr -> ned Flashcards
ouvrez/fermez la porte
open/sluit de deur
prenez votre livre à la page 10
neem jullie boek op bladzijde 10
notez la réponse
noteer het antwoord
faites le devoir/l’exercice
maak het huiswerk/de oefeningen
refaites cet exercice oralement
hermaak deze oefeningen mondeling
cachez la colonne droite
dek de rechterkolom af
allumez la lumière
steek het licht aan
epelez le mot
spel het woord
lisez la phrase à haute voix/en silence
lees de zin luidop/in stilte
asseyez-vous
ga zitten
traduisez (le texte)
vertaal (de tekst)
ecrivez un dialogue
schrijf een dialoog
soulignez les adjectifs en vert
onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden in het groen
etudiez ceci pour demain
studeer dit tegen morgen
faites l’exercice par écrit
maak de oefeningen schriftelijk
préparez un dialogue
bereid een dialoog voor
effacez le tableau s’il vous plaît,
veeg het bord schoon alstublieft
faites l’exercice comme devoir
maak de oefening als huiswerk
combinez correctement
combineer op de juiste manier
faites l’exercice oralement
maak de oefening mondeling
cherchez un exemple dans le texte
zoek een voorbeeld in de tekst
levez-vous/ levez la main
sta op/ steek jullie hand op
notez la phrase au tableau
noteer de zin op het bord
formez une bonne phrase
maak een goede zin
faites un brouillon
maak een kladversie
choisissez la bonne réponse
kies het juiste antwoord
répondez aux questions
antwoord op de vragen
répondez oralement/ par écrit
antwoord mondeling/ schriftelijk
ecrivez en toutes lettres
schrijf voluit
comment dit-on…
hoe zegt men…
mettez les mots dans le bon ordre
zet de woorden in de goede volgorde
ecrivez dans le bon ordre
schrijf in de goede volgorde
mettez au singulier/pluriel/masculin/féminin
zet in het enkelvoud/meervoud/mannelijk/vrouwelijk
ecrivee le numéro près du dessin correspondante
schrijf het nummer bij de juiste tekening
ecrivez le numéro dans la case correspondante
schrijf het nummer in het juiste kader
vrai ou faux d’après le texte
waar of fout volgens de tekst
ces affirmations sont vraies ou fausses? expliquez/corrigez si c’est faux
zijn deze beweringen juist of fout? leg uit/verbeter als het fout is
donnez un synonyme
geef een synoniem
donnez le contraire
geef het tegenovergestelde
indiquez… (la bonne réplique)
duid (de goede republiek) aan
soulignez/surlignez… (l’intrus)
encerclez/entourez…
onderstreep/markeer… (het woord dat niet past in de lijst/”de vreemde eend”)
omcirkel…
dites en…
zeg in…
transformez…
zet om…
complétez… (la grille)
vervolledig… (het rooster)
ajoutez un e muet
voeg een doffe -e toe
faites l’accord
maak de overeenkomst/aanpassing (van een werkwoord/bijvoeglijk naamwoord/…)
donnez un exemple
geef een voorbeeld