CFA RMSEA SEM Flashcards

1
Q

Wanneer gebruik je PCA

A

Als je alle variantie die er is wil verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer gebruik je EFA

A

Als je juist wil kijken naar de samenhang van items, aan de hand van 1 of meer factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een probleem bij grote residuen?

A

Een lage betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit is de totale variantie opgebouwd?

A

De common variance en unieke variance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Synoniem common variance

A

Communality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe bereken je communality

A

Je telt de eigenwaardes van de items die je wil bekijken op, en deelt dit door het totale aantal items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit is unieke variantie opgebouwd?

A

Specifieke en error variantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Error variantie

A

Meetfouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Specifieke variantie

A

Variantie specifiek voor het item maar die niet wordt gedeeld met andere items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 verschillen EFA en PCA

A
  1. We beschouwen de factoren als oorzaken bij EFA
  2. We verdelen de itemvariantie in 2 componenten, gezamelijk en uniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken EFA

A
  • Geen specifieke hypothese van tevoren
  • Je begint met een geschat aantal factoren, en kijkt hierna of dit klopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel items heb je minimaal nodig voor EFA

A

Minimaal 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bereken je het aantal unieke itemcorrelaties

A

Je kijkt naar het aantal indicatoren

Als je er 4 hebt:
(4x(4-1) /2
(4x3)/ 2
12/2
6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Variantie bij gestandaardiseerde variabelen

A

Variantie is 1

Covariantie = correlatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iteratief zoeken

A

Je begint met een schatting van de communaliteiten. Als je deze hebt update je de gereduceerde correlatie matrix door de communaliteiten te berekenen van het geschatte model. Hierna ga je weer op zoek naar factorladingen waarmee je de huidige gereduceerde correlatie matrix het best kunt verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Veelgebruikte initiele schatting van de communaliteit

A

De R-square die je krijgt als je het betreffende item regresseert op alle andere items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

4 stappen om je EFA te controleren

A
  1. Prechecks, is EFA zinvol?
  2. Kies het aantal factoren dat je wil extraheren
  3. Schat het factor model met het gekozen aantal factoren en de geigende rotatie
  4. Evalueren van de factoroplossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Deelvragen van prechecks, is EFA zinvol

A
  • Is je steekproef groot genoeg
  • Voldoen de data aan bepaalde verdelingsaannames
  • Is de samenhang tussen de items factoriseerbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Is je steekproef groot genoeg?

A

Hier is een vuistregel voor, je moet minimaal 5 waarnemingen per item hebben, maar 100 man als absolute ondergrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voldoen de data aan bepaalde verdelingsaannames?

A
  1. Onafhankelijke observaties
  2. Scores op geobserveerde variabelen zijn continu en getrokken uit normaal verdeelde populatie
  3. Scores op latente variabelen zijn ook normaal verdeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Is de samenhang tussen de items factoriseerbaar?

A

3 vuistregels
- Minstens 60% van de correlaties is groter dan 0.3
- Bartlett’s spericity test is significant
- KMO-index

22
Q

Waar staat KMO voor

A

Kaiser Meyes Olkin index

23
Q

Bartlett’s specirity test

A

De toets test H0: alle interitem correlaties zijn 0
vs
h1: 1 of meer correlaties wijken af van 0

24
Q

Onvoldoende KMO index

A

onder de 0.6

25
Q

matig tot redelijke kmo index

26
Q

adquate kmo index

A

boven de 0.8

27
Q

Wat is belangrijk voor stap 2: kies het aantal factoren dat je wil extraheren

A

Je MOET minimaal 3 items per factor hebben

28
Q

Over welke 2 dingen moet je een beslissing nemen bij stap 3: schat het factor model met het gekozen aantal factoren en de geeigende rotatie?

