Toetsen van causale hypothesen Flashcards

1
Q

Stap 1 padmodel maken

A

Maak een lijst met variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stap 2 padmodel maken

A

Beschrijf de causale hypothese hiertussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stap 3 padmodel maken

A

Teken de relaties in een conceptueel model
het conceptuele model geeft schematische de relaties tussen de variabelen weer. Dit is nog niet het uiteindelijke
padmodel, daarvoor zijn nog een paar extra stappen nodig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 4a padmodel maken

A

Identificeer endogene variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stap 4B padmodel maken

A

Voeg disturbance termen toe en teken de relaties tussen de exogene variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 5 padmodel maken

A

Ga na of er noodzakelijke uitbreidingen nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Endogene variabelen

A

De variabele wordt verklaard door andere variabelen in het model. Er gaan minimaal 1 pijl naartoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Exogene variabelen

A

De variabele fungeert alleen als een predictor binnen het model. Het wordt niet verklaard door andere variabelen in het model, en er gaat ook geen pijl naartoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Multicorrelariteit in padmodellen

A

Relaties tussen exogene variabelen. Vaak worden deze weggelaten voor de leesbaarheid van het model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Disturbance

A

Het onverklaarde deel, komt altijd bij endogene variabelen erbij. Er zijn 2 aannamens van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 aannames van disturbance termen

A
  • De disturbances zijn ongecorreleerd met elkaar
  • De disturbances zijn ongecorreleerd met exogene variabelen in het model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn noodzakelijke uitbreidingen?

A

Alle variabelen die een schijnrelatie kunnen veroorzaken tussen 2 variabelen met een verondersteld causaal verband ertussen

om ervoor te zorgen dat je zo accuraat mogelijke inschattingen krijgt van de
(veronderstelde) causale effecten – mag je geen variabelen weglaten die volgens de theorie (of een alternatieve theorie) een invloed hebben op tenminste twee van de variabelen in het model, waarvan tenminste één endogeen (d.w.z., variabelen die
mogelijk directe of indirecte schijnrelaties veroorzaken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gouden regel van padmodellen

A

Alle variabelen die een schijnrelatie kunnen veroorzaken tussen 2 variabelen met een verondersteld causaal verband ertussen moeten worden meegenomen in het model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1e basischeck padanalyse

A

Alle directe effecten in het padmodel zijn voldoende theoretisch onderbouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2e basischeck padanalyse

A

Er zijn geen effecten weggelaten tussen de variabelen in het model die er volgens de theorie wel moeten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3e basischeck padanalyse

A

Er zijn geen variabelen weggelaten waarvan redelijkerwijs verondersteld (of vermoed) kan worden
dat die een invloed hebben op tenminste twee van de variabelen in het model, waarvan tenminste
één endogeen (alle mogelijke confounders die directe of indirecte schijnrelaties kunnen
veroorzaken zijn in het model opgenomen).

17
Q

4e basischeck padanalyse

A

Er zijn geen moderatoren weggelaten die er volgens de theorie wel zijn, dus wanneer volgens de theorie de sterkte van een effect afhangt van 1 of meer andere variabelen, dan moet dat in het padmodel zichtbaar zijn

18
Q

Stap 1 regressievergelijking opstellen

A

Identificeer endogene variabelen

19
Q

Stap 2 regressievergelijking opstellen

A

Stel per endogene variabele een vergelijking op met als afhankelijke variabele de betreffende endogene variabele en als predictoren alle variabelen die een direct effect hebben op deze endogene variabele

20
Q

Recursie

A

Het optreden van een opeenvolging van constructies waarvan elk afzonderlijk gebaseerd is op 1 of meer soortgelijke voorgaande constructies

21
Q

recursief model

A

Alle effecten zijn unidirectioneel en de disturbances zijn ongecorreleerd met andere disturbance terms

22
Q

Wanneer is een model niet recursief

A
  • 1 of meer dubbele pijlen tussen disturbance termen of endogene termen
  • 1 of meer wederkerige effecten in het model
  • 1 of meer feedbackloops, waar een variabele effect heeft op zichzelf
23
Q

Waarom heeft een recursief model de voorkeur

A
  • Beter te interpreteren
  • Kunt multiple regressie doen
24
Q

Correlationele interpretatie van Y = A+ b1x + *disturbance

A

Een verschil van 1 eenheid in X gaat samen met een gemeiddeld verschil van b1 eenheden in Y

25
Q

Causale interpretatie Y = a + b1X + *disturbance

A

Elke toename van 1 eenheid in x leidt tot een toename van b1 eenheden in Y

26
Q

Padmodel

A

“een padmodel is een hypothese over
onderliggende causale processen die de geobserveerde correlaties tussen twee of meer variabelen verklaren”

Het is een statistische weergave van de veronderstelde causale relaties in de populatie

27
Q

Doel padanalyse

A

“empirisch onderzoeken of de
causale hypothesen die we hebben opgesteld over
onderliggende psychologische processen de
samenhang mogelijk verklaren → theorievorming →
toegepaste psychologie.”

28
Q

De padanalyse variant van errorvariantie of residuele varianties

A

Disturbance

29
Q

Nadeel recursief model

A

Beperkter toepaspaar, met name omdat het wederkerige effecten uitsluit

30
Q

Waar komt het schatten van recursieve modellen als het ware op neer?

A

Multiple regressie analyse, een analyse voor elke endogene variabele

31
Q

Hoe stel je de regressievergelijkingen van een padmodel op?

A
  1. Identificeer de endogene variabelen
  2. Stel per endogene variabele een vergelijking op, met als afhankelijke variabele de betreffende endogene variabele en als predictoren alle variabelen die een direct effect op deze endogene variabele (!).
32
Q
A