thema 9 planten Flashcards
1 nerf
vertakkingen van vaatbundels in (bloem) bladeren
1 opperhuid
dunne, buitenste laag aaneengesloten cellen met een waslaagje er op
1 sluitcel
hiermee kan het huidmondje openen en sluiten
2 bastvaten
vervoeren water en energieke stoffen van de bladeren naar alle delen van de plant
2 cellulose
stof die stevigheid geeft aan de celwanden van plantaardige cellen
2 houtachtige plant
plant die stevig is door houtstof
2 houtstof
stof die stevigheid geeft aan de celwanten van houtvaten en vezels
2 kruidachtige plant
plant die stevig is door vocht in de vacuolen
2 vaatbundel
houtvaten en bastvaten: vervoeren water en opgeloste stoffen van de wortels naar de bladeren en omgekeerd
2 worteldruk
de wortels van een plant ‘persen’ het water in de houtvaten omhoog.
2 wortelhaar
uitstulping van opperhuid van wortels; neemt water en opgeloste mineralen op.
3 assimilatie
samenstellen, opbouwen,
3 bouwstof
stof die wordt gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (voor opbouw en herstel)
3 brandstof
stof die word gebruikt bij de verbranding
3 eiwit
kan worden gevormd uit glucose en nitraat; komt voorin het cytoplasma van cellen
3 koolhydraat
suikers, bijv. glucose, zetmeel en cellulose
3 reservestof
stof die word opgeslagen, bijv. in ondergrondse plantendelen
3 vet
kan worden gevormd uit glucose; komt veel voor in zaden
3 zetmeel
een koolhydraat dat in planten dient als reservestof
4 bloemkelk
bestaat uit kelkbladeren