A
  • Welke schattingsmethode gebruik je
  • Welke rotatiemethode gebruik je
29
Q

CFA

A

Conformatieve factoranalyse

30
Q

Eisen CFA

A
  • Een aantal ladingen is vastgesteld op 0
  • De rest van de ladingen worden wel geschat
  • Items mogen op meerdere factoren laden, als er per factor maar enkele unieke items zijn
  • Wordt meestal gebruikt om een simpele structuur te forceren
  • Roteren mag niet!!
31
Q

Voordelen CFA

A
  • Modellen zijn spaarzamer
  • Correlaties tussen disturbance termen kunnen worden gemodereerd
  • Schatten van de orrelaties tussen de constructen wordt gecorrigeerd voor meetfouten
  • Je kunt verschillende theorien over de onderliggende structuur gemakkelijk vergelijken
  • Je kunt formeel onderzoeken of de factorstructuur vergelijkbaar is tussen groepen of over tijd
32
Q

Nadelen CFA

A
  • Je hebt speciale software nodig
  • Normaliteitsassumpties spelen een zwaardere rol
  • Je hebt een goede theoretische basis nodig
33
Q

Waarom spelen bij CFA normaliteitsassumpties een zwaardere rol?

A

Omdat je niet alleen de structuur gaat exploreren maar ook formele hypothesetoetsen uitvoert. Als de aannames geschonden zijn kun je niet vertrouwen op de toetsen

34
Q

Model fit onderzoek

A

Met behulp van een formele statistische nulhypothese toets kijken of het model past

of

Met behulp van beschrijvende grootheden kijken

35
Q

Welke toets hoort bij modelfit?

A

De chi kwadraat toets

36
Q

Wat is de H0 bij de chi kwadraat toets?

A

Alle residuele correlaties zijn 0

37
Q

Wat als je H0 bij de chi kwadraat toets verwerpt?

A

Je hebt dan een significante misfit

38
Q

Wat als je de H0 bij de chi kwadraat toets niet verwerpt

A

Dan heb je nog niet aangetoond dat je een significante misfit hebt

39
Q

Kanttekening bij de chi kwadraat toets

A
  • Bij hele grote steekproeven wordt deze bijna altijd verworpen
  • Bij hele kleine steekproeven heb je juist geen power. Deze is pas significant als de residuele correlaties heel groot zijn
40
Q

Modelfit onderzoek met behulp van beschrijvende grootheden

A

Je kijkt naar de RMSEA

41
Q

RMSEA afkorting

A

Root mean squared error of approcimation

De wortel van het gemiddelde van de gekwadrateerde residuele correlaties

42
Q

RMSEA perfect fit

43
Q

RMSEA close fit

44
Q

RMSEA =approximate / voldoende fit

45
Q

RMSEA slechte fit

A

meer dan 0.08

46
Q

Kenmerken RMSEA

A
  • Het is een index, geen statistische toets
  • je berekent hem uit een steekproef
  • Het heeft een SE en betrouwbaarheidsinterval
47
Q

SEM afkorting

A

Structural equation models

48
Q

Wat voor iets is SEM

A

Een combinatie tussen CFA en padanalyse

49
Q

2 delen van SEM

A
  • Een meetmodel waarin de indicatoren worden gelinkt aan de latente variabelen
  • Structureel model waarin de latente variabelen aan elkaar worden gelinkt
50
Q

Voordelen SEM

A
  • Padanalyse en FA in 1 analyse
  • De analyse is gebaseerd op afzonderlijke indicatoren ipv somscores, dus niet steunen op somscores maar rekening houdend met factorladingen voor latente variabelen
  • Correctie voor meetfouten in de indicatoren
  • Grote padmodellen schatten met 1 analyse
  • Niet recursieve padmodellen schatten
  • Niet alleen aparte causale effecten toetsen, maar ook het model als geheel
  • Modellen vergelijken met de model fit
51
Q

Nadelen SEM

A
  • Het gebruikt de maximum likelihood schatting
  • ML neemt aan dat de variabelen normaal verdeeld zijn. Schending hiervan heeft een grote impact op het hele model, zelfs als dit maar voor een paar variabelen is
  • Je hebt een grotere steekproef nodig
52
Q

Combinatie CFA en model fit

A

Het CFA model is een hypothese over de onderliggende latente variabele structuur die de varianties en samenhang in en tussen de items verklaren. Op basis van empirische gegevens kunnen we de hypothese onderzoeken! =>
model-fit onderzoek